Het einde van het "Zwaar Water" in Noorwegen

 

Vemork is de naam van een klein plaatsje, bij Rjukan, in de gemeente Tinn in de Noorse provincie Telemark. De plaats ligt in het Hjartdal, ten zuidoosten van de hoogvlakte Hardangervidda. Omliggende plaatsen zijn Vinje, Tokke, Seljord en Notodden.

Samuel (Sam) Eyde, (Arendal, 29 oktober 1866 - ?g?dstrand, 21 juni 1940) was een Noors ingenieur en ondernemer. Hij is met name bekend als mede-oprichter van de multinational Norsk Hydro en mede-uitvinder van het Birkeland-Eydeproces.   Kristian Olaf Birkeland (Oslo, 13 december 1867 ? Tokio, 15 juni 1917) was een Noors natuurkundige. Hij verklaarde als eerste het noorderlicht, vond de Coilgun uit, ontwikkelde het Birkeland-Eydeproces voor productie van salpeterzuur voor kunstmest en stichtte de firma Norsk Hydro om dit industrieel toe te passen.  

Birkeland-Eydeproces was een van de eerste industri?e processen voor stikstoffixatie dat gebruikmaakte van een vlamboog of elektrische boog. Die kan de stikstof (N2) in lucht oxideren tot stikstofmonoxide, waarmee salpeterzuur en kunstmest bereid worden.

Het proces werd ontwikkeld door de Noorse industrieel en wetenschapper Kristian Birkeland samen met zijn zakenpartner Samuel Eyde in 1903. De chemische omzetting in een vlamboog was reeds door Henry Cavendish in de negentiende eeuw ontdekt.

Birkeland werkte samen met Eyde het Birkeland-Eydeproces uit in een prototype. Om dit in praktijk te brengen, richtten ze de firma Norsk Hydro op.

 

Waterkrachtcentrale

Vemork dankt zijn bekendheid aan de gelijknamige waterkrachtcentrale, die van 1906 tot 1911 werd gebouwd om energie op te wekken uit de Rjukanfossen, een 104 m hoge waterval. Bij de bouw was het de grootste waterkrachtcentrale ter wereld. Met behulp van de opgewekte energie werd in een nabijgelegen fabriek kunstmest gefabriceerd.

De waterkrachtcentrale en het buizenstelsel zijn inmiddels niet meer in gebruik. Het huisvest nu het Norsk Industriarbeidermuseum. Een nieuwe waterkrachtcentrale is gebouwd in de berg achter het huidige museum. Deze krijgt zijn aanvoer via een tunnel en wekt energie op door middel van twee Francisturbines die samen 200MW energie leveren. De brug in Vemork is een bekende plaats om te bungeejumpen.

 

Zwaar water fabriek

Bij de centrale bouwde Norsk Hydro van 1927 tot 1934 de eerste commerci?e fabriek voor zwaar water, oorspronkelijk een nevenproduct dat bij de fabricage van kunstmest ontstond.

Vemork in Noorwegen '40-'45
 
In 1938 ontdekte Professor Otto Hahn in het Kaiser Wilhelm Instituut in Berlijn het verschijnsel kernsplitsing. Het bleek dat de combinatie van Deuteriumoxide (D2O) en uranium tot een controleerbare splitsing kon leiden. Dit proces maakte de ontwikkeling van kernernergie, maar ook van een kernwapen mogelijk. De enige plaats ter wereld waar in die tijd op grote schaal Deuteriumoxide werd geproduceerd was in een fabriek bij Vemork, gelegen in de Rjukanvallei in het midden van zuidelijk Noorwegen, aan de rand van Hardangervidda. Deuteriumoxide, ook wel zwaar-water genoemd, was een bijproduct van het produceren van waterstof. Waterstof wordt gebruikt voor de productie van ammoniak wat op zijn beurt weer gebruikt wordt voor de fabricage van kunstmest. Churchill geloofde aanvankelijk niet in de mogelijkheid van het produceren van een sinister nieuw soort explosief waarmee de vijand vernietigd zou kunnen worden. Alleen een handvol vooraanstaande wetenschappers was zich van het gevaar bewust.

Albert Einstein had president Roosevelt al gewaarschuwd over de snelle vorderingen die gemaakt werden op het gebied van nucleair onderzoek in Duitsland. Daarop werd in Amerika het bekende Manhattan project gestart en werden grote sommen geld beschikbaar gesteld aan een groep geleerden die de achterstand op de ontwikkelingen die in Duitsland gaande waren in te lopen

Tot opluchting van de Geallieerden was het de Franse chemicus Curie gelukt om de reeds geproduceerde voorraad zwaar water uit Noorwegen te smokkelen voordat de nazi's het land binnenvielen. Via Nederland en Frankrijk werd het zwaar-water naar Engeland getransporteerd.
In Whitehall sloegen in mei 1941 alle stoppen door, de nazi's wilden de productie van zwaar water in de fabriek van Norsk Hydro in Vemork opvoeren tot 500 kg per maand. Niemand hoefde zich af te vragen waar de nazi's deze hoeveelheden zwaar water voor nodig hadden, namelijk de ontwikkeling van een atoombom.

Eerste prototype voor het maken van Zwaar Water

Dit bericht was binnen gekomen via inlichtingen die verzameld werden door het Noorse verzet en het werd meteen geclassificeerd als Top-Secret.
Tegen het einde van 1941 kwam het bevel vanuit Berlijn om de productie te verdrievoudigen, er was nu geen twijfel meer mogelijk, Hilter zette alles op alles om de race om de atoombom te winnen.

De productie van zwaar-water stond onder leiding van Professor Leif Tronstad en Ingenieur Jomar Brun, ze kregen van de nazi's de opdracht om de installatie die nodig was voor de productie van zwaar-water uit te breiden om aan de vraag te kunnen voldoen. Tronstad probeerde op allerlei manieren de aanleg te vertragen en verontreinigde de reeds geproduceerde voorraad zwaar water met visolie. De nazi's begonnen Tronstad te wantrouwde en op aanraden van Engeland vluchtte hij via het neutrale Zweden naar Engeland. Hier aangekomen werd hij benoemd tot hoofd van de sectieIV van het Noorse oppercommando. Sectie IV was verantwoordelijk voor de coordinatie van het verzamelen van inlichtingen en van sabotage acties in Noorwegen. Dit gebeurde in samenwerking met de engelse dienst SOE.

Special Operations Excutive was een geheime organisatie die tijdens WOII werd opgericht met het doel  "to set Europe ablaze" zoals Winston Churchill het uitdrukte. Dit werd bereikt door in de bezette gebieden guerrilla- en sabotageacties op te zetten, ook werden in deze gebieden geheime agenten gedropt die onder andere voor verbindingen met Engeland konden zorgen. SOE was dus de geijkte organisatie om een sabotage aanval op de zwaar-water fabriek in Vemork te leiden. Een groot nadeel was echter dat SOE geen agenten in het Telemarken gebied had, ook het vervoer van agenten naar het gebied was een probleem, Rjukan ligt namelijk 225 km van de Atlantische Oceaan en 225 km van de Olso fjord. Agenten zouden dus nog een lange weg af moeten leggen nadat men hen met een schip aan land hadden afgezet. Daarom werd besloten de sabotagegroep per parachute op Hardangervidda te droppen. Men moest dan na afloop van de actie naar Zweden zien te ontkomen, hoe was echter nog de vraag.

 

Leif Hans Larsen Tronstad DSO, OBE (27 maart 1903 - 11 maart 1945) was een Noorse wetenschapper, inlichtingenofficier en militaire organisator. Hij studeerde in 1927 af aan het Norwegian Institute of Technology en was een productief onderzoeker en schrijver van academische publicaties. Als hoogleraar scheikunde aan het Norwegian Institute of Technology uit 1936 was hij ook een van de pioniers van zwaar wateronderzoek en speelde hij een belangrijke rol bij de bouw van een zwaarwaterfabriek bij Vemork.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Noorwegen binnengevallen door Duitsland en Tronstad voerde een jaar lang binnenlandse verzet uit voordat hij het land ontvluchtte voor Engeland. Daar verzamelde hij waardevolle informatie uit Noorse bronnen, zowel over de ontwikkeling van de V-2-raket als de groeiende Duitse belangstelling voor zwaar water. In 1943 plantte Tronstad operatie Gunnerside, waarbij de Duitse toegang tot zware waterverwerking bij Vemork ernstig werd belemmerd. Zijn informatie over de V-2-raket droeg bij tot de massale geallieerde bombardementen op Peenemode.

Tronstad had lange tijd naar Noorwegen willen terugkeren om verzetswerk te organiseren, maar hij werd door de Noorse militaire autoriteiten in Groot-Brittannie verhinderd. In 1944 reisde hij echter naar Noorwegen om operatie Sunshine te organiseren voor de verdediging van de Noorse infrastructuur. Op 11 maart 1945 werden Tronstad en een andere tegenstander gedood in een hut op Syrbekkstoylen in de berg tegenover Rauland in verband met ondervraging door een NS-geldschieter.

 

Jomar Hagen Brun MBE (18 juni 1904 - 26 augustus 1993) was een Noorse chemisch ingenieur. Hij werd geboren in Trondheim. Hij studeerde in 1926 af aan het Norwegian Institute of Technology en werkte vanaf 1929 voor Norsk Hydro. Hij stond centraal in de planning en uitvoering van 's werelds eerste industriele zwaarwaterfabriek bij Norsk Hydro Rjukan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij naar Londen geroepen en bijgedragen aan de planningsfase van Operatie Freshman en Operatie Gunnerside, de zwaar water sabotage bij Vemork.  Hij was versierd met de Orde van het Britse Rijk en officier van het Franse Legioen van Eer. Vanaf 1951 werd hij benoemd tot hoogleraar elektrochemie aan het Noorse Instituut voor Technologie in Trondheim.

 

Cilinder met zwaar water, gelabeld Norsk Hydro. De cilinder was eigendom van Jomar Brun, de partner van Leif Trontad, die ingenieur was bij de fabriek van Norsk Hydro in Telemark en later professor aan de toenmalige NTH.

 

De eerste operatie "GROUSE 1"

Het zat de planners van de aanval op de fabriek van Norsk Hydro plotseling mee toen in maart 1942 de 23 jarige Einar Skinnerland in Aberdeen aan wal stapte van een door hem en vijf andere jonge Noren gekaapt stoomschip Galtessand. Einar was geboren en getogen in de Rjukan vallei, kende iedereen in het gebied en door zijn functie als technicus bij Norsk Hydro kende hij ook veel mensen in de fabriek. SOE kon zich geen betere agent wensen, voor zijn ontsnapping naar Engeland had hij zijn werkgever gezegd dat hij zijn jaarlijkse vakantie opnam. In Engeland kreeg hij in 10 dagen tijd een verkorte agentenopleiding, inclusief het bedienen van een radioset, het werken met explosieven en het verkrijgen van informatie. In de nacht van 28 op 29 maart 1942 landde hij per parachute op de Hardangervidda. De volgende dag meldde hij zich weer vrolijk op zijn werk en vertelde zijn collega's dat hij van een ontspannen vakantie had genoten. Alle Noorse agenten hadden een vogel als codenaam en die van Skinnerland was GROUSE, korhoender. Zijn operatie kreeg de titel Grouse-1.

 

Einar Skinnarland DCM (27 april 1918 - 5 december 2002) was een Noorse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog, geboren in Vinje, in de provincie Telemark, Noorwegen. Skinnarland studeerde af aan het Telemark Engineering College in Porsgrunn en werkte in de Norsk Hydro-fabriek in de waterkrachtcentrale van Vemork en besloot te ontsnappen naar het Verenigd Koninkrijk om de oorlogsinspanning te helpen. Hij bereikte Aberdeen met de gekaapte kuststoomboot Galtesund in 1942 en werd snel ingeschreven als lid van de Noorse onafhankelijke onderneming 1 (Noor: Kompani Linge) onder de SOE. Hij nam deel als een draadloze operator bij de Noorse zwaar water sabotage bij de waterkrachtcentrale van Vemork, locatie voor de productie van zwaar water bij de Rjukan Falls in Telemark. Hij was de eerste agent die naar Rjukan werd gestuurd, op 28 maart 1942 op de Hardangervidda. Hij woonde bijna heel zijn leven in de buurt van de fabriek. Zijn broer en een aantal van zijn vrienden werkten ook in de fabriek.
Skinnarland verhuisde in 1965 naar Toronto in Canada en hielp bij de bouw van enkele van 's werelds grootste dammen.

Volgens Leo Marks, is Skinnerland opgehaald uit Noorwegen door Odd Starheim, een verzetstrijder van het eerste uur die mede verantwoordelijk was voor het tot zinken brengen van de Bismarck in een fjord in Noorwegen.

Hij wist nog een aantal anderen mee te krijgen op de boot die hij kaapte om met Skinnerland weer terug naar Engeland te kunnen komen. De marconist van Starheim, Tomstadt, informeerde SOE over de komst van Skinnerland en Starheim en vroeg luchtdekking voor de boot aan.

 

Odd Kjell Starheim, DSO (geboren 14 juni 1916 - overleden 1 maart 1943) was een Noorse verzetsstrijder en SOE-agent tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij stierf toen een Noors schip dat hij voor de kust van Noorwegen had veroverd door Duitse bommenwerpers op weg terug naar het Verenigd Koninkrijk tot zinken was gebracht.

 

De tweede operatie "GROUSE 2 later hernoemd tot SWALLOW"

Voor de zomer van 1942 begonnen SOE instructeurs onder de deelnemers van de agentenopleiding de besten te selecteren die deel zouden kunnen nemen aan de meeste gewaagde operatie aller tijden. Alle deelnemers aan de loodzware opleiding waren jonge Noren die uit Noorwegen ontsnapt waren en vrijwillig dienst hadden genomen bij de Norwegion Independant Compagny, ook wel de Linge Compagnie genoemd.

Leif Tronstad met een aantal van de deelnemers aan de sabotagecampagne, vanwege het feit dat de deelnemers hun Britse onderscheiding in Londen hadden ontvangen ..


De compagnie had zijn naam te danken aan Kapitein Martin Linge, die tijdens een commandoactie in Noorwegen door een Duitse sluipschutter gedood was. Men was niet alleen op zoek naar uitstekende soldaten, maar zij moesten tevens echte bergsportmensen zijn, die alle uitdagingen van de natuur aan zouden kunnen. Uiteindelijk werden er 10 mannen geselecteerd:

 

Jens Anton Poulsson Arne Kjelstrup Knut Haukelid
     
Claus Helberg Knut Haugland Joachim Ronneberg
     
Birger Stromsheim Hans Storhaug Kasper Idland
     
Frederik Kayser    

 
Terwijl de top van de engelse militaire planners onderling overhoop lag over de te volgen strategie besloot SOE een kwartiermakers op de Hardangervidda te droppen. Poulsson, een ervaren bergbeklimmer, werd als leider gekozen,  hij koos Helberg, Haukelid, Haugland en Kjelstrup en vormde daarmee de deelnemers van operatie Grouse-2.

 

Jens Anton Poulsson Knut Magne Haugland Claus Urbye Helberg Arne Kjelstrup Knut Haukelid

          1918-2010

          1917-2009           1919 - 2003            1913 - 1995           1911 - 1994

Poulsson was een opvallende figuur met altijd een pijp in zijn mondhoek geklemd. Via een reis door vier continenten was hij in Engeland aangekomen. Hij kwam uit Rjukan en kende de omgeving op zijn duimpje en hij had als kind ook gezien hoe de fabriek van Norsk Hydro gebouwd werd. Zijn hele familie woonde nog steeds in Rjukan, maar hij mocht tijdens de operatie onder geen beding contact met hen opnemen.

Haukelid
was bij de instructeurs opgevallen omdat hij naast zeer intelligent, ook heel scherp was en hard werkte. Hij was een goede onderofficier die heel berekenend was en goed leiding kon geven. Al in het begin van de oorlog hield hij zich bezig met verzet acties tegen de bezetter. Hij was medeorganisator van de zogenaamde 'shetland bus' en een illegale bootverbinding tussen Schotland en Noorwegen Samen met Sverre Midskau en Max Manus blies hij in Trondheim een onderzeebootbasis op. Na deze actie vluchtte hij naar Zweden en via Stockholm kwam in Engeland terecht. 

Helberg
was ook inwoner van Rjukan, hij had op de lagere school naast Pulsson in de schoolbank gezeten. Hij was instructeur bij de Noorse bergsport vereniging, maar toen in Europa de oorlog uitbrak nam hij dienst in het Noorse leger. Werd krijgsgevangen genomen, ontsnapte en ging weer als berginstructeur werken. Toch moest hij op gegeven moment naar Zweden vluchten en begon vervolgens als koerier voor de illegaliteit berichten uit Noorwegen naar Zweden te smokkelen. Op dat moment was er namelijk nog geen radiostation in Noorwegen dat contact met Engeland had. Na gevangschap in Zweden werd hij door tussenkomst van de Engelsen op een vliegtuig naar Engeland gezet. Claus had de eigenschap altijd in problemen te komen, maar hij zag altijd ook kans om zich er weer uit te redden.

Haugland
was een radiobedienaar/marconist van de eerste orde, hij had voor de oorlog op een handelsschip gevaren en hij had deelgenomen aan de achterhoede gevechten na de Duiste inval in Noorwegen. Tijdens de bezetting werkte hij in een radio fabriek en begon hij voor het verzet te werken. Na drie keer gearresteerd te zijn geweest, vluchtte hij naar Zweden en wist Engeland te bereiken waar hij dienst nam in de Linge Compagnie.

Kjelsrup
was in Rjukan geboren, maar groeide op in Olso. Hij besteedde echter veel tijd in Telemarken en kon zich daar uitstekend redden. Hij was klein, maar stevig gebouwd, was loodgieter en had een enorm gevoel voor humor. Lef had hij ook, tijdens de Duitse invasie in Noorwegen had hij met nog iemand anders een Duitse colonne aangevallen die het binnenland introk. Hij had Poulsson op de boot van Canada naar Engeland ontmoet en Poulsson was onder de indruk geraakt van deze kleine man

Tegen de tijd dat de Grouse leden geselecteerd werden was de SOE een maatschappij op zich geworden, met zijn eigen industrie, wetten en cultuur. Om agenten te rekruteren en op te leiden was een enorme infrastructuur op poten gezet. Opleidingscholen, onderzoekcentra en verschillende hoofdkwartieren werden her en der in Engeland opgezet. Bestaande fabrieken werden omgebouwd om speciale uitrusting te produceren zoals wapens, radioapparatuur voor geheim gebruik, valse documenten, kleding en andere benodigdheden.

De mannen van Grouse en hun kameraden van de Linge Compagnie werden grondig doorgelicht in de Royal Victoria Patriotten school in Wandsworth Common bij Londen. Hier vielen de echte talenten op en werden de mindere goden verwijderd, ondanks het feit dat men bij SOE om geschikte mensen zat te springen. Een van de methoden om te kijken of iemand voldeed, was hem volgieten met drank en dan proberen om informatie uit hem te krijgen. Er werd zelfs 's nachts geluisterd of men niet in zijn slaap praatte. In de diverse SOE 'stations werden de mannen van Grouse geleerd hoe men een basis op moest zetten en van daaruit agenten moest werven en opleiden. Hoe men parachutedroppings moest organiseren om mensen en voorraden binnen te halen. Hoe men inlichtingenbronnen op moest zetten, sabotageacties plannen en uitvoeren en ook werd geleerd hoe men radiosets moest bedienen. 
Na de selectieprocedure werden de Noren eerst drie weken naar een cursus gestuurd waar de lichamelijke conditie op peil gebracht werd en waar men getraind werd in gebruik van kaart en kompas. Tevens kreeg men daar een wapenopleiding. Vervolgens werden deze trainingen geintensiveerd in Schotland, hier ontving men ook een survivaltraining. Als men hiervoor slaagde werden de cursisten weer naar Engeland gestuurd, waar men een parachutisten opleiding kreeg. Hier kreeg men ook onderwijs in communicatie en propaganda.

 

 ??, Einar Skinnarland, Leif Hans Larsen Tronstad, ??

Communicatie tussen Grouse en Engeland was van vitaal belang voor de komende operatie.
In 1942 was het de SOE gelukt om zich qua communicatie los te maken van de SIS en een eigen communicatie netwerk op te zetten met een eigen coderingsysteem en twee communicatiestations: Poundon in Oxfordshire en Grendon-Underwood in Buckinghamshire .

Het feit dat men voor deze operatie Noren had gekozen lag in het simpele feit dat geen Engelsman voldoende op een Noor leek en accentloos Noors zou kunnen spreken. Geen Engelsman zou overigens een winter in Noorwegen kunnen overleven, daarvoor zijn de omstandigheden te extreem. Noren waren in deze barre omstandigheden opgegroeid en wisten hoe zij er mee om moesten gaan om te overleven. In Schotland benaderden de winters die van Noorwegen, hier kon men gedurende een aantal maanden crosscountry
skioefeningen doen. Het Noorse station (STS 26) in Schotland was gevestigd in Drumintoul en Glenmore bij Aviemore bij het voorgebergte van de Cairngorms. Eigenlijk waren het Victoriaanse jachthutten gelegen aan een meer vol forellen en rivieren met zalmen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de cursisten hun leger rantsoenen aanvulden met wat ter plekke ruim voorhanden was. Helberg werd eens gepakt door een jachtopziener terwijl hij op zalm aan het vissen was. Van zijn officieren kreeg hij een flinke uitbrander, niet zozeer voor het stropen, maar vooral omdat hij gepakt was. Soms gebruikten de Noren wat al te onorthodoxe methoden om aan vis te komen: men gooide eenvoudig een paar handgranaten in het water.. Grouse kreeg in deze omgeving een zware training om zich ongezien door het terrein te verplaatsen, geruisloos door struiken te sluipen, rivieren over te steken, maar er werd ook veel aan conditietraining gedaan om vermoeidheid en stress te kunnen weerstaan. Voor Poulsson, die als kind al in de bergen rond gezworven had, was de periode in Schotland erg aangenaam, maar later zei hij dat niemand in Engeland hem hoefde te vertellen hoe men op elkaar moest letten of hoe men in de bergen moest overleven.

Na deze cursus ging men naar STS 51 in Ringwood in de omgeving van Manchester en hier kregen de leden van Grouse de gevreesde parachutetraining. Het trainen van sprongen gebeurde namelijk niet vanuit een vliegtuig, maar vanaf platforms en vanuit ballonen. De training werd afgesloten met een nachtsprong vanuit een ballon op 500 meter hoogte.  Weigerde men te springen dan werd men uit de opleiding verwijderd.
In Aston House in Hertfordshire werden de cursisten getraind in ongewapend vechten, in het gebruik van kleine vuurwapens en hoe men met behulp van explosieven bruggen, dammen, treinen, fabrieken, schepen en haveninstallaties kon vernietigen.
Als laatste kreeg men een training in Beaulieu, het statige huis van Lord Montagu in New Forest. Hier kreeg men onderricht in de verfijndere technieken van veld operaties, het vervalsen van documenten, het coderen van radioboodschappen, met maken van microfilms en hoe men uit handen van de vijand moest blijven. Desondanks kregen de leden van Grouse ook een training in ondervragingstechnieken en wat men daarbij wel en niet moest prijsgeven.
 

Bij deze cursus werd de werkelijkheid, behoudens echte foltering, zo dicht benaderd dat het voor de mannen een beangstigende ervaring was, compleet met een Duits sprekende Gestapo officier.

Na drie maanden had Grouse de volledige cursus doorlopen en werd met men met een stapel bankbiljetten in de hand Londen ingestuurd om hun winteruitrusting te kopen. Zij konden namelijk zelf als besten beoordelen wat nodig zou zijn bij een temperatuur van -30 graden Celcius en waarbij de windchillfactor het nog een keer zo koud maakte. Maar de firma die de uitrusting zou kunnen leveren konden de gevraagde spullen echter niet leveren als gevolg van de oorlog.

Uiteindelijk wist de meest materialen in een dumpwinkel in Dumfries te krijgen, deze verkocht namelijk Noors surplus legermateriaal. De skiuitrusting werd verkregen van een firma in IJsland en van een opslagplaats in Schotland waar gevluchte Noren hun uitrusting achterlieten. De slaapzakken waren echter een ander verhaal, deze werden op aanwijzingen van de Noren met de hand gemaakt. Zij moesten tegen de extreme kou geschikt zijn, maar moesten ook waterdicht en compact zijn.


Aan het einde van de zomer van 1942 begon het plan om de zwaar-water productie te saboteren enige vorm te krijgen. De nachten in Noorwegen begonnen al weer langer te worden en men besloot de kwartiermakers in de vorm van de Grouse groep op de Hardangervidda te droppen, zij zouden de Britse airborne troepen binnen kunnen loodsen en verkenningen kunnen uitvoeren. Daarna zou men verzetsgroepen op kunnen gaan leiden voor de Noorse verzetsbeweging MILORG. Zij mochten echter onder geen beding voor de zwaar-water operatie contact met leden van Milorg opnemen om de geplande operatie niet in gevaar te brengen. Grouse moest wel zo snel mogelijk radiocontact met Londen maken en dropzones opzetten voor de levering van wapens en andere uitrusting.
Alle Grouseleden kregen valse identiteitspapieren mee:  Haugland en Helberg waren studenten, Poulsson was monteur en Kjelstrup was een loodgieter. Einar Skinnerland zou via een codebericht via de BBC op de hoogte worden gesteld van de komst van Grouse. Indien mogelijk moest hij een lichtbaken plaatsen waar de dropping plaats vond, zodat de RAF minder moeite zou hebben met het vinden van de dropzone.  In een van te voren afgesproken ontmoetingspunt, een hut in de heuvels van de Hardangervidda,  zou de broer van Einar, Torstein Skinnerland, contact met hen zoeken.
Knut Haukelid die een belangrijke rol zou spelen in operatie Grouse moest afhaken wegens een schietongeluk .Hij had  zichzelf tijdens een oefening in zijn voet geschoten. Tegen het einde van de zomer van 1942 was de groep meer en meer gefrustreerd geraakt doordat de missie om verschillende redenen steeds werd uitgesteld. Of het weer werkte niet mee, of er waren technische problemen met het vliegtuig. Al twee keer waren zij gepakt en wel in Wick in het vliegtuig gestapt, maar beide keren waren zij onverricht ter zaken weer naar Wick teruggekeerd. De eerste keer konden piloten de dropzone niet vinden door laag hangende bewolking en de tweede keer kreeg het vliegtuig mechanische problemen en moest terugkeren.

Om de mannen bezig te houden kreeg het team in Londen een aantal extra lessen in coderen en decoderen van radioberichten. De lessen werden gegeven door het hoofd van de afdeling cryptologie van SOE, Leo Marks. Deze was al in een vroeg stadium op de hoogte van de komende operatie. Hij was degene geweest die de niet te ontcijferen berichten van Einar Skinnerland gekraakt had.

Leo Marks: "Er was iets heel aparts aan de berichten van Skinnerland. Soms gaf hij zijn berichten door via een operator die een zender bediende, maar meestal werden de berichten naar Zweden gesmokkeld en vandaar uit met diplomatieke post, of via een directe telegraaf verbinding, naar Engeland verstuurd.
Ik was al twee dagen bezig om weer eens een bericht van hem te decoderen toen Kolonel Wilson mij belde met de mededeling dat ik dit bericht binnen een uur ontcijferd moest hebben. Hij nam blijkbaar aan dat indien ik zijn eerste bericht had kunnen kraken, ik geen moeite meer met dit bericht zou hebben.
Dit was de eerste van een hele serie niet te kraken berichten en het was slechts een opwarmertje voor wat mij nog te wachten stond. Plotseling wist ik echter wat Skinnerland had gedaan, door een aantal codegroepen uit het bericht samen te trekken kreeg ik het woord woeste in de eerste regel en direct daaronder het woord Vemork in de tweede regel.
Meteen nam ik contact op met Grendon-Underwood.

De dienstdoende marconist was al in verbinding met Skinnerland en hij stond op het punt hem te vragen het bericht te herhalen. Ik zei tegen het afdelingshoofd dat de het bericht niet herhaald hoefde te worden en dat Skinnerland meteen zijn zender uit moest schakelen om niet uitgepeild te worden.
Na enige tijd vond ik nog een woord wat berg leek. woesteberg, zou dat Wilson iets zeggen?". In de loop van de tijd kreeg Marks meer niet te ontcijferen telegrammen van Skinnerland onder ogen en tegen de tijd dat het Grouse team zijn opwachting in Londen maakte voor extra coder lessen was Leo Marks volledig op de hoogte van hum missie en het belang van de missie.

Het Grouse team was ondergebracht in een flat van de Noorse sectie van SOE in Chiltern Court en hier zouden zij van Leo marks nog een extra les in coderen en decoderen krijgen. Kolonel Wilson drong er bij Leo Marks op aan dat hij geen niet-te-ontcijferen telegrammen van Grouse wenste te ontvangen. Daarvoor waren hun berichten te belangrijk, hoewel Wilson de indruk had dat zij niet veel berichten zouden verzenden.

Marks begon de les door iedereen een vel papier en een gedicht te geven waarna elk van hen een gefingeerd bericht op moest stellen. Het bericht moest minstens 250 karakters lang zijn en moest zowel in het Noors- als in het Engels opgesteld worden. Het viel Leo Marks op dat Haugland was nog steeds bezig met het nummeren van zijn sleutel terwijl de anderen hun eerste transpositie al bijna klaar hadden. Tenslotte zag Marks wat Haugland gedaan had, hij had het uitgereikte ruitjes papier niet gebruikt, maar had een blanco vel papier gebruikt waarop hij zelf lijnen aangebracht had. Hij gebruikte hiervoor geen liniaal maar een potlood. Haugland was aan het coderen zoals hij in Noorwegen zou coderen en op de hoogvlakte was geen boekhandel waar je ruitjes papier kon kopen. In het vervolg zou Marks iedereen een blanco vel papier geven in plaats van ruitjes papier.
Nadat iedereen zijn bericht gecodeerd had moesten zij elkaars berichten decoderen. Marks was benieuwd hoe dit zou gaan en wie er nu achter zou blijven, decoderen is immers iets anders dan coderen. De een is goed in coderen en een ander is goed in decoderen. Het komt zelden voor dan men in beiden even goed is.
De sfeer in de kamer was nu geladen met niet uitgesproken frustraties, dit was het moment waarop men vercijferen leert. Marks hoorde nu het geluid van brekende potloodpunten, het gebruik van vlakgum en een kreet in het Noors van Poulsson waar de rest erg om moest lachen.
Op een geven moment hoorde Marks nog maar het gekras van drie potloden, iemand zat dus in de problemen: Kjelstrup. Misschien lag het aan Haugland wiens bericht hij moest decoderen. Misschien was Haugland toch niet zo goed als Marks had gedacht. Terwijl Marks de klok in de gaten hield zag hij ook dat Kjelstrup nog een lange weg te gaan had. De rest was al klaar, maar men deed als of men nog druk bezig was, dit gaf Kjelstrup de kans om in te lopen. Deze actie voorkwam tevens dat Kolonel Wilson op de hoogte gesteld zou worden dat 'n man langzamer was dan de rest. Nadat Kjelstrup zijn opdracht ook klaar had keek Marks de berichten na en er zaten alleen wat kleine foutjes in. Behalve in die van Haugland. Hij had foutloos gewerkt, zijn bericht bleek geen 250 karakters lang te zijn, maar 350 en in plaats van de kortste woorden te kiezen zoals iedereen deed had hij de juist de langste woorden uit zijn sleutel gedicht gebruikt. Dit was tevens de reden waarom Kjelstrup meer tijd nodig had gehad om het bericht te decoderen. Haugland bevestigde met deze actie dat hij qua coderen een klasse op zich was.

Op 18 oktober 1942 werd opnieuw een poging ondernomen om de mannen van Grouse met een bommenwerper naar Noorwegen te vliegen.

Het was een heldere avond, net na zeven uur, toen de Grouse leden plaats namen in het vliegtuig en Wing Commander Hocley en Flight Lieutenant Sutton de Halifax bommenwerper boven de Noordzee hoogte lieten winnen.  Het zou echter nog vier uur vliegen zijn voordat men de drop-zone op de Hardangervidda zou bereiken..Dit keer bleef het weer goed toen zij het Telemark gebied bereikten en begonnen te dalen voor de dropping. Het was een kristalheldere nacht en de leden van de Grouse groep konden onder zich het ruige landschap van hun vaderland voorbij zien trekken. Zij konden de lange slingerende fjorden en meren zien, nauwe valleien en de vlakke met sneeuw bedekte bergen. Soms zagen zij de lampen van auto's en huizen, misschien woonden daar vrienden of familie en wat was er van hen terecht gekomen de in de afgelopen twee jaren? Waren zij nog in leven, of zaten zij in concentratiekampen? Voor Poulsson, Haugland en Helberg was het helemaal een aparte thuiskomst, zij zouden hun kamp opslaan op de Hagdangervidda maar op een paar kilometer afstand van de plek waar zij geboren en getogen waren en waar hun familie nog steeds woonde. Dat hoopten zij tenminste.

De Hargangervidda is een gebied van 8000 vierkante kilometer, een vrijwel onbewoonde wildernis waar het winter begon te worden waardoor het veranderde in een ontoegankelijke bevroren woestenij voor de komende zes maanden. De Hardangervidda is een verzameling van rotsen, meren, rivieren en stroompjes, het klimaat is dusdanig dat er vrijwel niets groeit en er komen ook bijna geen dieren voor, afgezien van rendieren, korhoenders, sneeuwhoenders en een enkele poolvos. Voor mensen is het daar in de winter levensgevaarlijk. Op een heldere dag lijkt het terrein op de poolgebieden in Canada;  alleen rotsen en ijs zover als het oog reikt. Op de lager gelegen delen komen berkenbosjes voor, aan de meren ligt hier en daar een jagershut, maar verder is er niets, helmaal niets, totale leegte. De Hardandervidda is een gebied waar mensen graag komen, maar slechts weinigen kunnen in deze barre omgeving overleven.  

Toen de Nazi's Noorwegen bezetten trokken zij om het gebied heen en wanneer zij op de Hardangervidda naar verzetstrijders, of naar zogenaamde Britse parachutisten zochten, trokken nooit verder dan een have dagmars het gebied in, zodat zij er weer uit waren voordat het avond werd.
Voor hen was dit een verschrikkelijke plek, een bevroren hel op aarde. Maar voor de mannen van Grouse zou dit gebied hun thuis worden.

Op het moment dat het vliegtuig de dropzone naderde opende sergeant Hill, de RAF belader, het luik in de bodem van het vliegtuig. Het was tijd om te springen. De harten van de jonge Noren begonnen nog sneller te kloppen, niet alleen van opwinding, maar ook van angst, hun oorlog stond op het punt te beginnen. De vier stonden op rij om te kunnen springen, gekleed in para-overalls en beladen met uitrusting toen de vrieskoude vanuit de opening in het vliegtuig hen trof. Op 18 oktober om 23.18 uur wierp sergeant Hill eerst zes containers af met de uitrusting van Grouse, daarna volgden op rij, Poulsson, Haugland , Kjelstrup en Helberg sprong als laatste de ijskoude nacht in. De eerste seconden na de sprong waren de vier commando's volslagen hulpeloos, zij sprongen met een zogenaamde static-line, een koord dat pas na 5 meter van hun val de parachute uit de rugzak trok. Het was van belang niet te aarzelen en snel achter elkaar aan te springen omdat het vliegtuig met een snelheid van 70 meter per seconde doorvloog. Als je te lang wachtte kon je er met een simpel rekensommetje achter komen dat je honderden meters van je kameraden terecht zou komen, of in het slechtste geval de dropzone zou missen. Maar de vier sprongen precies zoals de belader hen opdroeg: met intervallen van twee seconden.

Poulsson herinnerde zich later: "Ik denk dat wij allemaal gespannen waren toen wij door de opening in het vliegtuig sprongen, maar wij waren ook verheugd om Noorwegen weer naar ons toe te zien komen". Sergeant Hill gooide nog snel twee pakketten naar buiten en smeet daarna snel het luik dicht. Toen het vliegtuig een bocht maakte om op heimelijk weer naar huis te vliegen, zag de bemanning een perfecte lijn van twaalf parachutes die in het heldere maanlicht naar de aarde zweefden. Commandant Hockley schreef in zijn logboek: Exact het droppingpunt gevonden en de hele lading in 'n stick uitgezet. Lading gedropt vanaf een hoogte tussen de 150- en 300 meter. Al vliegend naar het zuiden, alleen sneeuw gezien op de hoge gedeelten van het terrein. De belader rapporteerde: de mannen sprongen goed en zonder aarzeling. De staartschutter meldde 12 geopende parachutes te hebben gezien en dat op het laatste pakket na iedereen veilig geland was. Wat men in het vliegtuig niet kon zien, terwijl zij op weg waren om boven Stavanger propaganda biljetten te droppen, dat de mannen en de uitrustingen met een geweldige klap tegen de grond sloegen. Het was een geluk dat niemand van ons iets gebroken had, schreef Poulsson in zijn logboek. Zodra de mannen de grond hadden geraakt ontdeden zij zich zo snel mogelijk van hun parachutes om niet met de dwarswind over de rotsen gesleept te worden, waardoor zij als nog hun botten zouden kunnen breken. Helberg was zo hard tegen de grond gesmakt dat het hem een week kostte om van zijn verwondingen te herstellen. Gedurende de volgende uren was men bezig om de containers en de pakketten te verzamelen waar hun leven vanaf zou hangen. Om vier 's morgens hielden zij ermee op, door de duisternis en het golfende terrein was het onmogelijk om alles te vinden. De rest van de nacht brachten zij door vlak bij de landingsplaats, opgerold in hun slaapzakken in de luwte van een rots om zich tegen de snijdende wind te beschermen. Vlak voor de mannen in hun slaapzak kropen lichtte Poulsson hen in over het doel van hun missie: zij waren de verkenners voor een groep Britse commando's wiens taak het was de zwaar-water fabriek in Vemork op te blazen. Poulsson herinnert zich: "Voordat wij vertrokken naar Noorwegen had Kolonel Wilson mij verteld hoe belangrijk de missie was, als de Nazi's het zwaar-water in handen zouden krijgen, zouden zij in staat zijn een deel van Londen in 'n klap te vernietigen"." Ik had geen idee wat zwaar-water was en ik geloofde er geen klap van wat hij vertelde". In die tijd kon men zich niet voorstellen dat er iets bestond wat een grotere kracht had dan een 500 pond wegende bom die net in productie genomen was.

Het kostte de groep mannen twee uitputtende dagen om, al wadend door de natte sneeuw, alle gedropte uitrusting, die zich over een groot gebied verspreid had, te verzamelen. Ieder van hen vertrok in een andere richting om de containers, die deels met sneeuw bedekt waren, of tussen rotsen terecht waren gekomen op te sporen. Al met al duurde het zo lang omdat de ski uitrusting juist in die container zat die als laatste gevonden werd. Als zij deze container echter als eerste gevonden hadden dan had het zoeken naar de overigen slechts enkele uren gekost, want in deze omstandigheden zijn ski's een absolute noodzaak.

Het weer was goed in die eerste 4 uren van hun operatie, maar zij waren verbaasd toen zij uiteindelijk in staat waren te bepalen waar zij zich bevonden. Zij waren op de helling van een berg geland oostelijk van Fjarefit in het Songedal, 16 kilometer westelijk van het punt waar zij door de RAF gedropt zouden worden.

De gekozen dropzone lag in moerassen van Ugleflott, die ongeveer 35 kilometer van Vemork lagen. Onder normale omstandigheden was het afleggen van deze afstand voor de zeer ervaren skiers van de Grouse groep geen probleem. Het probleem was echter dat zij ongeveer 300 kilo aan uitrusting moesten dragen, inclusief eten voor een maand, radio apparatuur en wapens. Men besloot de helft van de uitrusting op een veilige plaats achter te laten en dit na be'ndiging van de actie weer op te graven, maar zij moesten wel al het eten meenemen, want zij mochten onder geen beding contact opnemen met de plaatselijke bevolking.
Tot overmaat van ramp was hun kachel tijdens de dropping defect geraakt en hierdoor konden zij nu niet meer dwars door de bergen trekken. Warmte, om kleding te drogen en op mee te koken, is noodzakelijk in dergelijke winterse omstandigheden. De Grouse groep realiseerde zich dat zij zich schuil moesten houden en door het Songedal moesten trekken, hier zouden zij in staat zijn om een vuur aan te leggen met berkenhout.
Op 21 oktober, drie dagen na hun aankomst, stak er een geweldige sneeuwstorm op die het de mannen bijna onmogelijk maakte om de plek te bereiken die zij als basiskamp wilden inrichten. De overgang van herfst naar winter was een kwestie van enkele uren geweest.

Dergelijke sneeuwstormen waren de redenen van Amundsen en Nansen geweest om hier te trainen voordat zij aan hun poolexpedities begonnen. Maar zelfs zij raakten hier in de problemen. De Hardangervidda is namelijk een vlakte met nauwelijks hoge bergen, maar het ligt wel 1000 meter boven zeeniveau en is op die manier geheel blootgesteld aan de elementen. Dit is een van de redenen waarom het hier heel snel kan gaan stormen en op die manier een gevaar vormt voor zelfs de meest ervaren buitensporters, zeker als er sneeuw ligt. De temperatuur kan plotseling dalen naar -30 graden en samen met de windsterkte leidt dit tot een extreme windchill factor, hierdoor ontstaan levensgevaarlijke situaties. Tijdens zo'n sneeuwstorm kun je geen hand voor ogen zien en de kans op verdwalen is zeer aanwezig en al ronddwalend raakt men heel snel onderkoeld.
De kracht van een sneeuwstorm is verschrikkelijk en in het slechtste geval is men al na een paar uur dood. Redelijk verstand, initiatief en moderne hulpmiddelen helpen maar een beetje. Overlevingstechnieken, of dat nu in het oerwoud, of in de sneeuw is, zijn kennisbronnen die gedurende vele eeuwen verzameld en opgeslagen zijn en van generatie op generatie zijn overgedragen door stammen en mensen in de hele wereld. Om te overleven in de moeilijkste klimaten en in de zwaarste terreinen heeft men kennis nodig om deze het hoofd te kunnen bieden. Deze kennis en lef was bij de leden van Grouse meer dan aanwezig. Gezien deze omstandigheden is het niet meer dan eerlijk om toe te geven dat alleen Noren en echt alleen Noren deze operatie uit konden voeren.

Vechtend tegen de storm vertrokken Poulsson en Helberg met volle bepakking naar een vallei genaamd Haugedalen.  Vanuit hun herinneringen uit hun jeugd wisten zij dat hier een hut moest staan. Tot hun wanhoop konden zij de hut echter niet vinden en moesten zij in het donker en in de mist, die plotseling in het dal was opgekomen toen de wind plotseling was gaan liggen, met volle bepakking weer terug naar de andere twee. Later kwamen zij er achter dat de hut verplaatst was naar een andere locatie. Die nacht probeerden zij vergeefs met hun radioset contact met Engeland te krijgen.

Communicatie was uberhaupt een probleem in Noorwegen als gevolg van de nauwe dalen, de steile hellingen en het verschrikkelijke winterweer. SOE slaagde er echter in een radioset te produceren die voldoende vermogen had om toch contact te maken, de beroemde B2 "suitcase" set. Deze zendinstallatie was verpakt in een alledaags koffertje. Grouse had echter het geluk om over Knut Haugland te kunnen beschikken, hij was waarschijnlijk de beste radiobedienaar in bezet gebied gedurende de hele oorlog. Maar ook hij was echter niet in staat contact te maken. 

Bij SOE begon zich men ernstige zorgen te maken wat er met de verkenners gebeurd zou kunnen zijn. Zou hun komst uitgelekt zijn en stond er al een Nazi ontvangst- comite op hen te wachten? Misschien waren het vliegtuig en de parachutes gezien, of misschien was een van hen ernstig gewond geraakt tijdens de landing? Dit waren allemaal mogelijkheden die SOE al eerder mee had gemaakt met het droppen van agenten achter de vijandelijke linies. Denk hierbij aan het Englandspiel, waarbij tientallen agenten direct na hun dropping in de handen van de Nazi's vielen.

De volgende dag vertrokken de vier om een tocht te maken die Poulsson een zware en afmattende mars noemde. Zij moesten ongeveer 250 kilo aan uitrusting verplaatsen waaronder: een radioset, twee accu's, een Eureka radiobaken, een handgenerator, velduitrusting, een wit geschilderde Stengun en voldoende voedsel voor dertig dagen, verdeeld in kleine rantsoenen. De totale uitrusting werd verdeeld in 8 ladingen van elk 30 kilo. Dit betekende dat de groep elke trip twee keer moest maken om alles te kunnen verplaatsen naar hun volgende stop. In hun officiele logboeken en rapporten, wordt luchtig gesproken over de uitdagingen die zij gedurende hun eerste week na aankomst ondergingen, maar tussen de regels door valt te lezen dat deze onderneming bijzonder zwaar was. De tocht door Songedalen was extreem zwaar, het ijs op de meren was nog niet betrouwbaar, het terrein was oneffen en bedekt met een laag natte sneeuw waardoor het ongeschikt was om goed met ski's overweg te kunnen.
Wanneer zij van het spoor afweken zakten zij tot aan hun knieen in de natte sneeuw weg. De storm was een voorbode geweest van zachter weer en aan hun ski's bleven grote klonten sneeuw plakken waardoor zij nog langzamer vooruit kwamen. Zij hadden weliswaar voldoende skiwas meegenomen, maar dit wilden zij bewaren voor de terugtocht na de aanval. Volgens Helberg was het verse sneeuw en de temperatuur was niet erg laag, daarom bleef het aan onze ski's plakken.
Langlaufen is onder de juiste omstandigheden geweldig leuk, het schijnt een van de meest intensieve sporten te zijn die er bestaat, vrijwel alle spiergroepen worden gebruikt en er wordt veel gevraagd van hart en longen. Maar als men ondervoed is, uitgeput en  koud en als de omstandigheden tegenwerken dan wordt het een pijnlijke martelgang. Het is echter nog altijd beter dan het enige alternatief, door de sneeuwbanken heen waden. Conditioneel moest Grouse in staat zijn om deze uitdagingen het hoofd te bieden na hun uitgebreide training in de Cairngorms. Zonder deze training en aanvullende spiertraining zouden zij nog veel langer met deze verplaatsing bezig geweest zijn.

Een bijkomend probleem was dat zij zich niet linea recta konden verplaatsen, zij moesten in de lager gelegen gebieden blijven om brandhout te kunnen vinden. Vuur is een absolute must in deze omstandigheden, warm eten en drinken zijn noodzakelijk, maar ook moesten zij hun natte kleding kunnen drogen omdat het nat werd van de sneeuw en van zweet, als gevolg van hun bovenmatige inspanning. Zij wilden zich zoveel mogelijk in een rechte lijn verplaatsen, maar zij waren gedwongen om steeds om rivieren en meren heen te trekken, het ijs was nog te dun om er overheen te trekken en hier en daar stond er ook nog water op het ijs waardoor hun voeten drijfnat werden. Uit het logboek van Poulsson blijkt dat hun trips belachelijk kort waren, soms maar een paar kilometer per dag. En tot overmaat van ramp brak Poulsson een van zijn skistokken en het duurde nog een maand voordat hij hem vervangen kon.


Op 24 oktober, zes dagen nadat zij geland waren, kwam de groep volledig uitgeput, nat en hongerig bij een verlaten (zomer) boerderij aan op een plek die Berunuten genoemd werd. Hier vonden zij wat vlees en meel en konden daarmee hun eerste fatsoenlijke maaltijd bereiden sinds hun aankomst in Noorwegen. Het was gebruikelijk dat men in geval van nood gebruik kon maken van de voorraden in de hutten op de Hadandervidda. Onder normale omstandigheden werd verwacht dat men de gebuikte voorraden op een later tijdstip verving, een presentje, of geld in de hut achterliet. Dit waren echter geen normale omstandigheden en de Grouse leden waren genoodzaakt voedsel en andere levensmiddelen te stelen. De eerste dagen leefden wij in een tent in de buurt van de drop-zone, maar het werd te zwaar en wij wisten dat wij in de hutten in konden breken en in deze tijd van het jaar en in deze weersomstandigheden zou er niemand in de Hardangervidda zijn, aldus Poulsson. Naast voedsel vonden zij hier ook een toboggan, dit is een slee die door een ski's getrokken kan worden met behulp van een leren tuig en trekstangen. Het bleek een bijzondere vondst te zijn, want de slee had eens aan Poulsson behoord, hij was als kind in bezit gekomen van deze slee, maar deze was verdwenen aan het begin van de oorlog. Deze vondst maakte de dagmarsen echter een stuk eenvoudiger. Het team ging dit keer slapen met een volle maag en toen zij de volgende dag wakker werden bleek het mooi weer te zijn, dit was een geweldige oppepper, zodat zij verder gingen met hun tocht langs de hellingen van de vallei..
Die dag bereikten zij de top van de Valasjavallei,  lieten hier hun lading achter en keerden weer terug naar de Berunuten boerderij. Poulsson en Kjelstrup, de sterksten van het team, gingen nogmaals met een lading naar een hut bij de Valasjavallei en brachten daar de nacht door. Helberg en Haugland bleven op de boerderij en deden 's nachts wanhopige pogingen om contact met Engeland te maken. Ook dit keer hadden zij geen succes en door de plotseling opgekomen mist waren zij ook niet in staat om op 27 oktober in de hut aan te komen. De volgende ochtend slaagden zij daar echter wel in en de vier vertrokken meteen weer nadat zoveel mogelijk uitrusting op de slee geladen was als maar enigszins mogelijk was. Als de bodem vlak is, is een slee een geweldig hulpmiddel en de trekkers kunnen dan een redelijke snelheid ontwikkelen.
Wanneer een slee eenmaal in beweging is blijft hij glijden en is er weinig kracht voor nodig om hem voort te trekken waardoor men weinig energie verbruikt. Dit is van belang in extreem koude omstandigheden en zeker wanneer men eigenlijk te weinig voedsel binnenkrijgt om goed te kunnen functioneren.
De groep Grouse schrok zich dood toen zij tussen Valasjadalen en Bitdalen twee mannen uit de stad Rauland tegen kwamen, de twee waren op zoek naar schapen die hier in de warmere maanden graasden en zij waren nu op weg naar hun hut. Het was hun meteen duidelijk dat de vier, gezien de hoeveelheid uitrusting niet voor hun plezier op de Hardangervidda waren. Dit was de eerste ontmoeting met mensen sinds hun aankomst tien dagen geleden en dit was een situatie waar zij gedurende hun training steeds voor gewaarschuwd waren. Zij hadden geen andere keuze dan met de mannen een gesprek aan te gaan. Tenslotte gebeurt het niet elke dag dat je in deze tijd van het aan  jaar mensen in de Hardangervidda tegenkomt. De vier soldaten hielden hun engelse legeruitrusting verborgen en vertelden de mannen dat zij deel uitmaakten van een soort inlichtingendienst.
De mannen moesten beloven dat zij wanneer zij terug waren in Rauland aan niemand zouden vertellen wie zij waren tegen gekomen. In eerste instantie leken zij J'sings (trouwe Noren), maar in tijd van oorlog is dat moeilijk te bepalen. Je weet nooit met wie je te maken hebt, een Nazi-colleborateur, een verzetstrijder, of patriot. Jezelf kenbaar maken kan tot arrestatie lijden en mogelijk de dood tot gevolg hebben. Klinklare nonsens vertellen zou alleen maar leiden tot verwarring, achterdocht en geruchten in de plaatselijke dorpen. De mannen stelden geen vragen en bleken vriendelijk en behulpzaam te zijn, zij haalden zelfs een hamer en spijkers uit hun hut op om de oude, door het gewicht uit elkaar vallende, slee van Poulsson te repareren. Die avond, terwijl de mannen het Bitdalsvatnet meer bereikten, verslechterde het weer in een hoog tempo en omdat het meer nog niet bevroren was waren zij gedwongen om langs de oostelijke oever om het meer heen te trekken. Op 30 oktober bereikten  zij een hut in de buurt van Reinar. De hele groep was totaal uitgeput, zoals Poulsson het uitdrukte:"we waren behoorlijk kapot". Poulsson zelf had last van een kloppende steenpuist op zijn rechter hand en droeg zijn arm in een mitella. Het gezwoeg op een mager rantsoen begon ook zijn tol te eisen. Tijdens de marsdagen bestond het dagelijks rantsoen voor een kwart uit een plak pemmican (gecondenseerd gedroogd vlees vermengd met fruit en vet), een handvol havergrutten, vier beschuiten, een beetje boter, kaas, suiker, wat chocolade en een handvol tarwebloem. Onder normale omstandigheden was dit al niet genoeg voor een man om goed te functioneren, laat staan in deze ijskoude omstandigheden waarbij het lichaam alles verbruikt om warm te blijven. Daar komt nog bij dat men door diepe natte sneeuw moest waden en hiervoor was het rantsoen al helemaal niet voldoende.

De mannen besloten de groep op te splitsen, Helberg zou terugkeren naar de boerderij bij Berunuten om daar, zoveel als hij maar dragen kon, aan voedsel te stelen, terwijl Haugland opnieuw zou proberen radiocontact te maken met  de stations Poundon of Grendon-Underwood in Engeland.
Poulsson en Kjelstrup zouden ondertussen een voorwaartse verkenning doen om de beste route naar de volgende hut te vinden. Hun taak was extra lastig omdat Poulsson zijn kaart vergeten had en het betreffende gebied niet kende. De bedoeling was om elkaar over drie dagen weer in Reinar te treffen.
Helberg maakte de 35-kilometer-trip naar Berunuten en terug onder de meest verschrikkelijke omstandigheden, de temperatuur was naar beneden gedoken en er was een storm opgestoken die over de Hardangervidda huilde vanuit het noord-oosten. Helberg en de andere leden van het Grouse team waren allen bekend met strenge winters op de Hardangervidda, maar geen van hen had verwacht dat de winter zo vroeg zou invallen en dat het gepaard zou gaan met deze temperaturen. Toen Helberg eindelijk weer in Reinar arriveerde stond hij op het punt in elkaar te zakken, hij was totaal uitgeput geraakt door zijn gevecht met de elementen. In het officiele rapport dat na de operatie werd opgemaakt schreef Poulsson over dit sterke staaltje van Helberg: Een man gaat door tot hij erbij neervalt en dan gaat hij nog een keer zo ver. Later zei hij over Helberg:"Zelf ben ik heel praktisch ingesteld, maar Helberg was de meest praktische man in de hele groep".

Pulsson en Kjelstrup verging het maar weinig beter in deze erbarmelijke omstandigheden, zij waren in staat een paar kilometer af te leggen en moesten uitgeput naar de hut in Reinar terugkeren. Om het nog erger te maken, was Poulsson voor de tweede keer sinds hun aankomst door het ijs gezakt.
Er zijn zo veel meren en rivieren in de Hardangervidda dat in het water terecht komen een constant gevaar is. Onderkoeling zet heel snel in als je in het water valt en je moet binnen enkele minuten je natte kleren uittrekken en je afdrogen, anders ben je binnen enkele minuten dood. Dit is met name een probleem als je alleen bent, dit was voor de Grouse-leden meestal het geval wanneer zij aan het jagen waren of op verkenning uit gingen. Als zij reserve kleding in hun rugzak hadden werd deze ook nat, dus alleen wanneer zij in elkaar's gezelschap waren, of in de buurt van een van een hut waren die rond de meren liggen, hadden zij een kans om te overleven. Zelf uit een wak klimmen is vaak bijna onmogelijk. De beste manier om iemand uit een wak te halen is om plat op het ijs te gaan liggen en met behulp van een touw of een ski de persoon uit het wak te trekken. In dit geval was Kjelstrup in staat zijn commandant uit het wak te trekken.


Er waren echter ook een paar positieve zaken te bespeuren in deze zware dagen die allen tot op de grens van menselijk kunnen brachten. Ten eerste vonden Poulsson en Kjelstrup een goed uitgeruste hut, genaamd Folabu, waar zij konden schuilen voor de huilden storm en waar zij op krachten konden komen voor hun volgende trip. "Bu" betekent hut in het Noors en daaraan voorafgaand komt meestal de naam van de eigenaar. Ook hadden zij een ijsbrug over de rivier de Farhovd gevonden en dat scheelde hen enkele dagen van nog meer zware marsen.

 

In Baker Street, het hoofdkwartier van SOE, begon men intussen te geloven dat het met Grouse gedaan was. Het verlies van de vier mannen was erg genoeg, maar men moest daarbij wel het doel van de missie in de gaten houden. Als Grouse niet spoedig van zich zou laten horen,  dan kon men dit plan in de prullenbak gooien en was men gedwongen weer van voren af aan te beginnen.
Grouse zelf zat vreselijk verlegen om een nieuwe accu om de radioset aan de praat te krijgen, want de handgenerator werkte niet naar behoren.  Poulsson besloot dat het noodzakelijk was contact op te nemen met de broer van Einar Skinnerland, Torstein, die bewaker was van de Movatndam. 

 Nadat de meeste uitrusting in Berunuten en Reinar hadden achtergelaten was namen zij naar Folabu alleen het meest noodzakelijke mee. Tevens werd besloten dat de Sandvatn hut bij Grasfjell als basis zou dienen om de engelse commando's op te vangen. Ondanks dat deze hut vijf kilometer van de afgesproken landingsplaats voor de zweefvliegtuigen bij Skoland lag, was het toch een prima locatie omdat het zeer afgelegen lag en waarschijnlijk niet door de Nazi's gevonden zou kunnen worden. Er waren ook een paar hoge bergtoppen in de buurt die geschikt zouden zijn om via de radio contact met Engeland op te nemen.

Toen het viertal de hut bereikte waren zij totaal uitgeput door de vijftiendaagse trektocht in de meeste barre omstandigheden en in het zwaarste terrein wat er op het noordelijk halfrond te vinden is. Onder normale omstandigheden in dat deel van het jaar zou de tocht maar een fractie van de tijd gekost hebben, van de tijd die de mannen nu kwijt waren. Hun vastberadenheid is des te opmerkelijker gezien de beperkte rantsoenen waar men van moest leven. "Onder normale weersomstandigheden had het ons een paar dagen gekost, maar door de natte sneeuw, de nog niet bevroren grond en de meren en rivieren die nog niet bevroren waren kostte het ons verschrikkelijk veel tijd om al die uitrusting te verplaatsen" aldus Poulsson. "Het was erg vermoeiend, maar omdat wij van hut naar hut trokken waren onze nachten redelijk comfortabel. Het eten was ons probleem, We gebruikten snel al onze rantsoenen op en we kregen echt honger". .Het was nu absoluut noodzakelijk dat Haugland met Engeland contact te kreeg.  Torstein Skinnerland had hen van een nieuwe accu voorzien, wat eten en de laatste informatie over Duitse troepenbewegingen in het gebied. Bij aankomst in de hut begonnen zij onmiddellijk  antennemasten op te richten en schakelden zij de radioset in.
Weer hadden zij geen succes, dit keer omdat de radioset gedurende het laatste deel van de mars nat geworden was en eerst  moest drogen. Drie dagen later, op 9 november, drie weken nadat zij uit Schotland vertrokken waren stuurden zij dit bericht, een meesterlijk staaltje van understatement:

"Veilig geland ondanks alle rotsen in de buurt. Excuses dat wij niet eerder contact op konden nemen. Sneeuw en mist dwongen ons in de dalen te blijven. Ruim een meter sneeuw maakt het bijna onmogelijk om alle apparatuur over de bergen te verplaatsen".

Volgens Leo Marks was het bericht in eerste instantie niet te ontcijferen geweest door de FANY's van Grendon-Underwood. Daarom moest hij er zelf aan te pas komen. Hij wist dat ergens in het bericht de identificatie code DRIE ROZE OLIFANTEN voor moest komen en met behulp van deze zin wist hij het bericht te decoderen. Haugland had geen coderingsfout gemaakt en ook zijn seinschrift was correct geweest. Er zaten echter een typfouten in zijn noorse code gedicht waarin de decodersleutel verwerkt was.

De door Haugland gebruikte radioset was door John Brown ontwikkeld in opdracht van SOE en kwam in het begin van 1942 in productie. De A MkII, ook wel B2 genoemd, was de krachtigste zendontvanger van SOE. De set was alleen geschikt was voor het verzenden en ontvangen van morseberichten. Het zendvermogen was maximaal 20 watt en de set kon werken op accu's, een meegeleverde handgenerator en op 110, of 200 Volt netspanning. De morseberichten werden volgens speciaal door Leo Marks aangemaakte gedichten gecodeerd, of gedecodeerd volgens de dubbele transpositie methode. Grouse gebruikte echter een Noors gedicht. Haugland was een meester in dit vak en was waarschijnlijk de beste coder/decoder van alle SOE agenten gedurende de oorlog. De koffer van de B2 beviel Haugland echter niet en hij gooide het ding weg.

Haugland had of contact met een SOE station in Grendon-Underwood (53A), of met het SOE station in Poundon(53B). Hier stonden allerlei zenders, ontvangers en antennes opgesteld om contacten te onderhouden met agenten in de bezette gebieden. Het werkterrein strekte zich uit van Noord-Noorwegen tot en met gebieden rond de  Middellandse Zee, hiervoor kon met schakelen tussen verschillende antennesystemen die in diverse richtingen straalden. Ook beschikte men over zeer krachtige zenders om ook tijdens perioden met weinig propogatie toch berichten te kunnen verzenden. Ontvangers en zenders stonden ver van elkaar opgesteld om onderlinge beinvloeding te voorkomen. De apparatuur werd door FANY's bediend, dit was een vrouwelijk vrijwilligerskorps.
Poundon en Grendon-Underwood stonden via een telexlijn in verbinding met SOE in Bakerstreet. Hiermee werden de door de FANY's niet te ontcijferen berichten verzonden. Onder andere de berichten van Einar Skinnerland die door Leo Marks zelf gedecodeerd moesten te worden.
Zoals Haugland een meester was in het foutloos coderen, zo was Einar Skinnerland een meester in het verzenden van nauwelijks te decoderen berichten.

Drie dagen later vroeg Haugland in een volgend bericht of de RAF de volgende voorraden kon droppen: vervalste bonkaarten voor brood, boter, laarzen, vitamine-C tabletten en horloges (de standaard horloges waren waardeloos en bijna alle leden van de groep hadden hun horloges al na enkele dagen weggegooid).
De felle sneeuwstormen en de lichamelijke uitputting die zij de afgelopen tijd hadden ervaren maakte duidelijk dat het verkrijgen van voldoende voedsel met de hoogste voedingswaarde nu de hoogste prioriteit had voor de komende weken. De voedselbonnen zou men aan Torstein geven zodat hij voedsel kon halen en dit naar de hut kon vervoeren zolang als het veilig was. 
De groep deed zijn best weer op krachten te komen na hun afmattende mars naar de hut. De volgende dagen hadden zij een feestmaal, omdat Haugland een verdwaald schaap en twee lammeren in een ravijn had gevonden. "Wij hadden op dat moment erg veel honger, dus slachtten wij meteen een van de lammeren en vilde hem op de vloer van de hut", aldus Haugland.  "Wij sneden het vlees in kleine stukjes en deden het in een grote ketel met wat gedroogde bonen die wij nog over hadden uit onze noodrantsoenen. Het geheel  rook verrukkelijk en wij gingen likkebaardend aan tafel. Maar toen een van ons de ketel naar de tafel droeg liet hij hem uit zijn handen vallen. Wij lagen meteen op handen en voeten op de vuile vloer die bedekt was met rendierhuiden en schepten alles op onze borden en aten alles op. Het smaakte heerlijk". 
"Als je honger hebt eet je alles. De volgende dag slachtten wij het schaap en het lam dat  wij vastgebonden hadden. Er hingen labels rond de nekken van de dieren waarop stond dat zij eigendom waren van een tandarts uit Zuid-Noorwegen, dus voelden wij ons niet schuldig. Wij hadden gestolen van rijk man en niet van een arme boer". 
Degene die de ketel had laten vallen was Poulsson, de commandant, maar er heerste zo'n solidariteit binnen de groep dat men heel lang, zelfs vele jaren later, niet wilden vertellen wie het gedaan had. "Maar de jongens vonden het niet grappig", schreef Poulsson in zijn officiele notities.

Op het moment dat een weersverbetering inzette liepen de verbindingen met Engeland als gesmeerd,  men had de hut naar behoefte ingericht en Grouse kwam zo langzamerhand in hun operatieritme. Er was hun verteld dat de Britse troepen met zweefvliegtuigen zouden komen en Grouse begon daarom verkenningen uit te voeren om een geschikte landingsplaats voor hen te vinden. Op 12 november kon Haugland SOE meedelen dat zij een plek hadden gevonden die voldeed aan de gestelde vereisten. De voorgestelde plek lag vijf kilometer ten Zuid-Westen van de Movatndam, het terrein was vlak, was vrij van stenen en was ongeveer 700 meter lang. Haugland kon Londen ook  informeren over het feit dat de spionnen van Einar Skinnerland hadden doorgegeven dat Dr. Brun en zijn gezin uit Vemork gevlucht waren en waarschijnlijk in Zweden zaten.
Dit gaf SOE gelegenheid een ontvangst comit'samen te stellen, zodat geen tijd verloren zou gaan om hem eerst te moeten te ondervragen en aan de hand van de uitkomst de laatste details voor de missie in te vullen. Haugland's boodschappen moesten kort zijn en hoe sneller hij klaar was hoe beter om daarmee de kans op uitpeilen door de Nazi's te beperken. Als je vandaag de dag zijn telegrammen leest (de originelen kunnen in het openbaar archief in Kew, Engeland, bekeken worden en van sommigen zijn kopie's in het verzets-museum in Olso te vinden), kom je al snel te weten dat Haugland zoals gezegd een meester was in zijn vak. Al zijn berichten die in Engeland gedecodeerd werden waren kort, accuraat, vol informatie met geen woord teveel en geen woord te weinig. Haugland is een interessant figuur, hij past helemaal niet in het standaard- beeld van een getrainde SOE agent, die iemand op honderd verschillende manieren geruisloos om kan brengen. Hij zou zonder meer elke taak die hem door SOE opgedragen worden uit voeren, maar hij was ook uiterst intelligent zoals zoveel radiobedienaars tijdens de oorlog. De rol van de radiobedienaars wordt altijd overschaduwd door de kleurrijke en herotische acties van de saboteurs, maar de rol van deze mensen was uiterst belangrijk voor de uitkomst van het conflict. Zonder deze mensen zouden verzetsgroepen niet hebben kunnen bestaan. Geheime communicatie tussen Londen en de bezette gebieden werd door hen in stand gehouden. Berichten werden ook op andere manieren naar buiten gesmokkeld, maar vanuit het standpunt van uit te voeren operaties was het belangrijk dat troepen- en scheepverplaatsingen zo snel mogelijk werden doorgegeven. De radiobedienaars met hun informatiebronnen waren de ogen, oren en mond van de geallieerden in bezet Europa. De Nazi's hadden van meet af aan door dat deze mensen een reele bedreiging voor hen vormden en hadden daarom een zeer doeltreffend opsporingsysteem ontwikkeld waarbij het mogelijk was om een zender in enkele minuten op te sporen. Tevens waren zij in staat alle berichten die vanuit Poundon, Grendon-Underwood, of vanuit andere geallieerde stations werden verzonden te ontvangen. Het enige probleem was echter om de gecodeerde berichten te kraken. Omdat zij hierin niet slaagden was er maar 'n oplossing: de radiobedienaars in de bezette gebieden uitpeilen en oppakken. Radiotelegrafisten die achter de linies opereerden leden een uiterst gevaarlijk bestaan, zij moesten continue hun zware apparatuur van de ene naar de andere locatie verplaatsen om op die manier te voorkomen dat zij uitgepeild zouden worden. Het gewicht en de omvang van de apparatuur vormde een groot probleem. Aan het begin van de oorlog woog een radioset gemiddeld 15 kilo, later werd dit gereduceerd tot 8 kilo.
Stroomvoorziening was een grote hoofdbreker voor Grouse gezien de veiligheidsmaatregelen die men moest treffen om niet ontdekt te worden. Er was in hun afgelegen locatie geen stroomvoorziening aanwezig . Het opladen van batterijen was voor de mannen in de bergen een groot probleem, want hiervoor moesten zij contact opnemen met de buitenwereld en moesten de accu's van - en naar de hut vervoerd worden..
Als laatste optie was er nog de handgenerator, maar deze bleek verre van perfect.
De radiobedienaars moesten eerst de boodschappen via een gecompliceerd systeem coderen en daarna zo snel mogelijk verzenden. Hoe langer men in de lucht was hoe groter de kans was gepakt te worden. Dit was voor Haugland en Torstein Skinnerland niet zozeer een probleem omdat zij min of meer door de wildernis beschermd werden, maar ook zij moesten een aantal keren hun apparatuur snel inpakken en vluchten, omdat zij het geluid van een naderend Duits vliegtuig hoorden.

 

De derde operatie "FRESHMANN"

Terug naar Londen, op 15 november 1942 waren SOE en Combined Operations bijeen in het Noorse hoofdkwartier op Chiltern Court, Baker Street.

Voor deze gelegenheid waren aanwezig Overste Henneker, Lt-Commander Wedlake beide van Combined Operations. Overste Wilson, Professor Tronstad en de Majoors Reheams en Nicholls namen deel aan het overleg namens SOE.

Leif Hans Tronstad 1903 - 1945

Er werd besloten dat twee leden van de Grouse-groep de Britse commando's in twee aparte groepen naar de fabriek zouden leiden. De andere twee zouden bij de radioset blijven en het Eureka baken vernietigen zodra de zweefvliegtuigen geland waren. De naam van de operatie werd "Freshman" en zou in de volgende "maan-periode", over drie dagen beginnen. De maan-periode waren de dagen die rond volle maan lagen, zodat er voldoende licht was voor nachtelijke operaties. Binnen een week na hun afmattende marsen werd Grouse op stand-by gezet in afwachting van de aankomst van de zweefvliegtuigen. Tijdens de vergadering lanceerde Tronstad een aantal nieuwe voorstellen om de fabriek te vernietigen. Generaal Hansteen van het Noorse leger was bang dat de fabriek op grote schaal schade zou ondervinden en dat deze mogelijk voor altijd buiten bedrijf zou worden gesteld. Tweehonderd mensen in de directe omgeving waren afhankelijk van de fabriek en de kunstmest die zij bereiden was van nationaal belang voor de Noorse economie. De fabriek van Norsk Hydro, ontworpen om diverse commerciele- en industriele producten te vervaardigen, was de grootste industriele onderneming van Noorwegen en zijn vernietiging zou een zware tegenslag voor het land betekenen. Toen erop aan werd gedrongen zei Tronstad dat een succesvolle vernietiging van de zwaar-water installatie de fabriek voor een- of twee jaar buiten bedrijf zou stellen. Dit scenario gaf de geallieerden een dusdanige voorsprong op de ontwikkeling van de atoombom dat zij niet meer door de Nazi's ingehaald zouden kunnen worden.
Tronstad's informatie was van cruciaal belang voor het slagen van de operatie. Hij kende elke centimeter van de indeling van de fabriek en de zwaar-water installatie, maar ook van werkwijze en werktijden van de werknemers.
In het betreffende rapport om Tronstad naderhand voor een onderscheiding in aanmerking te laten komen stond: Zijn technische adviezen waren van grote waarde omdat gebleken was dat de operatie door een kleine groep mensen uitgevoerd kon worden, zonder dat daarbij de levens van trouwe Noren gevaar liepen en de Noorse economie geen blijvende schade opliep na de beeindiging van de oorlog. De meest accurate informatie werd aangeleverd door Dr. Brun die recentelijk in Engeland aangekomen was, nadat hij en zijn vrouw door het verzet uit Noorwegen gesmokkeld waren.

Tijdens de periode dat Grouse in afwachting was van de aankomst van de zweefvliegtuigen werd er twee keer alarm geslagen omdat tot twee keer toe iemand naar de hut kwam. De SOE-instructies op dat punt waren heel duidelijk, zij moesten iedereen ombrengen die hen ontdekte, tenzij men er zeker van was dat het trouwe landgenoten betrof. Deze twee waren overigens goede Noren, de eerste was een man uit Oslo die de antennemasten gezien had en eens wilde kijken wat dat allemaal betekende. Zij legden onder bedekte termen uit dat zij een soort luisterpost waren om informatie te verzamelen. De tweede man was genaamd Brorusten, en zowel Poulsson, als Haugland kenden hem van voor de oorlog. Hij stelde geen vragen. Het risico om ontdekt te worden veroorzaakte veel onrust binnen de groep. Onder geen enkel beding mocht hun dekmantel bekend worden, maar gelijktijdig wilden zij ook geen landgenoten ombrengen, tenzij het verraders waren. Om iemand om te brengen die mogelijker wijs  praatjes rond zou strooien was niet acceptabel voor hen, maar in een oorlog gelden andere regels. Ondanks de afgelegen ligging van hun locatie brachten de bezoeken van beide mannen de kwetsbaarheid van Grouse aan het licht. Het was een vreemde situatie. Drie van hen waren in het gebied geboren en getogen, terwijl de vierde man het gebied ook heel goed kende, maar zij voelden zich als vreemden, professionele bandieten in het wild, maar vastberaden om de buitenlandse bezettingsmacht omver te werpen. Veel vrienden en familieleden woonden maar een paar kilometer verderop, zonder dat zij zich er van bewust waren dat hun geliefden op de hoogvlakte kampeerden en hun levens riskeerden, maar ook die van de plaatselijke bevolking als de bezetters er achter kwamen dat zij de in Engeland getrainde sabotageploeg hadden geholpen.
De groep had geen keus dan in de bergen te blijven. Als zij geprobeerd hadden om vanuit Rjukan of een van de omliggende dorpen de actie op touw te zetten, dan zouden zij meteen door de mand gevallen zijn. Er waren niet alleen Nazi's in de directe omgeving, maar ook landverraders en in de kleine gemeenschappen zou opvallend gedrag direct tot gevaar leiden. Gedurende de stand-by periode begon Haugland Engeland van weerberichten en andere accurate informatie te voorzien. Hoofdzakelijk dankzij de inspanningen van Torstein Skinnerland maar ook dankzij eigen verkenningsmissies was Grouse in staat om Engeland op de hoogte te stellen van troepensterkte van de bezetter in het gebied

Zo waren er, zoals zij  ontdekten, twaalf manschappen gelegerd in een hotel bij de Mosvatndam, twaalf soldaten in de fabriek zelf en veertig manschappen waren verderop in Rjukan gelegerd. Alle manschappen stonden onder het commando van een oudere kapitein die in Rjukan gestationeerd was. De meeste manschappen en officieren waren Oostenrijkers die gedurende het begin van de oorlog gewond waren geraakt en daardoor niet geheel gevechtsklaar waren. Af en toe kwamen eerste klas nazi stoottroepen naar Rjukan, bleven daar een week en trokken dan weer verder. Er waren 300.000 Nazi's in Noorwegen gelegerd op dat moment, dus was het waarschijnlijk dat in geval van een aanval op de fabriek heel snel versterking zou kunnen worden aangevoerd. Ook gaf Torstein aan dat recentelijk enkele burgers in Rjukan aan waren gekomen. Van hen werd aangenomen dat zij tot de Gestapo behoorden. Zij hadden niets in de fabriek in Vemork te zoeken en waren duidelijk ook geen Duitse geleerden. Eind september 1942 had een groep mannen van de Genie Vemork bezocht en hadden rond de fabriek mijnen gelegd. Elke dag gingen Duitse officieren bij de fabriek kijken om de veiligheidsmaatregelen nog verder opgevoerd konden worden.
Begin oktober had Generaal Falkenhorst, de  opperbevelhebber van de Duitse troepen in Noorwegen, samen met de Duitse Consul  een bezoek aan de fabriek gebracht.De generaal had een lange preek gehouden tegen de directie, managers en bewakers, dat, gezien recente Engelse commandoacties, het hem duidelijk geworden was dat de fabriek in Vemork ook bloot stond aan een dergelijke actie. Volgens Skinnerlands bronnen binnen de fabriek was de generaal erg onder de indruk van de tactieken van de commando's en demonstreerde persoonlijk hoe zij bewakers uitschakelden. Hij vertelde de toehoorders hoe de commando's gebruik maakten van chloroform, automatische wapens voorzien van geluiddempers, handgranaten en boksbeugels. Hij zei verder dat hij geloofde dat de commando's, als zij kwamen, verkleed zouden zijn als burgers en per bus, of trein zouden arriveren met gewone kleding over hun uniformen heen.
Schoorvoetend gaf hij toe dat er niet voldoende middelen waren om een garnizoen op de fabriek te legeren hij zei dat honderd man voldoende zou zijn om de fabriek goed te beveiligen en hij was bezig met plannen om nog dozijnen mijnen rond de fabriek te leggen. De Duitse versterkingen waren geconcentreerd rond de waterbuizen aan de achterzijde van de installatie in de veronderstelling dat een frontale aanval onmogelijk zou zijn gezien de ligging van de diepe kloof aan de voorzijde.

De Duitsers hadden ook zoeklichten op het dak van de fabriek geinstalleerd, er was een machinegeweernest aanwezig, verborgen in een hut naast de ingang van de fabriek. Verder waren er boobytraps en struikeldraden aangebracht. Deze waren aan de achterzijde van de fabriek geconcentreerd, want men nam aan dat de aanval daar vandaan zou komen.
De brug over de kloof van de weg naar de fabriek was afgesloten met een hek aan het einde van de weg en werd bewaakt door bewakers, die overigens meer tijd doorbrachten in het wachtlokaal met kaarten en warm blijven, dan met patrouille lopen.
Rjukan was een slaperig stadje, 240 kilometer landinwaarts gelegen, ver verwijderd van het oorlogstoneel en het idee dat Britse troepen in staat zouden zijn om het gebied te bereiken leek onwaarschijnlijk voor degene die er gestationeerd waren.
Door alle recent binnengekomen inlichtingenrapporten te verwerken en samen te voegen met de bouwtekeningen van de fabriek, leek het de operatieplanners het beste om de bewakers op de brug met behulp van geluidloze wapens uit te schakelen en dan via een steile helling naar boven te klimmen om uiteindelijk uit te komen op de spoorbaan die de fabriek van materiaal voorzag. Een van de bewakers zou waarschijnlijk een Nazi zijn, gewapend met een karabijn en de ander een Noor, te herkennen aan zijn glimmende pet, een bruine jas en gewapend met een revolver. Alle telefoonlijnen die vanaf de fabriek langs de weg liepen dienden van te voren doorgeknipt te worden. De aanvallers moesten vervolgens een hek doorknippen om op het fabrieksterrein binnen te komen tussen het krachtstation en de elektrolysefabriek, daarna moesten zij de kelders van Norsk Hydro binnen zien te komen waar het zwaar-water lag opgeslagen. Binnen zou men vier vaderlandslievende Noorse technici aantreffen die onder geen beding gewond mochten raakten.

Er waren acht maanden voorbij gegaan sinds het bericht Whitehall had bereikt dat de productie van zwaar-water in Vemork opgevoerd moest worden. Er waren talloze vergaderingen en berichten uitgewisseld tussen de betrokken partijen over hoe de operatie uitgevoerd zou moeten worden. Elke dag die voorbij ging betekende dat de nazigeleerden steeds een stap dichter in de buurt kwamen van het ontwikkelen van een wapen dat voor het eerst in de geschiedenis een complete stad zou kunnen vernietigen. Maar nu was het wachten voorbij, ruim dertig Britse commando's pakten hun rugzakken in en werden vanaf de opleidingcentra op transport gezet naar een van de zwaarst bewaakte gebieden in het noorden van Schotland.

Tegen het einde van september 1942, waren de plannen van de aanval slechts in grote lijnen opgezet door Combined Operations. Uit memo's die langs de diverse betrokkenen circuleerden bleek dat alle opties nog open waren. Er was echter een duidelijke reden waarom de definitieve planning van de operatie zo lang duurde. Hoe men het ook bekeek,  men had geen idee hoe men de mannen Noorwegen weer heelhuids uit moest krijgen. Een van de varianten was om de mannen met een Catalina vliegboot op het Mosvatn meer af te zetten, waarna men zich gedurende de nacht in de bergen zou terugtrekken, om daarna binnen 24 uur toe te slaan voordat men ontdekt werd. De groep moest zich in drieen splitsen en  op een vooraf afgesproken punt weer samenkomen. De groep zou daarna in zijn geheel ten aanval gaan, nadat alle weerstand gebroken was zouden de drie groepen apart drie verschillende taken uitvoeren.
De eerste groep zou de voorraad zwaar-water vernietigen, de tweede groep moest de zwaar-water-  installatie vernietigen en de derde groep zou de weg naar de fabriek in beide richtingen blokkeren en duitse versterkingen zo lang mogelijk ophouden. De drie groepen zouden zich daarna gezamenlijk tien kilometer naar het westen terugtrekken, naar het Mosvatn meer en daar zou een Catalina vliegboot hen oppikken en terugkeren naar Engeland.


Er waren natuurlijk problemen met dit plan, een vliegboot heeft water nodig om op te land en tegen het einde van oktober zouden de meren in Noorwegen al bevroren zijn. Gezien de grootte van het vliegtuig leek het zeer waarschijnlijk dat de bewakers van de Mosvatndam het vliegtuig zouden zien. De ontsnapping zelf zat vol risico's, er zou razend snel alarm worden geslagen en zelfs al zouden de commando's het vliegtuig kunnen bereiken dan nog was de kans groot dat het op de terugweg door gealarmeerde jagers zou worden neergeschoten.

De besluiteloosheid van Combined Operations begon Whitehall te irriteren als mede de SOE, wiens kwartiermakers (Grouse) zaten te duimendraaien in Noorwegen. Begin oktober werd Combined Operations via de privesecretaris van de voorzitter van de Raad van Oorlog tot spoed gemaand. Uit de neergekrabbelde notities van een vergadering van 13 oktober valt op te maken dat er nog steeds geen concreet plan gereed was. Een schetsje geeft de landingplaats van de zweefvliegtuigen aan, maar een aanvalsplan is er nog steeds niet.

De notities zagen er ongeveer als volgt uit:
Een vrachtwagen met onze mannen naar (de parkeerplaats bij de hangbrug) en de bewakers uitschakelen in het wachtlokaal)(de door de aanvallers meegebrachte containers met explosieven moeten de hele installatie vernietigen) tijdvertragers van 2 uur moeten de gewaarschuwde bevolking de kans geven te vluchten(de aanvallers moeten vanuit het Noorden de brug oversteken).toegang vanuit het Zuiden is niet mogelijk wegens obstakels'skinnerland en zijn vrouw moeten gewaarschuwd worden om die dag hun schoonouders in Rjukan te bezoeken (.busvervoer wordt aanbevolen) dichtst bij gelegen garnizoen is 120 kilometer verderop.in Rjukan zitten maar een paar Moffen.

Deze haastig neergekrabbelde notities laten blijken dat men van plan was de hele vallei op te blazen, maar dat men het ook niet uit de hand wilde laten lopen. Het geeft wel een beeld dat men eigenlijk geen idee had wat men precies moest vernietigen en hoe men slachtoffers bij de burgerbevolking moest zien te voorkomen. Enige dagen na deze vergadering werden de plannen uiteindelijk goedgekeurd. De operatie kreeg de codenaam "Freshman" en het doel van de missie was: voorraden Lurgan (codenaam voor zwaar-water) te vernietigen, dit is het belangrijkste doel van de missie. Pas als dit uitgevoerd is kan begonnen worden met de vernietiging van de productieinstallatie in de fabriek van Norsk.Hydro. De aanval zou uitgevoerd worden met zweefvliegtuigen en dit zou de eerste operatie van de geallieerden zijn die op deze wijze ondernomen werd in de Tweede Wereld Oorlog. De aanvalsgroep zou uit 36 man van de Royal Engineers van de 101ste Luchtlandings Divisie bestaan, inclusief drie officieren, vier bemanningsleden van de zweefvliegtuigen en de vier mannen van Grouse. Men moest desnoods al vechtend het doel zien te bereiken en de eventuele gewonden moesten voorzien van morfine achtergelaten worden. Na de actie moesten de Engelse Commando's desnoods vechtend naar Zweden zien te ontsnappen, een vluchtweg van 400 kilometer tot de grens! Gouse moest zich diep in de bergen terugtrekken en zich schuilhouden tot de Duitse zoektochten voorbij zouden zijn.

Aan de Engelse soldaten zou geen enkel detail van de operatie meegedeeld worden, ook werd hen niet verteld naar welk land men ging, dit zou pas een paar dagen voor vertrek bekend gemaakt worden. Wel werd hen verteld dat zij speciaal geselecteerd waren om een operatie achter vijandelijke linies uit te voeren. Zij werden gewaarschuwd voor welke gevaren zij zouden komen te staan en men kon desgewenst om zwaarwegende persoonlijke redenen als men bijvoorbeeld een klein kind had, of een zwangere vrouw, de missie weigeren. Degenen die dit deden werden naar hun eigen eenheden teruggestuurd zonder dat er vragen gesteld werden. De operatie werd omgeven door de hoogste vorm van veiligheid, er werd zelfs een dekmantel bedacht waarom de mannen hun eigen eenheden verlieten en waarom zij een speciale training kregen. De dekmantel was een creatie van Overste Henneker, van de Royal  Engineers Airborne Division, ondersteund door Combined Operations en hield in dat de mannen uithoudingsproeven zouden doen samen met hun Amerikaanse tegenhangers in verschillende delen van het land en de winnaars zouden de prijs, de Washington Cup, ontvangen. De zweefvliegtuigen die voor de operatie bestemd waren werden in hangars gestald om te voorkomen dat ze door Duitse fotoverkenners gefotografeerd zouden worden. De soldaten kregen een uitputtende commandotraining, wat onder andere in hield dat er lange marsen met volle bepakking (40 kg) werden gelopen. Het idee was niet alleen om de mannen lichamelijk fit te krijgen, maar ook degenen te selecteren die het fysiek niet aan konden. Na de basistrainingen werden de mannen op 27 oktober 1942 overgeplaatst naar Snowdonia en opgesplitst in paren. Daarna werden zij "blind" op een berg gedropt en zij moesten gedurende vier dagen en nachten zien te overleven.  Met een kaart en kompas moesten zij naar van te voren vastgestelde rendezvous punten navigeren. Zij kregen rantsoenen mee die ook in Noorwegen gebuikt zouden worden zodat hun lichaam er al gewend was voordat men vertrok. Sommigen werden na de training in Wales als nog uit het programma gehaald, maar de meesten gingen verder met een cursus explosieven, eerst op het SOE station in Hertford North en later in Port Sunlight in de Wirral en Fort William in de Hooglanden.
De commando's werden nooit verteld waar zij zich bevonden en werden 's nachts van het ene opleidingscentrum naar het andere verplaatst. Zij voerden nepacties uit zodat de mannen gewend waren in het donker een ruimte te betreden, hun explosieven rond apparatuur aan te brengen alsof zij blind waren. Net als SOE-rekruten werden zij ook opgeleid in de kunst van ongebruikelijke oorlogsvoering, zoals iemand geruisloos doden, straatgevechten, het gebruik van een dolk en wurgkoord en doden met blote handen. In een namaakdorp met omhoog komende  doelen die er uitzagen als vijandelijke soldaten werd getraind in straatgevechten en wapens trekken op een Wild-West manier.

Eind oktober werd er een bijeenkomst belegd om  de ontsnappingsroute na de aanval te bespreken. Overste Henneker begon de discussie door te stellen dat het soldaten benam om zich als groep al vechtend een weg naar de vrijheid te banen. Majoor de Bruyne van MI-9, een specialist in ontwijk- en ontsnappingstechnieken legde echter uit dat zij, om als groep te kunnen ontsnappen, over een afstand tussen de 200 en 400 kilometer in vijandelijk terrein vrijwel geen kans hadden. Hij stelde voor dat men zich weer in paren zou splitsen en via verschillende routes de Zweedse grens zou proberen te bereiken door zich als Noren te verkleden. Henneker gaf zich gewonnen, maar stelde wel dat men zoveel mogelijk moest zien te voorkomen om niet twee idioten bij elkaar te zetten. MI-9 werd opgedragen een plan op te stellen waarbij tenminste drie verschillende ontsnappingsroutes uitgewerkt zouden worden. Elk van de mannen zou voorzien worden van een "ontsnappingsset": een portefeuille met 200 Noorse Kronen, een kaart schaal 1:100.000 gedrukt op zijde en een instructie hoe zij zich als Noren moesten kleden en gedragen. De ontsnapping zou beginnen in battledress, maar zodra de gelegenheid zich voor zou doen moest men zich omkleden in civiele kleding die door MI-9 genaaid was om zo veel mogelijk op Noorse kleding te lijken.  De kleding werd nog voor de operatie uitgereikt zodat deze er, als de missie van start ging, gedragen uit zou zien. Hun werd ook verteld zich elke dag te scheren, zij die een snor droegen moesten hem afscheren, omdat Noorse mannen geen snorren droegen. Ook moesten zij hun haar laten groeien en lang haar dragen op de Noorse wijze. Er mocht vlak voor de operatie geen haarwater meer gebruikt worden, omdat dit waarschijnlijk in Noorwegen zelf niet meer te krijgen was. Ook werd hen bijgebracht een paar Kronen in een boot als bedankje achter te laten als zij die zouden moeten stelen. Als zij gevangen genomen werden moesten zij alleen volgens de Geneefse Conventie hun naam, rang en nummer prijsgeven

Tijdens het overleg werd nogmaals benadrukt dat men tijdens de actie de Engelse gevechtskleding moest dragen, dat er geen twijfel zou kunnen bestaan over het feit dat dit een operatie van de Geallieerden was en niet van een lokale verzetsbeweging, om hiermee te voorkomen dat er represailles tegen de burgerbevolking ondernomen zouden worden.

Elke soldaat kreeg de volgende uitrusting mee: normale gevechtskleding met daaronder civiele kleding, een witte winddichte anorak, een wollen zeemanstrui, een blauwe skibroek, laarzen met beenkappen, een paar schoenen van Noors model , zes paar sokken, lang ondergoed, khaki wanten met wijsvinger, een paar rubber handschoenen (voor de explosieven), een pet, een bivakmuts, skisjaal en een stalen helm. De rest van de uitrusting bestond uit een lichte waterproof slaapzak van ongeveer twee kilo, een Bergen rugzak, een alcoholkompas en Stengun met magazijnen, rantsoenen voor tien dagen, een EHBO-set en de benodigde explosieven.

Majoor Munthe, een Gordon Highlander toegevoegd aan SOE (zoon van de Zweeds schrijver Axel Munthe), stelde een memo samen met daarin een paar zinnen die de Britse commando's konden gebruiken tijdens hun ontsnapping naar het neutrale Zweden: "Jeg Har vert ut kopt lit proviant til Mor" (Ik ben wat boodschappen voor mijn moeder wezen doen) en "Unskyld men jag maa hurtigst til tannlegeren" (Sorry, maar ik moet zo snel mogelijk naar de tandarts). Munthe stelde voor om deze laatste zin met een kurk, of een steen in de mond uit te spreken.
Uit deze voorbeelden blijkt wel hoe ver SOE ging om, zelfs bij een haastig in elkaar gezette operatie als Freshman, het uiterste te doen voor de veiligheid van de deelnemers. Munthe's voorstel was op zich niet zo gek want het was zeer onwaarschijnlijk dat de mannen een Duitser tegen zouden komen die Noors sprak. De meeste Hollywood films geven de indruk, zeker bij "The Heroes of Telemark", dat SOE en Combined Operations uit een stel dol dwaze avonturiers bestond die geleid werden door een stel roekeloze schooljochies.

De waarheid is echter dat SOE, ondanks de kritiek in de eerste jaren van zijn bestaan, een uiterst effectieve en professionele organisatie was, die geleid werd door intelligente soldaten met gevechtservaring.
Nu wij toch met mythes en nonsens bezig zijn, de in 1963 door Kirk Douglas gemaakt film over de aanval in Vemork  werd door de echte saboteurs ronduit voor rotzooi uitgemaakt, ondanks het feit dat een aantal van hen geholpen hadden bij het tot stand komen van de film.
In het midden van November 1942 werd het gezelschap naar het noorden getransporteerd, net voor de aanvang van de november maan-periode  in de buurt van het vliegveld Skitten bij Wick. Het was een vlak landschap zonder enige bomen, aan de noord-oost kust van Schotland. Hier vandaan zou de operatie beginnen.
Op 15 november gaf Haugland door dat er 30 centimeter hard bevroren sneeuw lag op de landingsplaats. Als het weer zo bleef zou de mars naar de fabriek niet meer dan vijf uur in beslag nemen.

Op 18 november 1942 stuurde Louis Mountbatten, bevelhebber van Combined Operations, het volgende bericht naar  Premier Churchill via de natuurkundig adviseur van Downingstreet, Lord Cherwell:

Zes-en-dertig (in werkelijkheid waren het 34) leden van de Airborne Divisie worden op de nacht van 19 op 20 november, of de nacht van 26 op 27 november,  per zweefvliegtuig naar de krachtcentrale, elektrische- installatie voor de productie van zwaar-water en de voorraden zwaar-water gevlogen om deze te vernietigen. De Nazi's beschikken over ongeveer 1500 kg zwaar-water, wat bijna allemaal in Vemork opgeslagen ligt. Mochten zij over een hoeveelheid van vijf ton van dit materiaal beschikken dan zullen zij in staat zijn een explosief te ontwikkelen dat duizend keer sterker is dan wat voor explosief waar wij vandaag de dag over beschikken. Als de operatie succesvol is, zal het zeker drie jaar duren voordat de Nazi's vijf ton zwaar-water kunnen produceren. Als het echter mislukt dan kunnen zij reeds over 18 maanden over deze hoeveelheid beschikken. De aanvallers hopen naar Zweden te kunnen ontsnappen.

Churchill antwoorde: C.C.O. gaat akkoord, vraag Lord Cherwell om bij mij rapport uit te brengen over technische details. Hij is al mijn adviseur over deze kwestie. Getekend W.S.C

Van alle landen in Europa was Noorwegen het meest ongeschikt voor operaties met zweefvliegen, deze vliegtuigen zijn al extreem gevaarlijk zelfs als het terrein geschikt is en het weer mee zit. De troepen zelf gaven de voorkeur aan parachutes, hoewel deze vergeleken met het huidige materiaal, nog heel primitief en gevaarlijk waren. Zweefvliegtuigen hebben een vlak landingsterrein nodig en dat is in heel Noorwegen niet te vinden met zijn rotsige, slingerende valleien en fjorden. Landen op het ijs van de meren was ook geen optie, door het gewicht van het toestel met daarin twaalf zwaar bepakte mannen zou door het ijs zakken. Het toestel kon ook een massa keihard ijs voor zich uit stuwen en daardoor over de kop slaan.
Door het pokdalige terrein konden ook valwinden ontstaan waardoor de moeilijk te besturen zweefvliegtuigen konden gaan slingeren als een rodeo stier. Om het nog erger te maken bleek het weer in Noorwegen die herfst verschrikkelijk te zijn, zonder accurate weersvoorspellingen kon het maar zo zijn dat men met prachtig weer zou vertrekken, om even later in de storm verzeild te raken die boven de Hardangervidda raasde.   De piloten van de zweefvliegtuigen hadden een zeer gevaarlijk beroep en hun kans op overleving was uiterst klein naar mate het aantal operaties opliep.

Nadat zij op standby gezet waren in afwachting van de aankomst van Fresman, namen de mannen van Grouse de plannen keer op keer door om te voorkomen dat het die nacht mis zou gaan. Hun inzet was van vitaal belang gedurende de gehele operatie. Helberg en Poulsson moesten de landingslichten klaar zetten en het Eureka baken moest op de juiste plaats staan om de zweefvliegtuigen naar de landingsbaan bij de moerassen bij de Movatn dam te leiden. Haugland en Kjelstrup moesten bij de radioset blijven om op bericht van Londen te wachten om de landingsbaan gereed te maken. Helberg moest eerst in de volgende nacht de telefoonkabels doorknippen voordat hij en Poulsson de Britse saboteurs naar Vemork konden leiden. Voordat Haugland en Kjelstrup naar de hut konden terugkeren moesten zij eerst het Eureka baken vernietigen en de landingslichten verzamelen. De beide Grouse-paren zouden elk een andere route nemen na de actie en elk op een aparte plek een week onderduiken alvorens men elkaar weer bij een hut in de buurt van de dam zou ontmoeten. Tijdens de nacht van 18 november zat men gespannen in de hut op bericht van Londen te wachten, maar tot hun teleurstelling werd het woord BOY uitgezonden, wat inhield dat de operatie die nacht niet door zou gaan. Om kwart over vijf de volgende middag gaf Haugland aan Londen door dat het weer in Telemarken goed was.  Er was enige wind uit het westen en wat flarden bewolking en het zicht was tien kilometer. Kort daarop werd het woord GIRL ontvangen, de operatie gng van start.

De 34 Royal Engineers, in volledige gevechtskleding en beladen met uitrusting, staken op 19 november op het vliegveld Skitten de startbaan over om in hun Horsa zweefvliegtuigen te klimmen die door Halifax bommenwerpers getrokken zouden worden. Naast de zeventien commando's waren er nog twee RAF piloten in het vliegtuig aanwezig. Zij konden door middel van een telefoonlijn die in de trekkabel zat met de piloten in de bommenwerper communiceren. De planners van Combined Operations en SOE hadden uitgerekend dat 15 mannen nodig waren om de missie succesvol uit te voeren, maar zij hadden het aantal verdubbeld en verdeeld over twee zweefvliegtuigen. Als er een zou verongelukken, of tijdens de landing onder vuur zou komen te liggen, dan kon de rest de operatie als nog uitvoeren.

Op het moment dat de vier vliegtuigen om zes uur 's avonds vertrokken was het weer gunstig, er was echter een lichte bries en een van de weerkundigen op de basis waarschuwde hiervoor en vond dat de missie niet door kon gaan. De wind begon aan te trekken toen zij boven de Noordzee vlogen. De zweefvliegtuigen begonnen te slingeren en te stampen waardoor de magen van de commando's aanboord gespannen werden.
Dergelijke missies wekten altijd in gelijke mate stress en opgewondenheid op en als men daarbij ook nog in de houten vliegtuig zonder motor zit,  wat ook nog als een gek tekeer gaat, dan worden de zenuwen danig op de proef gesteld.

Helberg en Poulsson zetten het Eureka-baken in elkaar, dat hen zou waarschuwen wanneer de vliegtuigen in de buurt waren. Dit soort baken was aan het begin van de oorlog ontwikkeld. Ondanks het feit dat het ten opzichte van de huidige systemen uiterst primitief was, was het van onschatbare waarde voor SOE agenten, wiens levens er soms van af hingen om met de RAF te kunnen communiceren.
In het vliegtuig zat een apparaat wat Rebecca heette dat pulsen uitzond richting Eureka op de grond, deze zond de pulsen automatisch op een andere frequentie uit. Deze pulsen werden weer door Rebecca ontvangen en vergeleken met de  eerder uitgezonden pulsen. Op deze wijze konden de piloten precies vaststellen wat hun positie was ten opzichte van Euerka.

Haugland die Eureka die nacht bediende zette de koptelefoon op en schakelde de spanning in.  Wanneer de naderende vliegtuigen het signaal van Eureka ontvingen, kon Haugland een bepaald soort brom horen en wist daarmee dat zij in de buurt waren. Meteen legden zij drie rode landingslichten in een driehoek, elk honderd meter uit elkaar,  met een knipperende witte lamp in de top die de richting van de wind aangaf. Met de witte lamp werd de letter L geseind en deze werd op het vliegtuig gericht. De groep zat gespannen te wachten op het geluid van de bommenwerpers. Zij wachtten en wachtten, totdat om twintig voor tien Helberg en Poulsson het geluid van een vliegtuig hoorden dat naderde vanuit het zuid-westen en Haugland hoorde een zwak geluid uit het Eureka apparaat komen. Eindelijk waren de Engelsen er! Over een aantal uren zouden zij optrekken naar de fabriek in Vemork en daarmee voor het eerst met de vijandige bezettingsmacht geconfronteerd worden. Hun harten sprongen op bij het horen van het vliegtuig dat minder dan twee kilometer van hen verwijderd was in de enorme verlatenheid van de Hardangervidda. Maar de moed zonk hun in de schoenen toen zij hoorden dat het vliegtuig van hen vandaan draaide. Het volgende uur konden zij af en toe het geluid van een vliegtuig horen omdat de RAF piloten naarstig naar het baken in de witte wildernis onder zich aan het zoeken waren. Het was voor de mannen van Grouse niet duidelijk of het om een, of twee vliegtuigen ging. De bewolking begon dikker te worden en in de war gebracht door de hoeveelheid meren en ravijnen onder zich, kon de bemanning niet bepalen waar het landingsterrein lag. De Grouse-groep voelde zich hulpeloos. Om elf uur hoorden Poulsson en Helberg voor het laatst het geluid van een vliegtuig en een half uur later keerden zij terug naar de hut.

"Wij hebben absoluut het geluid van vliegtuigmotoren gehoord, maar er gebeurde maar niets"  vertelt Helberg achteraf. "Het weer was niet eens heel erg slecht, er was een beetje bewolking, wat wind, maar het stormde zeker niet. De maan was zichtbaar en daardoor was het niet eens heel erg donker!  Na de oorlog bevestigde Haugland dat er enig contact was geweest tussen het Rebecca- en Eurekasysteem en dat zij het vliegtuig boven zich hadden gehoord. Ik heb nog geprobeerd met Engeland contact op te nemen vanwege het weer, maar ik kon er niet door komen. Ik had last van storing veroorzaakt door het Eureka systeem, maar al snel hoorden wij het geluid van vliegtuigmotoren boven ons, maar het stierf weer weg. Om vijf voor twaalf ontving Combined Operations een vaag bericht dat een van de zweefvliegtuigen boven zee, vlak voor de Noorse kust, losgekoppeld was, maar er was geen nieuws over het sleepvliegtuig.  Om half twee ontvingen zij het bericht dat een van de Halifax bommerswerpers veilig op Wick was geland. Tijdens het ochtendgloren stegen tien vliegtuigen op om voor de Noorse kust naar het zweefvliegtuig te zoeken, maar zij keerden allen terug zonder iets gevonden te hebben. Gedurende de volgende twee dagen was er veel verwarring over het lot van de bommenwerper en de twee zweefvliegtuigen. Op de derde dag onderschepte een luisterstation een Duits bericht waarin vermeld werd dat twee zweefvliegtuigen en een bommenwerper gedwongen waren te landen en dat de sabotagetroepen waren aangevallen en geelimineerd. Wat er echt met de manschappen gebeurd was werd pas duidelijk toen Engelse troepen na de oorlog naar Noorwegen terugkeerden.

Een van de bommenwerpers met een zweefvliegtuig achter zich, had de dropzone bereikt, maar omdat men niet zeker wist of dit de juiste lokatie was en omdat de brandstofvoorraad snel afnam besloot de bemanning  de terugweg te aanvaarden. Vechtend om hoogte te winnen vloog het vliegtuig een wolk in en er ontstond hevige turbulentie . De trekkabel bevroor compleet en brak, hierdoor stortte het zweefvliegtuig in de ijzingwekkende spiraal met 160 km/uur met de neus naar beneden. De vliegtuigen waren in de buurt van de kust toen de kabel knapte, dit verklaart waarom de RAF bemanning een bericht naar het hoofdkwartier stuurde dat men het zweefvliegtuig boven zee had losgelaten. Daarentegen stortte het vliegtuig in de met sneeuw bedekte bergen op een plek die Fyljesdal genoemd wordt bij Lysefjord. Door de crash kwamen direct zeven mensen in het vliegtuig om het leven. Van de gewonden had er een een gebroken rug en was vanaf de heupen verlamd, een ander had twee gebroken benen,  een had een gebroken kaak en een had een schedelfractuur en ernstige ademhalingproblemen.

Crashsite Horsa DP 349                   Crashsite Horsa HS 144 &                                                                      Geplande Drop Zone
                                                                     Halifax W 7801

Tom Conacher de adjudant aan boord van de Halifax zei:"Wij maakten een bocht en vlogen terug naar huis. Wij waren praktisch bij de kust toen er ontzettend veel ijsvorming ontstond. Ik zag dat de sleepkabel ook begon te bevriezen en het zweefvliegtuig zat niet langer recht achter ons. Toen knapte de kabel en ik zag hem wegschieten. Op een gegeven zag ik een geweldige oranje vuurbal naast ons en ik nam aan dat het hier om het zweefvliegtuig ging".
De vijf niet gewonde commando's uit het zweefvliegtuig verpleegden de gewonden eerst zo goed mogelijk en gingen vervolgens op weg om hulp te halen. Zij hadden kunnen proberen naar Zweden te ontsnappen, maar zij wilden hun gewonde kameraden niet in de steek laten. Zij gaven zich over in de veronderstellingen dat hun collega's volgens de Geneefse Conventie verzorgd zouden worden en dat zij uiteindelijk allemaal tot het einde van de oorlog in een krijgsgevangenkamp terecht zouden komen. Toen een groep Noren met de commando's naar het wrak gingen troffen zij daar een ware hel aan, Zij zagen acht lichamen, inclusief die van een soldaat die het wrak was uitgekropen en aan onderkoeling en bloedverlies was overleden. Van een was de buikwand opengescheurd en hij was met zijn ingewanden aan de grond vastgevroren. De gewonden kregen morfine toegediend en werden op geimproviceerde brancards van de heuvel naar beneden gedragen naar een nabij gelegen boerderij.

Kort daarna arriveerden er twee groepen Duitsers, eerst een aantal gewone soldaten en daarna een groep SS-ers onder commando van een Gestapo-officier. De doden werden zonder enige vorm van ceremonie in een ondiep graf gegooid. De Noorse bevolking verzocht de Nazi's de volgende dagen om de doden een passende begrafenis te mogen geven, maar dit werd keer op keer geweigerd. Later heeft men een hek om het graf gezet om te voorkomen dat er dieren bij zouden komen. Na de oorlog werden de lichamen opgegraven en met alle eer herbegraven op de begraafplaats van Eiganes in de buurt van Stavanger.

  Wrak van een Horsa zweefvliegtuig.

De vijf niet gewonden werden naar het concentratiekamp Grini bij Oslo afgevoerd en bleven daar tot eind januari 1943. Toen werden zij geblinddoekt en naar het Trandum Bos gebracht en door middel van een nekschot om het leven gebracht.

Na de oorlog werden zij herbegraven in de Gemenebest Oorlogs Graven in Vestre Gravland, een buitenwijk van de Noorse hoofdstad.
De vier gewonden waren korporaal James Cairncross uit Hawick, Chauffeur Peter Farrell uit Marleybone, Korporaal Trevor Masters uit Cobh, County Cork, Ierland en Genist Eric Smith uit Paddington. Zij werden door de Gestapo meegenomen en wat er met hen gebeurd is, is eigenlijk te gruwelijk om te lezen. Onderzoek van de Geallieerden na de oorlog over de dood van deze vier heeft geleid tot een rechtzaak voor oorlog- misdaden, hierin werden alle gruwelijke details van hun marteling en dood ten toon gespreid. Zelfs in Gestapo normen, die al behoorlijk heftig waren, was de behandeling van de vier uiterst extreem. De vier werden naar gevangenis A in de Lagodsveien in Oslo gebracht en aan de Gestapo overgelaten. De mannen hadden erg veel pijn, want zij waren sinds zij bij de plaats van het ongeluk waren opgehaald niet meer behandeld. Drie van hen werden geslagen en half gewurgd met leren riemen alvorens men op hun keel en borst ging staan, waarna hun bloedbanen met lucht werden geinjecteerd. Zij stierven heel langzaam en onder hevig pijnen. De vierde man, die het minst gewond was zat in een aparte cel, maar hoorde hun geschreeuw en gekreun tot het uiteindelijk stil werd. Hij lag die nacht in zijn cel angstig te wachten op zijn "behandeling", maar er werd hem een langzame pijnlijke dood bespaard. De volgende dag kreeg hij een nek- schot terwijl hij de trappen van de gevangenis afdaalde naar de kelders. De vier lichamen werden vanaf een schip op zee overboord gegooid.

Na beeindiging van de vijandelijkheden werden drie nazi's in staat van beschuldiging gesteld door het oorlog tribunaal. Twee werden ter dood veroordeeld en een tot levenslange gevangenisstraf, omdat hij een bijrol had gespeeld bij de dood van de drie jonge soldaten.

          Monument in Eiganes

 

IIN MEMORY OF FOUR ROYAL ENGINEERS 1ST BRITISH AIRBORNE DIVISION:

EERSTE-KORPORAAL T. L. MASTERS

KORPORAAL J. D. CAIRNCROSS

CHAUFFEUR  P. P. FARRELL

GENIST E. J. SMITH

Er heerste veel verwarring over het lot van de andere bommenwerper en het tweede zweefvliegtuig, maar toen de feiten boven water kwamen waren de details net zo schokkend. Op 11 december 1942, drie weken na de start van operatie Freshman, ontving SOE een bericht van een van zijn agenten die werkzaam was in het zuidelijke deel van Telemarken onder de codenaam SWAN. Hij berichtte dat het zweefvliegtuig tegen een berg was gevlogen bij de kerk van Helleland in de buurt van Egersund, 200 kilometer verwijderd van zijn feitelijke bestemming. Twee bemanningsleden waren op slag dood, de overigen waren allemaal gewond. Alle gevangen werden ongeveer twee uur lang verhoord en daarna meteen doodgeschoten. Ook hun lichamen werden in een ondiepe kuil gedumpt en na de oorlog herbegraven op het kerkhof van Eiganes. Die dag waren in Stavanger en omgeving de scholen gesloten en hingen de vlaggen halfstok.

De Halifax die het zweefvlieg had gesleept was vrijwel meteen toen het zweefvliegtuig los raakte tegen een berg gevlogen, waarbij alle inzittenden om het leven waren gekomen. De Nazi's dumpten de stoffelijke resten in een moeras. Na de oorlog werden zij herbegraven op het kerkhof van Helleland . Na de oorlog hebben de geallieerden veel tijd gestoken in het opsporen van de schuldigen van deze moordpartijen, welke het gevolg waren van het zogenaamde "Furerbefehl". Dit bevel werd op 18 oktober 1942 door Hitler uitgevaardigd. Hij was van mening dat de wijze van oorlogvoeren door middel van sabotage- en commando- acties niet tot de Geneefse Conventie behoorde en daarom moesten alle leden van deze groepen direct aan de Sicherheits Dienst worden overgedragen om geexecuteerd te worden.

Zowel op vliegveld Wick, als in Noorwegen zijn monumenten ter herinnering aan de slachtoffers opgericht

Grouse was die nacht van de operatie met een sterk gevoel van teleurstelling naar bed gegaan, maar dit gevoel veranderde in wanhoop toen zij via SOE de tragische belevenissen van die nacht te horen kregen. "Het was een bittere ervaring" zo vertelt Poulsson. "Mede gezien het feit dat juist de dagen na die nacht het goed weer bleef". Freshman was niet alleen een menselijk drama, ook tactisch gezien was het een ramp. Ruim dertig man elitetroepen waren  gesneuveld, maar de Nazi's waren er ook achter gekomen wat het doel van de missie was en begonnen massaal fortificaties rond de fabriek in Vemork aan te brengen. De kans op een succesvolle actie in en rond de fabriek was dan ook nog maar erg klein. Het lag voor de hand dat de Nazi's het hele gebied uit zouden kammen en massaal mensen zouden arresteren om er achter te komen wie betrokken was bij de planning van de sabotageoperatie. De Grouse-groep was nu heel kwetsbaar en waren gedwongen zich terug te trekken in een van de meest afgelegen gebieden binnen de Hardangervidda tot het gevaar voorbij was. SOE stuurde een spoedbericht naar de groep dat zij zich zo snel mogelijk in veiligheid moesten brengen. Hen werd gevraagd om de Duitse versterkingen in kaart te brengen en plannen te bedenken voor een nieuwe missie. Met de zin: "Houd de rug recht, wij zullen de klus klaren", eindigde het telegram. De groep trok zich zoals gezegd terug diep in de Hardangervidda. Wel melden zij het hoofdkwartier dat twee van hen regelmatige verkenningsacties vanuit de nieuwe locatie zouden uitvoeren. De komst van de winter maakte het twijfelachtig of een dergelijke operatie nog wel mogelijk was, maar zij stelden Londen op de hoogte dat zij bereid waren de missie zelf uit te voeren. "Wordt de volgende actie weer door Engelsen op dezelfde manier uitgevoerd""vroegen zij Londen. 'ski-ers zijn in het voordeel. Als wij enige hulp kunnen bieden willen wij graag aan de actie deelnemen".

Ondertussen begonnen de Nazi's met een geweldige veegactie om te radiobedienaar te pakken te krijgen die naar hun idee betrokken moest zijn geweest bij operatie Freshman. In een publicatie in The Times, geschreven door een correspondent van de krant uit Stockholm, was te lezen dat in Rjukan een vals luchtalarm was afgegeven, waarna de inwoners binnen moesten blijven en de stad bezet werd door 200 Gestapo-agenten die met machine geweren en granaten bewapend waren. Na een serie invallen, die vijftien uur duurden en waarbij 22 Noren werden gearresteerd en verhoord konden de Nazi's de man die zij zochten echter niet vinden.

Operatie Freshman was al een ramp voordat deze goed en wel begonnen was, een plan dat ontstaan was op basis van wilde plannen en wanhoop, in plaats van vertrouwen. Zelfs al was de landing goed afgelopen en zelfs al hadden zij kans gezien hun missie met succes te vervullen, dan nog was het zeer onwaarschijnlijk geweest dat zij uit de handen van de Nazi's hadden kunnen blijven en het was zeer zeker de vraag geweest of zij kans hadden gezien 400 kilometer door bevroren, onbegaanbaar terrein te kunnen trekken. Het leek  meer op een zelfmoordactie die de paniek en de noodzaak van de Geallieerden weergaf om het Nazi's atoomprogramma een halt toe te roepen. De vraag rijst of de planners van de operatie op de hoogte waren van de gevaren van de Noorse wildernis in de winter. Goed getrainde Noren hadden deze operatie uit kunnen voeren, deels omdat zij zich als burgers voor konden doen, maar hoofdzakelijk om dat zij weten hoe zij het klimaat en het terrein kunnen overleven.

Tor Nicolaysen is een bergbeklimmer en outdoorspecialist, die naast andere zaken ook toeristen langs het pad en de hutten van de zwaar-water operatie leidt. Hij is tevens eigenaar van het hotel Rjukan Fjellstue, wat op vijf kilometer afstand van Vemork ligt. Hij kent als geen ander de Hardangervidda en hij betwijfelt of de commando's van Freshman in dit terrein hadden kunnen overleven. "Ik denk dat zij de klus in Vemork best hadden kunnen klaren, maar ik denk niet dat zij hadden kunnen ontsnappen.  Zij hadden geen ski's bij zich, hadden geen training gehad voor deze weersomstandigheden en in november 1942 was het weer verschrikkelijk slecht.
Als de mannen kans hadden gezien om de missie succesvol uit te voeren, de tocht naar Zweden te overleven, dan was deze actie in de geschiedenisboeken terecht gekomen als een van de stoutmoedigste, de dapperste en de belangrijkste uit de militaire geschiedenis. De soldaten van Freshman waren geharde, goed getrainde professionals, maar zij hebben nooit de kans gehad om zichzelf te bewijzen.

Na het ter ziele gaan van operatie Freshman werd de noodzaak om een dergelijke operatie opnieuw op te zetten steeds groter, terwijl de kans van slagen steeds kleiner werd. Het vermoeden van de Nazi's dat de Geallieerden alles op alles zouden zetten om het Duitse atoomprogramma de grond in te boren, werd bevestigd door de vondst van een kaart op een van de crashgebieden waarop Vemork omcirkeld was. Ieder element van verrassing was hiermee verloren gegaan. De Engelsen zouden komen, maar of zij nu over land, over zee of vanuit de lucht kwamen, de Nazi's stonden in steeds toenemende aantallen, achter steeds sterker wordende fortificaties, op hen te wachten.
De Nazi's hadden steeds gedacht dat de zwaar-water productiecellen in de kelders van de fabriek veilig waren , beschermd door natuurlijke- en door hen aangelegde  concentrische defensieve ringen. De eerste verdedigingslijn werd gevormd door de Noordzee en de zwaar gefortificeerde kustlijn. Dan was er nog een enorm groot gebied rond de fabriek en de toegangen tot de Rjukanvallei die gegeseld werden door de ijskoude wind en de bloedstollende koude. De vallei zelf was alleen maar bereikbaar via een enkele weg. Dus zou elke groep saboteurs die dapper of gek, genoeg waren om de vallei op ski's te benaderen en daarbij niet ontdekt werden.Moesten daarna nog kans zien te voet de verraderlijk steile kliffen af te dalen. De Nazi's geloofden niet dat het mogelijk was om de kloof te bedwingen en concentreerden hun verdedigingswerken rond de hangbrug over de kloof en de buizen die achter de fabriek van de helling naar beneden liepen. (Vandaag de dag trekt de kloof de wereldtop van de ijsklimmers aan, wat een indruk geeft van de zwaarte van de beklimming) Als de Engelsen tot het fabriekscomplex zouden doordringen, wat hoogst onwaarschijnlijk was, dan zouden zij eerst de Nazi verdedigers moeten elimineren, vervolgens tot de kelders  moeten doordringen en hun explosieven aanbrengen voordat de Duitse versterkingen vanuit Rjukan zouden arriveren. 
Vanuit militair oogpunt was dit een onmogelijke optie. Als de Engelsen het wilde proberen, dan geluk ermee, vonden de Nazi's en dit gaf precies hun arrogante houding weer. Maar dit was nou precies wat SOE een paar dagen na het falen van operatie Freshman van plan waren te doen. Het enige verschil was dat het uitgevoerd zou worden door Noren, verkleed als Engelse soldaten.
SOE was nu alleen verantwoordelijk voor de nieuwe missie, want een gecombineerde operatie samen met Combined Operations bleek niet werkbaar. De Noorse sectie in Schotland kreeg opdracht een aanvalsgroep samen te stellen die gedurende de volgende volle maan in december gedropt zouden worden. De nieuwe operatie kreeg de codenaam GUNNERSIDE. Er mocht geen tijd meer verloren gaan want het was al bijna een jaar gelden dat de productie van zwaar-water in Vemork met 300% was opgevoerd en men maakte zich ook zorgen over de kwartiermakers die hun kamp op de Hardangervidda hadden opgeslagen. 


De SOE chefs wisten dat de rantsoenen van Grouse een gevaarlijk dieptepunt zouden bereiken en zij waren bang dat hun kans op overleven gedurende de komende de winter te klein waren. Alle vegetatie zou immers verloren gaan in de sneeuwstormen, het ijs en de ijskoude poolwind.
De rendierkudden zouden weldra naar het zuidelijke deel van de Hardangervidda trekken, maar niemand kon voorspellen wanneer. Vlees en vet zouden voor de mannen overigens niet voldoende voedingstoffen leveren om het voorjaar te halen. Om te kunnen overleven zouden zij ook vitaminen en koolhydraten nodig hebben in de vorm van fruit en groenten.
Enkele dagen na de Freshman tragedie, ontving de groep het bericht dat een volgende aanval gepland was en dat deze in de week voor Kerstmis 1942 uitgevoerd zou gaan worden.

De codenaam van hun eigen operatie zou veranderd worden van Grouse in SWALLOW, om er zeker van te zijn dat de Nazi's op een verkeerd spoor te zetten die mogelijk iets van hun bestaan te weten waren gekomen gedurende de ondervragingen in de directe periode na Freshman.

Zij besloten de Sandvatn hut te verlaten en niet meer via de radio met Engeland contact op te nemen tot zij er zeker van waren dar de Nazi-razzia's voorbij waren.  Het was een uiterst gespannen situatie en Grouse begreep heel goed dat het beste wat zij nu konden doen was onderduiken tot alles weer rustig werd.

De SOE-regels waren heel duidelijk, Swallow mocht onder geen beding contact opnemen met een andere SOE-agent, maar zowel Swallow, als Skinnerland,  waren met elkaars aanwezigheid in het gebied bekend. Het was echter niet te voorkomen dat zij elkaars pad kruisten omdat Swallow hulp nodig had bij het uitvoeren van hun taken. Skinnerland die hun accu's op kwamen halen om deze bij te laten laden stelde voor dat zij uit zouden wijken naar de Grasdalenhut die eigendom was van het hoofd van de Milorg-cel in Rjukan. Milorg was de naam van de ondergrondse verzetsbeweging in Noorwegen. De vier besloten zich weer in twee paren op te delen, alle uitrusting te verdelen en een tijdje bij elkaar uit de buurt te blijven.
Op 23 november arriveerden zij in hun nieuwe onderkomen met al hun uitrustingen behalve het Eureka apparaat dat elders verstopt was en van hieruit vertrokken zij weer naar de plek bij Fjarefit waar zij de containers hadden verstopt om de rest van de uitrusting op te halen. In het donker waren zij echter niet in staat de containers te vinden en waren gedwongen die nacht in hun slaapzakken in sneeuwholen door te brengen omdat op de Hardangervidda een sneeuwstorm was opgestoken. De volgende dag konden zij ondanks een geweldige sneeuwstorm hun containers vinden en konden zij dankzij een windscherm, gemaakt van de parachute, de voorraden verdelen.
Poulsson en Kjelstrup gingen naar een gebied genaamd Vinje, terwijl Haugland en Helberg alle voorraden die zij maar konden dragen naar de hut in Grasdal brachten. Het eerste paar werd soms letterlijk door de kracht van de wind omver geblazen. Volgens Poulsson moesten zij gewoon op handen en voeten kruipen om nog vooruit te kunnen komen. Zij waren gedwongen om in de nabij gelegen boerderijen onderdak te zoeken. Dit zouden zij normaal alleen doen in een noodgeval omdat zij bang waren dat mogelijke geruchten over hun aanwezigheid ook ter ore zou komen van de Nazi's of Noorse collaborateurs. Deze laatsten werden  in Noorwegen Quislings genoemd. Beiden werden echter steeds door vaderlandslievende Noren ontvangen die geen vragen stelden en een aantal dagen later waren de vier weer bij elkaar in de Grasdal hut om vandaaruit elk apart weer op pad te gaan.
De volgende twee weken ontweken alle vier leden van Swallow de Nazi-razzia's alleen, of in paren, voordat zij naar de Grasdalhut terug keerden. Volgens Poulsson was het opmerkelijk dat zij kans hadden gezien de zoekacties te ontwijken. Hij en Kjelstrup kamen in het gebied rond Rauland aan terwijl de Nazi's er net weg waren, terwijl Haugland er net vertrokken was voordat de Nazi's eraan kwamen. Helberg had met Torstein Skinnerland op een bepaald punt afgesproken, maar hij was godzijdank gezien het verschrikkelijke weer niet in staat geweest te komen. Die dag was Torstein namelijk door de Nazi's gearresteerd en naar het concentratiekamp in Grini, bij Oslo, gestuurd. Een ander lid van de Skinnerlandfamilie, Olav, was ook gearresteerd in een poging van de Nazi's om alle vormen van verzet in het gebied rond Rjukan uit te roeien.

De arrestatie van Torstein Skinnerland was niet alleen een slag voor Swallow, naar ook voor de Geallieerde Inlichtingen Dienst. Gelukkig was zijn broer Einar tijdig gewaarschuwd en kon hij naar de Hardangervidda ontsnappen. Terwijl de Nazi's het gebied uitkamden om Einar te vinden,  besloot men dat het voor iedereen beter was dat Einar bij hen zou blijven tot de zoekacties voorbij waren. Einar bleek een geweldige aanvulling voor het team te zijn. Zonder hem hadden zij niet kunnen overleven, laat staan de operatie hebben kunnen uitvoeren. Hij bleek een man met een goed humeur te zijn  en met zijn opgewekte geest en altijd aanwezige glimlach wist hij de spirit van het team weer flink op te krikken. In zijn rapport van na de oorlog schreef Helberg: "Het was een plezier om in zijn gezelschap te zijn, hij was een belangrijke factor in ons bestaan in die moeilijke omstandigheden". Skinnerland verzamelde gegevens over troepenconcentraties in de omgeving, over de productie van zwaar-water in Vemork, hij bracht munitie voor de rendierjacht en laadde de accu's op voor de zender en het Eureka-apparaat. Via zijn broer Torstein had Einar de groep al eens eerder van voorraden voorzien toch dat was meestal alleen meel en havervlokken, maar alle beetjes hielpen. Nu bracht hij ons ook extra dingen zoals gedroogde melk,  sardientjes, bonen, haver, aardappels en andere zaken. Deze dingen waren de jeu van ons bestaan, aldus Poulsson. Maar met de arrestatie van Torstein was deze bron van voedsel weggevallen en nu moest het team hun eigen kostje bij elkaar zien te scharrelen in afwachting van de zwaarste winter in jaren die het gebied zou treffen.

Wanneer Einar bij hen in de hut was, was hij een bonk rustloze energie , kookte eten, hakte hout en maakte schoon. Hij was ook een van de beste ski's van het Telemarken gebied, hij kende het gebied net zo goed zoals wij onze achtertuin kennen. Zijn vindingrijkheid en zijn praktische waardigheden redden ook het radiocontact met Engeland. De handgenerator, nodig om de apparatuur van spanning te voorzien,  was een stukje machinerie dat vol kuren zat. Daarnaast putte het ronddraaien van de handels degene die moest draaien volledig uit want de generator liep heel zwaar. Omdat de leden van Swallow te weinig energie binnen kregen was het bedienen van de generator een vervelend karwei voor het team. Op een nacht was de situatie hopeloos. Het vliegtuig dat het Gunnerside-team zou brengen werd verwacht, maar het team kreeg de generator niet aan de praat en men was bang geen contact te kunnen maken met de RAF piloten door middel van Eureka. Skinnerland was echter redder in nood, hij deed een paar noodreparaties waardoor de generator weer spanning leverde, maar de dropping werd afgezegd.
De volgende dag fabriceerde Skinnerland langere handels zodat het team de generator kon bedienen zonder uitgeput te raken. De mannen hadden ook problemen met de radioset, zij konden wel boodschappen ontvangen, maar niet meer zelf zenden. Einar slaagde er echter in de onderlinge verbindingen van de radio aan te passen en sloot de generator direct op de radioset aan.
Dit keerde het tij, dankzij Skinnerland's initiatieven was Swallow in staat om contact met Londen te onderhouden en daarmee was de operatie gered. Zonder Skinnerland's handige oplossingen zouden wij nooit in staat zijn geweest de missie met succes uit te voeren, vertelde Helberg aan Engelse officieren. "Zonder hem zou de doelmatigheid van het verzamelen van informatie heel laag zijn geweest. Zonder hem zou de verbinding met Engeland verbroken zijn. Zonder hem zouden wij nog minder voedsel hebben gehad, tot de jacht op rendieren begon. Hij was onmisbaar". Helaas gaf het weinige brood dat hij hen toe wist te spelen nog meer problemen.
Van het Noorse brood kregen wij steeds diaree, aldus Poulsson.

 



Bericht van 4 december 1942, hierin wordt de komst van Gunnerside aangekondigd. Norsk Hjemmefrontmuseum.

Het waren zware tijden voor iedereen die met de missie te maken had. De voedselvoorraden waren erg laag, het Eureka-baken was niet bij hen in de buurt, Zij moesten zeker zijn van de sterkte van de bewaking in Vemork, een absolute voorwaarde om de operatie uit te kunnen voeren. Maar het was lastig voor hen om zich te verplaatsen zonder achterdocht te wekken. "Wij hadden drie taken terwijl wij op team Gunnerside wachtten", zei Poulsson. "De eerste taak was om in leven te blijven, de tweede taak was het contact met Engeland te onderhouden en de derde taak was contact te maken met mensen die ons van informatie konden voorzien over wat er in de fabriek in Vemork gebeurde en wat de Duitsers van plan waren".

Op 11 december 1942 maakten zij weer contact met Engeland en kregen te horen zich gereed te houden voor de komst van team Gunnerside binnen een week. Lichamelijk was de groep in slechte conditie doordat zij gedurende de voorgaande weken te weinig en niet voedzaam genoeg hadden gegeten.

Toen zij op 16 december op stand-by werden gezet was iedereen ziek, zij hadden koorts en hevige maagkrampen. "Wij werden ziek na het eten van gedroogd vlees dat wij in een hut hadden gevonden. Het was in zout bewaard voor ongeveer twee maanden, wij maakten de fout het vlees niet eerst in water af te spoelen en het niet twee keer te koken om van het zout af te komen", zo vertelt Haugland. "Ik ben nog nooit zo ziek geweest, maar het duurde gelukkig niet lang".
Ondanks dat zij ziek waren trokken Helberg en Kjelstrup erop uit om zich door het bevroren landschap te worstelen om het Eureka-baken bij de Sandvatnhut op te halen. Poulsson ging er elke dag met zijn
Krag-geweer op uit om rendieren te zoeken. Hij had deze van Einar gekregen samen met een paar magazijnen met patronen. Helaas was het weer te slecht en kon Poulsson geen rendieren vinden.
Hun toestand verslechterde nog meer toen zij door hun voorraad droog stookhout heen waren, maar niemand klaagde er tegenover een ander over. Hun krachten begonnen langzaam maar zeker af te nemen en
Kjelstrup en Helberg kregen hongeroedeem en beiden zwollen ongeveer 10 kilo op. Deze opgeblazen toestand ontstaat doordat het lichaam heel veel vocht vast houdt, hierdoor moeten de mannen zo'n zes keer per nacht urineren, wat hun uitputting weer verergerde.  Het werd steeds moeilijker om 's nachts uit slaapzakken te komen om te gaan plassen. Af en toe had de hele groep last van duizelingen, koorts en sterke vlagen misselijkheid.

"Wij waren al snel door al onze rantsoenen heen, behalve een klein voorraadje dat wij voor noodgevallen apart hielden", aldus Helberg. "Wij probeerden rendieren te vinden, maar er waren er geen in ons gebied te vinden. Rendieren trekken altijd tegen de wind in en de wind kwam domweg uit de verkeerde richting. Wij braken in hutten in om iets eetbaars te vinden, maar wij hadden niet veel succes. Gedurende vredestijd lieten de mensen vrij veel basisvoorraden zoals suiker, haver of gedroogde vis in de hutten achter, maar omdat er door de oorlog een voedseltekort was waren de hutten vrijwel leeg".

Een van de meest opmerkelijke zaken van de strijd van Swallow om onder deze verschrikkelijke omstandigheden te overleven was dat zij hun kalmte bewaarden en hun gevoel voor saamhorigheid nooit verloren. Niemand verloor zijn geduld, zij vertelden elkaar verhalen over hun jeugd, tapten moppen en keken vooruit hoe Noorwegen eruit zou zien na de oorlog wanneer het land van Nazi's bevrijd zou zijn. De geestkracht van elk van de leden van het team was bepalend voor het succes van de missie. Hun mentale gezondheid was bijna net zo belangrijk als hun lichamelijke conditie, ondanks de enorme druk waren zij in staat positief te blijven denken. "Wij leefden de hele tijd in de bergen onder primitieve omstandigheden" volgens Poulsson. "Wij zagen nooit andere gezichten, onder deze omstandigheden kan de zogenaamde "Poolziekte" ontstaan, deze ziekte was niet bekend bij ons. Het waren de primitieve omstandigheden waaronder wij moesten leven en dat nam al onze energie weg. Wij hadden gewoon de tijd niet om op elkaar's zenuwen te werken.

Het overlevingselement en de kunst van het buitenleven waren de sleutelelementen van het verhaal van de pogingen van de Geallieerden om het Duitse atoomprogramma te vernietigen. Misschien heeft het gebied niet de hellingen en de pieken van de Alpen of de Himalaya, de vriendelijk glooiende heuvels van de Hardangervidda kunnen bedrieglijk zijn. Het is eigenlijk een vergrote versie van het Engelse Dartmoor, maar dan in een poolgebied, een paar honderd meter hoger en blootgesteld aan de geselende stormen uit het noorden. Het vreemde van de Hardangervidda is dat het maar 200 kilometer van Oslo en het dichtbevolkte gebied van de zuidkust verwijderd is.

Wij moeten dankbaar zijn dat zo'n gebied nog bestaat, maar in de winter van 1942 op 1943 zaten de mannen van Swallow daar beslist niet voor hun plezier. De sfeer van onzelfzuchtigheid van het Swallow- team gedurende hun gedwongen verblijf op de Hardangervidda is beslist opmerkelijk. Iedereen die gedurende een langere periode met een groep mensen in de wildernis heeft gezeten begrijpt dat de spanningen hoog op kunnen lopen en zelfs de onderlinge band tussen de leden op het spel kan zetten.
Hen was nooit verteld wat het eigenlijke doel van de missie was en zij hadden geen idee wat er voor de Geallieerden op het spel stond. Op hun schouders lag een loodzware taak, namelijk de toekomst van een vrije wereld. Zij wisten ook niet dat Churchill in Londen handenwringend op nieuws over hun missie zat te wachten, net als Roosevelt in Washington. Voor hen was het slechts een taak die hun was opgedragen in het kader van een wereldoorlog. Ondanks de immense problemen die zij moesten zien te overwinnen, klaagden zij daar nooit over in hun communicatie met Londen. Ook vielen zij nooit tegen elkaar uit ondanks hun wanhopige situatie. Het is bepaald niet overdreven om te stellen dat de dood, of een ernstige ziekte, hen dagelijks gedurende die periode in de ogen keek. Toch was hun gevoel voor humor en het gevoel van een onbreekbare onderlinge band de reden dat zij voortdurend hun grenzen van menselijk kunnen verlegden en daardoor in staat waren hun missie te volbrengen.

Poulsson: 'Wij konden allemaal skien, wij konden allemaal kaartlezen, konden kompas lezen en wij hadden de vaardigheden om de extreme kou zelfs buiten te overleven als wij niet in staat waren om op tijd naar de hut terug te keren. Eenzaamheid heeft een lichamelijk aspect, maar het psychologische aspect is ook heel belangrijk. Langzamerhand leer je je kameraden erg goed kennen, alle hun goede en slechte eigenschappen. Een klein dingetje kan onder die omstandigheden een enorme zaak worden, maar ik had het geluk dat ik mannen van het hoogste kaliber bij mij had. Kameraadschap is heel belangrijk en mijn mannen hadden de juiste mentaliteit. Zij hadden een enorm uithoudingsvermogen. Als zij zagen dat er iets moest gebeuren dan deden zij dat gewoon zonder eerst te wachten of een ander het zou doen. Zij vonden het heel belangrijk om goede vrienden te blijven. Als een de mannen niet over de juiste kwaliteiten beschikt had dan had ons leven daar een hel kunnen worden".

Het team trok verder naar de Svensbu hut, ook wel Fetter genaamd in de buurt van het Store Saurameer. Daar kregen zij eindelijk weer eens een goede maaltijd binnen toen Helberg wat vis bemachtigde die bij een hut in de buurt begraven was. De Svensbu hut was de beste hut waar zij tot nu toe verbleven. Hij lag goed verscholen, was niet aangegeven op de lokale kaarten en nog belangrijker: het lag vlak bij een berkenbos waar haardhout gehaald kon worden. In de hut was ook een houtkachel aanwezig waar ook niet gedroogd hout in gestookt kon worden. Hier konden zij gewoon houthakken en het direct opstoken, terwijl het niet eerst gedroogd moest worden zoals in de andere hutten. Wanneer de dood, of een ernstige ziekte op de loer ligt als gevolg van kou in combinatie met hongersnood, dan is het feit dat je het ergens warm kunt maken een enorme opsteker.
De hutten waren van vitaal belang voor de leden van Swallow. In extreme kou is het van groot belang dat kleding, tenten en andere uitrusting kan drogen en dat ook het lichaam weer op kan warmen en bijtanken. Zij konden op eenvoudige manier warm blijven door de kachel aan te steken en te wachten tot de vloer en de wanden opgewarmd waren om dan vervolgens onder de huiden te kruipen. Maar om warm te blijven was hout nodig en hoe verder zij vanuit de vallei de helling op trokken, des te schaarser de bomen werden. Dus moesten zij halsbrekende toeren met de slee uithalen om hout uit de dalen te bemachtigen.
Hout maakt je twee keer warm, eerst om het te verzamelen en daarna door het verbranden, zo vertelden zij elkaar, maar de negatieve kant van het verhaal was dat zij met het verzamelen van hout meer energie gebruikten dan het lichaam aanmaakte als gevolg van ondervoeding en de alom aanwezige kou en andere activiteiten als jagen en verkenningen. Ondanks de problemen om het te verzamelen verschafte het hout hun toch warme maaltijden, warme drank en droge kleren. Dat was de enige vorm van comfort die zij gedurende de lange en zeer koude winter hadden.

Voedsel daar in tegen, of beter het gebrek er aan, werd een steeds groter wordend probleem en dit hadden zij steeds al in hun achterhoofd sinds zij voor het eerst voet in Noorwegen hadden gezet.  Hun rantsoenen waren voor het eind van oktober al gehalveerd en nu was alles op. Het hoofdbestanddeel van hun voorraad had uit een substantie bestaan genaamd Pemmican, wat van oorsprong afkomstig was van de inheemse stammen van Noord-Amerika die jagers en vissers waren in het Canadese sub-poolgebied. Verbasterd van het woord Pemikan van de Cree-indianen, bestaat Pemmican uit gedroogd vlees, vet en fruit dat fijngemaakt en vermalen wordt tot een drab met een zeer hoge voedingswaarde. Een perfect soldaten- rantsoen dat rauw, of met bouillon aangemaakt, gegeten kan worden.  Over het algemeen waren de rantsoenen van voldoende kwaliteit, maar het probleem was de kwantiteit. Zij hadden niet kunnen weten dat zij gedwongen waren zo lang op de komst van de Gunnerside te moeten wachten en dat het zo'n strenge winter zou worden die hen van al hun krachten beroofde.

Terwijl Poulsson de krachten uit zijn kameraden zag wegvloeien en zelf ook steeds verder achteruit ging, ging hij toch elke dag er op uit met zijn Krag-geweer over zijn schouder. Op de grote witte ijskoude vlakten van de Hardangervidda was hij voortdurend op zoek naar voedsel. Men ervaart een sterk gevoel van eenzaamheid en onbeduidendheid wanneer men alleen in zo?n gebied is en er in de verste verte geen mens te bekennen is. Op een heldere dag kun je op de Hardangervidda in de winter heel ver kijken, Hij kon er echter niet van genieten, duizelig van moeheid en ondervoeding sleepte hij zichzelf door de sneeuw in een wanhopige poging om zijn team en zichzelf in leven te houden. De eerder beschreven gevoelens werkten daardoor nog sterker op hem in.

Het gesteente van de Hardangervidda werd 1000 miljoen jaar geleden gevormd door vulkanische activiteit voordat de ijstijd het gebied 9000 jaar geleden omvormde tot Europa's grootste bergplateau. Sporen van bewonens dateren van 6000 voor het begin van onze jaartelling. Het was tijdens het Stenen Tijdperk dat de mens forel naar de meren en rivieren bracht, dit legde de basis voor de huidige hoeveelheid vis die hier nu te vinden is.
Noorwegen heeft de grootste kuddes rendieren van heel Europa, maar zij waren nergens te bekennen, ondanks dat Poulsson elke dag zo'n 25 kilometer aflegde, als het weer tenminste niet te slecht was.
De bergen in het hart van de Hardangervidda zijn net een klok waar de kuddes rendieren gedurende seizoenen omheen trekken, maar die tijd was nog niet aangebroken toen Poulsson de horizon afspeurde.
Eindelijk op 23 december 1942, sprong zijn hart op terwijl hij voor de zoveelste keer met zijn verrekijker de omgeving afzocht. Zag hij werkelijk bewegende stippen in de verte, of hallucineerde hij? Hij keek nog een keer, maar het waren werkelijk rendieren, zij waren er eindelijk!
Hij stond bewegingsloos stil en stond te bedenken hoe hij deze uiterst gevoelige dieren ongezien moest zien te naderen. Een ondoordachte beweging of  geluid zou deze dieren weer over de horizon jagen en zij zouden pas stoppen wanneer zij er zeker van waren van hun belager verlost te zijn. Rendieren hebben een sterk ontwikkeld reuk orgaan, maar Poulsson was een ervaren jager en langzaam sloop hij richting de kudde. Door langzaam te bewegen kreeg hij het voor elkaar om de kudde niet op hol te laten slaan en zorgde hij ervoor dat hij de wind niet achter zich kreeg zodat de dieren hem zouden ruiken. Hij trilde van opwinding en inspanning terwijl hij de kudde steeds dichter naderde. Van opwinding kon hij al bijna het sappige rendiervlees in zijn mond proeven en hij wist dat als hij er een schoot, hij en zijn teamleden voor een week te eten hadden. Als hij de dieren bang zou maken dan was het niet te voorspellen wanneer hij een tweede kans zou krijgen. Hij wist dat de mannen onder zijn commando op het punt stonden ernstig ziek te worden. Het komende uur was de meest kritische van hun leven. Het was ook van vitaal belang voor het slagen van de geplande aanval op de fabriek in Vemork. Als de vier waren overleden, of zo ziek waren geworden dat zij niet meer konden functioneren, dan zou SOE de operatie waarschijnlijk afgeblazen om de levens van zes mannen niet te riskeren, omdat er geen accurate inlichtingen voorhanden zouden zijn. Hoe moest SOE weten als zij het contact met Swallow verloren hadden of zij niet door de Gestapo gearresteerd waren, of onder druk van martelingen waren doorgeslagen?

De dieren waren gestopt met grazen aan de rand van een meer op de bodem van de vallei en Poulsson zat in de val. Als hij zich in een bepaalde richting bewoog zouden de dieren hem zien, bewoog hij de andere kant op dan zouden zij hem ruiken. Hij was gedwongen te blijven zitten en af te wachten tot de dieren de steile helling weer op zouden komen. Hier zat hij goed verscholen en de dieren zouden vanzelf in zijn schootsveld komen. De zon begon al onder te gaan en de temperatuur begon weer snel te dalen. Hij begon bang te worden voor bevriezingsverschijnselen en daarom begon hij gekke gezichten te trekken in een poging de bloedcirculatie op gang te houden. Af en toe trok hij zijn handschoen uit om een bepaald punt op zijn gezicht te masseren waarvan hij vond dat het te stijf werd. Terwijl hij daar lag begon hij ook met zijn tenen wiebelen en zijn baard te wrijven zodat die ook niet zouden bevriezen. Twee stieren begonnen van de kudde af te dwalen en bewogen zich in de richting van hem, maar zij waren nog steeds buiten het bereik van zijn geweer.
Hij moest nu snel handelen voordat het donker werd en ondanks zijn voorzorgsmaatregelen begon hij toch last te krijgen van bevriezingsverschijnselen. Op het moment dat de stieren naar de kudde begonnen terug te keren nam hij de gok. Hij liet zijn ski's en rugzak achter, kwam uit zijn dekking en begon de helling af te dalen, maar het was glad en terwijl hij viel draaiden de stieren zich om en zagen hem. Zij gooiden hun poten in de lucht en begonnen op de grond te stampen om de kudde te alarmeren en vervolgens sloeg deze op hol en verdween met hoefgetrappel, wat veel sneeuw deed opstuiven, over de heuvel. Deze aanblik was voldoende om een man te laten janken, aldus Poulsson. Maar hij was nog niet verslagen, hij zocht zijn spullen bij-elkaar, deed zijn ski's onder en begon hun spoor te volgen. Rendieren hebben geen goed geheugen en hij zag hen weer in het volgende dal. Deze keer was hij in staat om de dieren zo dicht te naderen dat hij kon schieten. Hij wilde echter zo dicht bij komen dat hij er zeker van kon zijn dat zijn schot raak was, maar aan de andere kant werd hij steeds lichter in zijn hoofd vanwege de kou. De zon was al bijna achter de bergen verdwenen en het zou snel te donker worden om nog te kunnen schieten. Hij hoopte twee dieren te kunnen schieten, want hij wist uit ervaring dat hij er een zou kunnen schieten zonder dat de kudde alarm zou slaan. In de winter weergalmt op de Hardangervidda allerlei gekraak wat op geweervuur lijkt als men niet getraind is. De rendieren waren aan deze geluiden gewend en Poulsson zou er een om kunnen leggen met een welgericht schot en deze zou dan in de sneeuw vallen alsof het ging liggen. Poulsson zou daardoor nog een keer kunnen schieten voordat de kudde daadwerkelijk op hol zou slaan. Hij richtte en haalde de trekker over. De dieren bewogen geen centimeter en zijn hoop vervloog toen de kudde direct op de vlucht sloeg. Misschien waren de dieren gealarmeerd door de inslag van de kogel in de sneeuw en terwijl zij vluchten vuurde hij nog twee schoten af. Binnen een paar seconden was de kudde uit het oog verdwenen. Als scherpschutter en ervaren jager kon hij niet geloven dat alle drie de schoten gemist hadden. Bijna wanhopig stond hij op punt om naar de hut terug te keren toen hij een bloedspoor in de sneeuw ontdekte. Fanatiek beklom hij de heuvel en net over de rand lag zijn prooi, een jonge hinde. Duizelig van de kou en vermoeidheid legde hij aan en vuurde. De hinde sloeg tegen de grond. Terwijl hij naarstig in zijn rugzak naar zijn beker zocht, begon hij onbedaard te lachen, wetende dat hij en zijn kameraden die avond en de dagen daarop als Noorse Koningen konden dineren. Zij waren gered! Hij ving snel het bloed op dat uit de wond van het dier spoot en dronk het gulzig op voordat het zou bevriezen. Het bloed van de prooi opdrinken is gebruikelijk onder jagers uit het noorden, het gaf hem meteen een energiestoot en warmte.

Hij kreeg voor een deel zijn krachten terug en begon het dier te villen en in stukken te snijden. De kop en de tong, de favoriete delen van Poulsson, gingen als eerste in de rugzak, gevolgd door de vettere delen, zoals  ribben, hart, lever en nieren. Om zichzelf op de been te houden begon hij tijdens het snijden op rauwe stukken vet te kauwen en dronk het merg, wat uit de beenderen liep, op.  Terwijl de zon onderging bedekte hij de rest van het karkas met de huid zodat hij dit de volgende dag op kon halen. Met een rugzak vol eerste- klas vlees en een emmer vol gestold bloed vertrok Poulsson snel naar de hut. Deze zware last te dragen was in zijn conditie een bijna onmogelijke opgave. Op de terugweg zag hij nog een kudde rendieren die meteen verdween toen zij hem aan de horizon zagen strompelen, maar Poulsson wist nu dat het team de komende weken voldoende te eten zou hebben.

De rendieren trekken in de winter naar het zuiden en het feit dat hij zelfs een tweede kudde had gezien gaf aan dat er nu duizenden dieren op de Hardangervidda zouden rond lopen.
Poulsson kwam de hut binnen bedekt onder gestold rendierbloed en de anderen juichden van vreugde. Het zou uiteindelijk toch nog een feestelijke periode worden voor de jonge Noren, relatief gezien dan. "Kerstmis was erg aangenaam omdat wij zo'n feestmaal hadden, aldus Helberg, Wij hadden een kleine kerstboom, luisterden naar muziek op de radio en hadden een prima tijd".

Helge Marcus Ingstad 30 December 1899 - 29 Maart 2001

De meeste jongens groeiden in die tijd in Noorwegen op met de boeken van de legendarische Helge Ingstad, een ontdekkingsreiziger, pelsjager, poolreiziger, historicus en schrijver. Van oorsprong was Ingstad advocaat, maar hij bracht veel tijd in de bergen door. Uiteindelijk verkocht hij zijn zeer succesvolle praktijk in Levanger. Ingstad die in 2001 overleed op 101 jarige leeftijd, bracht veel tijd door met de Noord-Amerikaanse inboorlingen in Canada en hij ontdekte de overblijfselen van een Vikingnederzetting in Newfoundland.


Ingstad had drie jaar, van 1926-1929, in de Northwest Territories van Canada doorgebracht; zomer en winter en de laatste winter zelfs alleen. Gedurende acht maanden van het jaar kon hij alleen maar kariboevlees eten. Van een lokale indianenstam, de kariboe-eters, had hij geleerd wat hij moest eten zodat zijn krachten niet snel af zouden nemen. Hij moest het eten van gedroogd vlees combineren met vet en rauw beenmerg. Als hij geen vet tot zich nam kon hij niet voldoende eten naar binnen krijgen zonder een vol gevoel te krijgen, ook kreeg hij het aanzienlijk sneller koud. Naast vet en beenmerg geeft ook het eten van hart, nieren, lever, maaginhoud, hersenen, neus, uier, tong en het kraakbeen van het strottenhoofd de benodigde variatie. De inhoud van de maag, wat hoofdzakelijk uit half verteerd mos bestaat en die rijk is aan vitamines, wordt gekookt in het bloed van de prooi. Na zijn terugkeer in Noorwegen werd hij in 1932 benoemd tot gouverneur van Erik-the-Red Land, een stuk van Groenland dat door de Noren was geannexeerd. In 1933 besloot het Internationale hof van Justitie in Den Haag dat de annexatie niet legaal was en dat Noorwegen het stuk land weer aan Denemarken moest over dragen. Hierna werd Ingstad benoemd tot gouverneur van Svalbard (Spitsbergen en de omringende eilanden). Dit was voor hem de ideale combinatie, hier kon hij zijn beroep uitoefenen en het leven leiden dat hij in Canada gewend was. Zijn boek "Pelsjegerliv" inspireerde een aantal generaties Noren en zijn beschrijvingen over de eetgewoonte van de indianen waren daardoor bekend bij Poulsson en zijn kameraden. Door het lezen van Ingstad's boeken wisten zij dat het mos in de maag van een rendier eetbaar was en hoe het bereid moest worden. Poulsson: "Van zijn boeken had ik geleerd hoe wij van alleen louter vlees konden leven zonder er ziek van te worden".

Die dag en de weken daarna at het viertal het rendier haast met huid en haar op, zelfs de botten werden gebruikt om soep van te koken. De beste stukken waren niet langer de malse steaks die zij aten toen het nog vrede was,  nu waren andere delen favoriet . Zij verlangden naar vet, wat hun geplaagde spijsvertering nodig had bij gebrek aan koolhydraten en suiker. Het favoriete deel van het dier was het vet achter de oogleden en het beenmerg net boven de hoeven. Zij aten ook de neus,de lippen, de hersenen, de ogen en al de andere vitale organen. De huiden gebruikten zij om de vloeren en de deur mee te bedekken. De botten werden vermalen en gedurende 48 uur gekookt tot het een dikke, smakelijke geleiachtige substantie werd die zij aan hun pap toevoegden.

Maar het deel van het dier dat hen werkelijk in leven hield was de half verteerde mos in de maag van het rendier. Deze was rijk aan vitamine C en koolhydraten en dit voorkwam dat hun bloedsuikerspiegels onder een gevaarlijk niveau kwamen. Vet en proteine eten zonder koolhydraten is hetzelfde als een kaars laten branden zonder lont. Het mos werd gemengd met bloed en opgewarmd en het werd een ware delicatesse voor de commando's. Poulsson vertelde eens: "Wij gebruikten alles van het dier, behalve de ballen en de hoeven. De kop was het beste deel en met de huiden maakten wij de hut warmer".

De rendieren zijn de eigenlijke helden van dit verhaal. Zonder hen had Swallow het in de bergen niet vol kunnen houden. Of zij waren allen overleden, of zij waren gedwongen uit de bergen te komen en riskeerden daarmee gearresteerd te worden. Marteling en executie was het lot van verzetstrijders en Engelse agenten. Het Swallow-team wist dat hun lichamen om medische gronden meer nodig hadden dan vlees en water om voor een langere periode op de been te blijven. Hun lichamen zouden hen vanzelf laten weten dat zij ook vitamines en koolhydraten nodig hadden. De rendieren en hun maaginhoud redden hen.

Het slechte nieuws was echter dat zij nog een maand langer moesten wachten op de komst van Gunnerside omdat het weer tijdens de maanperiode in december zo slecht was geweest dat de RAF hen niet had kunnen droppen. De volgende maand ging voor het team in een vermoeiende routine voorbij. Hun baarden werden langer, hun huid werd geelachtig, maar dankzij de rendieren, Helge Ingstad, hun eigen overlevingstechnieken en de kracht van hun geest, waren zij nog steeds in leven.\

 

De vierde operatie "GUNNERSIDE"

Ondertussen verloor men bij SOE geen tijd om na de Freshman-ramp een alternatief plan te ontwikkelen voor een aanval op de fabriek in Vemork. Elke verloren dag voor de geallieerden was een dag winst voor de Nazi's. De voorraden zwaar-water groeiden langzaam en op een gegeven moment zou men genoeg hebben en het geheel naar Duitsland verschepen ten behoeve van de atoomgeleerden van de Furrer.
Het plan was simpel en doeltreffend, een aanvalsgroep bestaande uit zes Noren, geselecteerd uit de Linge- Compagnie, codenaam Gunnerside. Zij zouden bij de eerst mogelijke gelegenheid per parachute op de Hardangervidda gedropt worden. Nadat zij contact hadden gemaakt met Swallow zouden zij gezamenlijk naar de fabriek optrekken, deze vernietigen en ontsnappen naar Zweden. Tot op zekere hoogte werd de snelheid waarmee SOE de beslissing nam afgedwongen door de omstandigheden. Er was namelijk geen ander alternatief. Alle mogelijkheden waren al bekeken en afgekeurd. Een bombardement vanuit de lucht werd door de Noorse overheid afgewezen, het was te laat voor een vliegboot-operatie want de meren waren al bevroren. Zelfs al had het nog wel gekund, een zweefvliegtuig-operatie stond na Freshman uberhaupt niet meer op de agenda, Als men de operatie van binnenuit zou organiseren dan zou dit  verschrikkelijke represailles onder de lokale burgerbevolking ten gevolge hebben.

De SOE-chefs wisten precies wie deze groep zou moeten leiden. Het was een man die letterlijk en figuurlijk boven iedereen uitstak, een man die alleen door aanwezig te zijn al respect afdwong. Zijn naam was Joachim Ronneberg en hij was nog maar 22 jaar oud. "Ronneberg was een van de besten die wij hadden, hij was goed in balans, onbuigzaam, zeer intelligent en verschrikkelijk sterk", aldus Kolonel Charles Hampton, de chef van de Noorse opleidingen in het Cairngorms gebergte.

Deze missie was geen toeval: het was het resultaat van maanden van zorgvuldige planning door geallieerde troepen en was slechts een scene in een geheime oorlog die in Scandinavie werd uitgevochten om nucleaire wapens uit handen van het Derde Rijk te houden. Die missie werd geleid door Joachim Ronneberg, een tweede luitenant bij de Noorse special forces, Knut Haukelid, zijn tweede bevelhebber, en nog vier andere mannen die in vijandelijk gebied waren geparachuteerd om deze ene specifieke daad van sabotage uit te voeren.

Tegenwoordig is Ronneberg 96 jaar oud, de meest gedecoreerde oorlogsheld van Noorwegen, en een gepensioneerde subredacteur bij de Norwegian Broadcasting Corporation. Haukelid stierf in 1994, na een gerenommeerde militaire carriere. Beiden hebben hun verhalen gedeeld en dankzij hen hebben we een redelijk compleet beeld van hoe deze geheime oorlog werd uitgevochten: met de moed van mensen, zowel gewone als buitengewone, met veel meer menselijkheid en zorg voor het leven dan je zou verwachten en met de vreselijke kennis van wat er zou kunnen gebeuren als ze onophoudelijk op de achtergrond waren gebleven.

Ronneberg kwam uit alesund aan de westkust van Noorwegen, had net zijn opleiding afgemaakt en werkte voor een bedrijf dat vis naar het buitenland exporteerde. Ronneberg:"Niemand had de invasie van de Nazi's verwacht, het kwam totaal onverwacht". "Waar ik vandaan kwam, de westkust tussen Bergen en Trondheim, waren in het begin niet veel Nazi's, de meeste kwamen pas toen het herfst werd. Toen veranderde het leven compleet, alle plaatsen hadden te maken met verduistering en wij hadden weinig bewegingsvrijheid. De Nazi's marcheerden zingend door onze straten en wij kregen er na een paar maanden genoeg van en velen besloten het land te verlaten om de Nazi's openlijk te lijf te kunnen gaan. Liever dat dan thuis te blijven en een beetje de plaaggeest uit hangen. Leven in een bezet land is heel benauwend en je moet het meegemaakt hebben om er over te kunnen oordelen. Wij hadden het idee dat geen opoffering groot genoeg was om de Nazi's te verdrijven. Voor vrijheid en vrede moet je vechten".
In maart 1941 nam Ronneberg samen met vijf andere vrijwilligers, samengeperst in een kleine ruimte een boot uit Noorwegen. "Toen ik in Engeland aankwam ontmoette ik Martin Linge en na enige tijd met hem gepraat te hebben liet ik mijn plannen om bij de marine te gaan varen en nam dienst in het Noorse leger.
Ronneberg kreeg van SOE te horen dat hij vijf mannen voor de missie uit moest kiezen. Experts op ski- gebied  en zij moesten topfit zijn. "Ik was vereerd dat ik mijn eigen mannen uit kon kiezen, maar het was verschrikkelijk moeilijk, want ik kon er makkelijk 25 uitkiezen die aan de eisen voldeden". Ik had namelijk alle jongens al eens gezien omdat ik een groot deel van de training voor mijn rekening nam. Ik wilde sterke, fitte manen met een goed gevoel voor humor die met een glimlach de meest uitdagende situaties te lijf kon gaan".

 

Knut Haukelid (geboren op 17 Mei 1911 in Brooklyn, VS, overleden op 8 Maart 1994 in Oslo)

Hij vervoegde de Noorse Onafhankelijke Compagnie 1 (Noor: Kompani Linge) in 1941. Tijdens de Tweede Wereldoorlog saboteerde Knut Haukelid en de Kompani Linge-groep de door Nazi-Duitsland gecontroleerde Vemork-fabriek met zwaar water in Rjukan tijdens een lange-afstandsaanval die begon op een vliegveld in Engeland. Op 28 februari 1943 ging het sloopteam de Norsk Hydro-fabriek binnen en stelde explosieven in. Het zware water dat werd geproduceerd in een faciliteit in het bezette Noorwegen was van vitaal belang voor de deelname van het Derde Rijk aan de nucleaire bomrace. Het Britse oorlogskabinet bestelde Haukelid ook om de Noorse veerboot SF Hydro te laten zinken met de containers met zwaar water over het Tinnmeer. De veerboot was op 19 februari 1944 met verborgen explosieven tot zinken gebracht en doodde 4 Duitsers en 14 Noorse burgers.

Voor zijn deelname aan deze invallen ontving Knut Haukelid meerdere onderscheidingen, waaronder de hoogste decoratie van Noorwegen voor militaire dapperheid, het oorlogskruis met zwaard. Hij ontving deze onderscheiding twee keer, in 1944 en 1947: het oorlogskruis met twee zwaarden. Bovendien werd Haukelid versierd door de Britten met de Distinguished Service Order en later met het Military Kruis.

 

Fredrik Thorbjorn Kayser, MM (geboren op 25 Mei 1918 in Bergen, overleden op 2 Februari 2009 in Bergen)

Kayser groeide op in Paradis in Bergen. Een van zijn jeugdervaringen was een periode als een padvinder, onder later verzetslid Fredrik Rieber-Mohn. Toen hij na zijn opleiding werd opgeroepen voor verplichte militaire dienst, schreef hij zich in voor de Majesteit de Koninklijke Garde en eindigde hij acht maanden dienst in 1938.  In 1939, naar verluidt na het bijwonen van een uitvoering van het symfonisch gedicht Finlandia, bood hij zich aan om te vechten aan de kant van Finland in de Winteroorlog. In 1998 verklaarde hij dat hij "het communistische systeem wilde verslaan". Hij verklaarde ook dat hij nooit een geweerschot heeft afgevuurd. In totaal ontving Kayser veertien onderscheidingen voor zijn inspanningen in oorlogstijd. Naast de militaire medaille ontving hij de Lion d'honneur en tweemaal de St. Olav's Medal With Oak Branch. Zo werd hij "Gunnar S'steby uit West-Noorwegen" genoemd. Op 8 mei 2012, op de 67e verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa, werd een gedenkteken aan Fredrik Kayser onthuld in Storetveit in Bergen.

 

Kasper Idland MM, (geboren op 21 Juni 1918 in Figgjo, overleden op 25 Mei 1968 in Huntington)

Idland werd geeerd voor zijn rol in de Noorse zwaar watersabotage in 1943. Als lid van het Gunnerside-team werd hij op 16 februari 1943 op Hardangervidda geparachuteerd. Hij was een van de vier saboteurs die de Vemork-faciliteit binnenkwamen net na middernacht 27/28 februari, waar teamleider Joachim Ronneberg explosieven op de Zwaarwatercilinders monteerde. Na de missie in Vemork ontsnapte hij per ski naar Zweden, samen met vier andere leden van de groep.

Hij werd geeerd met de volgende onderscheidingen: St. Olav's Medaille met eiken tak, Oorlogsmedaille, Defensiemedaille 1940-1945 met Rosette, De 70-medaille van Haakon VII, Military Medal (Verenigd Koninkrijk), Legion of Honor (Frankrijk), Croix de guerre 1939-1945 (Frankrijk), Medal of Freedom (with bronze palm) (Verenigde Staten)

 

Hans "Kyllingen" Storhaug, MM, DSM (geboren op 23 Mei 1915 in Rena, overleden op 8 Juni 1995)

Na de Duitse invasie van Noorwegen in april 1940 nam Storhaug deel aan de verdediging van Noorwegen als soldaat. Hij vocht op 18 april tegen de Duitsers in Solle en nam later deel aan schermutselingen in Dovre. In december 1940 reisde hij van Alesund naar Schotland, waar hij bij de Norwegian Independent Company 1 (Norwegian: Kompani Linge) kwam. Hij nam deel aan operatie Anklet, de Commando-inval in Reine op 26 december 1941. Hij werd gerekruteerd als lid van het Swallow / Gunnerside-team dat op 16 februari 1943 op Hardangervidda parachuteerde, samen met Joachim Ronneberg (leider van de groep), Knut Haukelid, Fredrik Kayser, Birger Stromsheim en Kasper Idland.  Na de toetreding tot het voorbereidende team van Grouse, slaagde de gecombineerde groep erin om in februari 1943 bij Vemork zwaar materieel en voorraden van water te vernietigen.
Na de missie bij Vemork ontsnapte Storhaug per ski naar Zweden, samen met vier van de andere Gunnerside-leden. Van Zweden keerde hij terug naar Groot-Brittannie.

Hij werd geeerd met de volgende onderscheidingen: St. Olav's Medal With Oak Branch, Haakon VIIs 70th Anniversary Medal, Distinguished Service Medal, Military Medal, Legion of Honor, Medal of Freedom

 

Birger Edvin Martin Stromsheim, (geboren op 11 oktober 1911 in Alesund, overleden op 10 november 2012 in Oslo)

Stromsheim diende tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Norwegian Independent Company 1 (Norwegian: Kompani Linge). Als lid van het Gunnerside-team parachuteerde hij op 16 februari 1943 in Telemark. Na vijf dagen worstelen door sneeuwstormen op ski's, slaagde het team erin de krachten te bundelen met het Grouse-team, dat eerder in het gebied was ingezet.  Het gecombineerde team slaagde erin om in februari 1943 bij Vemork zwaar materieel en voorraden te vernietigen. Stromsheim was een van de vier die het eigenlijke fabrieksgebouw betrad.

Operatie Gunnerside werd later door het Special Operations Executive-leiderschap opge'st als de meest geslaagde sabotagededitie van de Tweede Wereldoorlog. De leider van Gunnerside, Joachim Ronneberg, beschreef Stromsheim als "ongetwijfeld het beste lid van de partij.

Voor zijn oorlogsbijdragen werd Stromsheim onderscheiden met de Defensiemedaille met rozet en medailles van de 70e verjaardag van Haakon VIIs, evenals de St. Olav's Medaille met Oak Branch en buitenlandse onderscheidingen

 

Boven V.l.n.r: Fredrik Thorbjorn Kayser, Kasper Idland, Birger Edvan Martin Stromsheim,
Onder V.l.n.r: Hans Storhaug, Joachim Ronneberg

Hans Storhaug, Birger Stromsheim, Fredrik Kayser en Kasper Idland.werden geselecteerd vanwege hun intelligentie en hun gedrevenheid zonder daarbij op te willen vallen. .Dit maakte hen de ideale teamspelers en daarnaast beschikten zij in gelijke mate over uithoudingsvermogen,dapperheid, discretie, technische kennis, vaardigheden in sneeuwomstandigheden en overlevingstechnieken. Hij had hen leren kennen tijdens trainingen en had gezien dat zij het soort mannen waren die onder alle omstandigheden en zonder gezeur een klus konden klaarden.

Ronneberg kende Stromsheim al, want zij waren beide voor de oorlog lid geweest van dezelfde skiclub. Stromsheim was met 31 jaar de oudste van de Gunnerside-Swallow groep en was radiobedienaar geweest bij de luchtmacht. Storhaug was een uitstekend skier en werd door zijn collega's  DE KIP genoemd na een incident met een Schotse jachtopziener tijdens hun training.
Hij was betrapt bij het plukken van een fazant die hij gestrikt had, maar wist te ontsnappen voordat de jachtopziener hem te pakken kon krijgen. De jachtopziener ging naar SOE om over de stroper te klagen. Toen hem gevraagd werd of hij de stroper kon identificeren zei hij: "Natuurlijk kan ik dat, hij had een grote snavel en hij leek op een stomme kip".

De SOE chefs gaven duidelijk aan wat de risico's van de operatie waren en dat zij zeer waarschijnlijk gedood zouden worden als zij in handen van de Nazi's zouden vallen als gevolg van het Fuhrerbevel aangaande buitenlandse agenten en commando's. "Wij gingen naar de Noorse sectie van SOE in Londen waar Professor Tronstad ons vertelde wat er met de mannen van Freshman gebeurd was", herinnert zich Ronneberg.
Hij vertelde ons alles tot in de kleinste details, over hen die de crash overleefd hadden en werden doodgeschoten, of hen waarmee geexperimenteerd werd en dat sommigen daarna in de Noordzee waren gedumpt.
Hij heeft nooit iets over zwaar-water gezegd en heeft het nooit over atoomwapens gehad. Ik had er geen idee van dat Churchill veel aandacht voor onze actie had. (De visie van Haukelid wijkt hier van af)  Maar je begreep wel dat deze missie heel belangrijk moest zijn omdat hij zo spoedig mogelijk uitgevoerd moest worden, voordat de Nazi's hun defensieve versterkingen nog verder uit zouden bouwen. Hij drukte mij op het hart dat er absoluut geen tijd verloren mocht gaan".

Na maanden van intensieve training waren alle mannen al in topconditie toen zij door Ronneberg geselecteerd werden om deel te nemen aan operatie Gunnerside. Maar doordat de winter in Schotland nog maar net begonnen was hadden zij nog niet te kans gehad om skioefenen te doen, laat staan om op dit specifieke gebied conditie op te bouwen. Ronneberg  "Gelukkig had ik veel ervaring op het gebied van buitensport, klimmen, skien en in het wild overleven, maar niet alle Noren waren buitensportmensen die gewend waren om in de bergen te bivakkeren. Sommigen waren vissers, anderen stadsmensen. Voor hen was de training noodzakelijk, kaart lezen en bivakkeren in de buitenlucht. Het begin was voor sommigen misschien wat te zwaar, maar na een week waren de meeste er wel aan gewend. Het groepsgedrag van de rekruten was het sleutelelement. Wij hielpen elkaar en je kwam er al snel achter hoe belangrijk het werken in teamverband is. Tijdens de training werden vriendschappen gesmeed die tot de dag van vandaag voortduren".

                                                SOE Arisaig Training School, Scotland


Aan het bekend raken met de plattegronden van de fabriek van Nork Hydro in Vemork werd de hoogste prioriteit toegekend, met name waar de zwaar-water installatie die in de kelder stond en op welke wijze deze het best kon worden opgeblazen.
De zes mannen werden daarom overgeplaatst naar SOE station STS-17 in Hatfield, Hertfordshire.

Dit opleidingsinstituut was speciaal voor hen vrijgemaakt om zodoende de geheimhouding te kunnen garanderen. Hier was onder supervisie van Tronstad en Brun een exacte kopie gebouwd van de ruimte waarin zich de zwaar-water installatie zich bevond . Hier oefenden de saboteurs, vaak in het donker, om de explosieven aan te brengen. Alle zes moesten deze oefening zo vaak herhalen tot zij alles snel en zonder erbij na te denken konden uitvoeren. Ronneberg :"Met de aankomst van Jomar Brun in Engeland waren ook alle bouwplannen van de fabriek aangekomen en ik kan zonder meer stellen dat geen enkele operatie die in deze periode vanuit Engeland uitgevoerd werd over zoveel details beschikte als de onze. Er was mij zelfs verteld waar ik de sleutel van het toilet zou kunnen vinden waar ik de Noorse bewaker in op kon sluiten. Niemand van ons was ooit in de fabriek geweest, maar toen wij Engeland verlieten wisten wij er meer van dan wie dan ook"

Gedurende deze week in STS-17 kreeg de groep ook een intensieve lichamelijke training en schietoefeningen met de Colt 32s. Op een zekere avond kreeg de groep nieuwe pistolen uitgereikt die zij de volgende dag nodig hadden. Vijf minuten later klonk een schot vanuit een van de kamers. De instructeur stormde naar binnen en zag een gat in de muur zitten. " Wat gebeurt hier?" vroeg hij. Waarop Ronneberg kalm antwoordde: "Wij testen onze nieuwe wapens en die van mij schijnt te werken".
Onder tijdsdruk werd de parachuteopleiding in Ringford van de Gunnerside teamleden ongelofelijk ingekort. Er werden slechts drie sprongen gemaakt, een individuele sprong, een groepsprong, een nachtsprong en dat was alles.

Ronneberg was haast pietluttig met het plannen van de operatie, hij realiseerde zich dat het verschil tussen succes en falen, zelfs tussen leven en dood, van het kleinste detail kon afhangen. "Wij mochten zelf de uitrusting voor de missie samenstellen, dat was op zich een goed idee, het hield ons scherp en het hield ons bezig en waarmee werd voorkomen dat onze gedachten afdwaalden en wij ons bezig zouden gaan houden met wat ons zou kunnen overkomen. Wij waren een beetje verbaasd over het feit dat wij Engelse uniformen moesten dragen en geen Noorse, maar men had het idee dat de Nazi's ons dan beter zouden behandelen".
De Britse uniformen waren van uitstekende kwaliteit en het zou hen zeker van pas komen, maar om de rest van de uitrusting bij elkaar te krijgen was minder eenvoudig, zeker gezien de te korten tijdens de oorlog. De missieplanners en SOE waren ervan overtuigd dat de Noren als beste in staat waren om hun eigen uitrusting samen te stellen en daarom ontvingen zij geld om hun eigen PSU samen te stellen.
Slaapzakken waren absoluut noodzakelijk, omdat het vrijwel zeker was dat de groep meerdere nachten buiten, zouden moeten slapen tijdens hun ontsnapping naar Zweden, in temperaturen van 30 graden onder nul.

Op 10 december 1942 nam Ronneberg zijn mannen mee naar een fabriek van beddengoed, genaamd Hamptons in het Londense Knightbridge district. "Van daar uit werden wij per taxi naar het havengebied gebracht waar hun fabriek stond. Hier legden wij zo goed mogelijk uit wat wij wilden hebben en wij lieten doorschemeren dat wij de slaapzakken nodig hadden voor een oefening in het Cairngormsgebergte en dat wij daarom zulke speciale slaapzakken nodig hadden" aldus Ronneberg.
"Ik herinner mij dat de man die ons wel wilde helpen, vertelde dat hij nog nooit in zijn leven een slaapzak gemaakt had, maar dat hij het best wilde proberen". Wij gaven hem de details waar de slaapzak aan moest voldoen en maakten wat schetsen. Wij waren erg verbaasd toen wij de volgende dag terug kwamen en de man een slaapzak voor ons uitrolde die wij ter plekke moesten proberen. Het was bijna precies wat wij bedoelden, er moesten een paar wijzigingen worden aangebracht. Hij moest vooral groter worden, omdat wij er in uniform met schoenen aan in moesten en er moest een kleine opening in de capuchon komen waardoor wij konden ademen. De buitenzijde werd afgewerkt met waterbestendig materiaal, wat een absolute must was.

Het gewicht was slechts vijf pond en nam, wanneer opgerold, slechts weinig plaats in.  De slaapzakken waren perfect voor de Noorse winter en zouden hen in een sneeuwhol van voldoende warmte voorzien, mits zij takken of heide onder hun grondzeilen zouden leggen.

Wetende dat schoeisel heel belangrijk zou worden wanneer zij aan hun lange trektocht naar de Zweedse grens zouden beginnen gedurende de koudste periode van het jaar, liet Ronneberg bergschoenen komen van een firma genaamd Lawrie & Co, uit Newark in de East Midlands. De bergschoenen die zij uitgereikt hadden gekregen waren lastig te dragen en bleken niet waterdicht te zijn. De standaard kisten van het engelse leger waren weliswaar waterdicht, maar niet duurzaam genoeg.
Ronneberg :"Ik kreeg goede kisten te pakken door een toevallige ontmoeting tijdens een tocht in de Cairngorns".

"Ik ontmoette  twee studenten waarvan mij opviel dat zij op geweldige bergschoenen liepen. Zij gaven mij de naam van de fabrikant. Dit was puur geluk, want alleen de beste schoenen zijn goed  genoeg tijdens zware marsen. Onze ski's kwamen uit het Noorse depot in Dumfries, daar lagen vooral Noorse modellen, maar ook een enkele Canadese set. Sneeuwbrillen waren ook van vitaal belang, je kunt niet zonder. Als je ze niet draagt krijg je last van sneeuwblindheid en je hebt het gevoel of er kilo's zand in je ogen zitten. Van onze oefeningen wisten wij dat wij de krachtigste wapens nodig hadden om ons een weg naar binnen te vechten en er weer uit. Daarom kozen wij voor Coltpistolen en de Tommyguns, enerzijds omdat in beide wapens dezelfde munitie ging, maar ook vanwege de goede 'stop' kwaliteit".

Tommygun

Aan het einde van de training van Gunnerside schreef Majoor Rheam van SOE in zijn rapport: "Dit was een uitstekend team in alle opzichten, elk lid kent het doel door en door en is uitstekend op de hoogte hoe met elk onderdeel van de operatie omgegaan moet worden. Hun springstofkennis is ver boven gemiddeld en hun wapentraining is uitstekend. Als de omstandigheden het toelaten zijn zij het team dat de meeste kans van slagen heeft".
Net als Grouse werd ook Gunnerside niets verteld over zwaar-water, hun orders luiden als volgt:

I.De vijand gebruikt het elektrisch vermogen wat in Vemork beschikbaar is om op grote schaal geheime experimenten te doen, die met alle beschikbare middelen gestopt moeten worden. Dit brengt met zich mee dat de reeds geproduceerde productievoorraad vernietigd moet worden.
II.Gunnerside valt met behulp van explosieven de voorraden en de installatie aan, zodat zowel de geproduceerde vloeistof, als de vloeistof in de installatie vernietigd wordt.
III.De leider blijft zich er van bewust dat de vernietiging van de voorraden in de kelders het hoofddoel is en dat deze voorraad vernietigd moet worden, ondanks de overige doelen.
 
Het team zou door Swallow op de dropzone opgevangen worden, zo niet dan zou men elkaar zo spoedig mogelijk treffen bij de Svensbu hut wanneer de veiligheidsmaatregelen en de weersomstandigheden dat toelieten. Samen moesten zij hun voorraden verstoppen die zij voor hun terugtocht nodig zouden hebben.
De twee teams zouden dan samen optrekken naar een vooruit geschoven post van waaruit zij de laatste verkenningen uit zouden voeren. Als uit deze verkenningen in de ogen van Ronneberg zou blijken dat de missie geen kans van slagen zou hebben, dan zouden zij zich terugtrekken en verdere orders afwachten. Indien men een Noorse bewaker in de fabriek zou tegenkomen moest deze gekneveld worden. Nazi-bewakers dienden buiten gevecht te worden gesteld op een wijze die de omstandigheden toelieten. Terwijl Gunnerside zich na de actie terug zou trekken richting de Zweedse grens, zou Swallow verdwijnen op de Hardangervidda zoals Poulsson was opgedragen. Er mocht onder geen enkel beding contact worden opgenomen met de Noorse burgerbevolking.
Verraders moesten geexecuteerd worden en het werd de saboteurs op het hart gedrukt dat zij personen die zij toevallig tegen kwamen uitermate duidelijk gemaakt moesten worden wat de consequenties van verraad zouden zijn: executie door het verzet. Men moest in het bijzonder boerderijen vermijden waar kinderen rondliepen, of waar een telefoon aanwezig zou kunnen zijn. Het gebruik van openbaar vervoer was strikt verboden.

Haukelid: "Ik was net uit het hospitaal ontslagen toen Professor Tronstad mij vertelde dat ik toegevoegd was aan een groep Noorse commando's die zouden gaan opereren onder de naam Gunnerside".

Kolonel John Skinner "Belge" Wilson (geboren in1888, overleden in 1969) was een Schotse scoutinglegende en vriend en tijdgenoot van generaal Baden-Powell, gerekruteerd door hem om leiding te geven aan het Internationale Bureau, later om het Wereldbureau van de Wereldorganisatie van de Verkenningen te worden . Wilson was waarnemend directeur van 1938 tot 1939 na de dood van Hubert S. Martin; hij werd in 1939 gekozen en bleef tot 1951 in functie.

Kolonel Wilson ontving de Bronze Wolf, de enige onderscheiding van de Wereldorganisatie van de Verkenningen, uitgereikt door het World Scout Committee voor uitzonderlijke diensten aan Scouting, in 1937.

Wilson, een kolonel, werd bekend voor het leiden van de Scandinavische tak van de Special Operations Executive tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was ook betrokken bij de Anglo-Norwegian Collaboration Committee, en voor zijn werk werd hij uitgeroepen tot commandant van de Koninklijke Noorse Orde van St. Olav.

Haukelid: "Van Kolonel Wilson, Chef operaties in Scandinavie hoorde ik wat er met de Engelse commando's in operatie Freshman gebeurd was en dat ons mogelijk hetzelfde lot wachtte als wij gevangen genomen zouden worden. Daarom kreeg ieder van ons een gifpil uitgereikt die in een rubberomhulsel verpakt zat. Operatie Gunnerside stond onder een geweldige tijdsdruk temeer daar Grouse erg verlegen zat om nieuwe bergschoenen, kleding, voedsel, wapens en munitie.
Op een dag was in het kantoor van Professor Tronstad en hij liet mij allerlei Top-Secret papieren zien.
"Het gaat om het Zwaar-Water" zei hij. "Het wordt in Vemork geproduceerd en het kan gebruikt worden om iets heel smerigs tot stand te brengen. Als de Nazi's bepaalde problemen kunnen oplossen winnen zij de oorlog". Hij draaide een paar pagina's om en ik kon zien dat het om atoomsplitsing ging.
Op een dag wilde Kolonel Wilson alleen met mij praten. Volgens de planning zouden Arne Kjelstrup, Einar Skinnerland en ik op de Hardangervidda achter blijven om daar een basis op te bouwen. Wilson vertelde mij echter dat hij en Tronstad liever hadden dat wij allen via Zweden naar Engeland terug zouden keren, omdat zij bang waren dat wij gepakt zouden worden.
Als de missie succesvol zou zijn zouden de Naz's alles op alles zetten om de saboteurs te pakken te krijgen. Daarom hadden wij die gifpil gekregen. Als het rubber omhulsel doorgebeten werd zou de dood na drie seconden intreden. Gedurende de oorlog maakten vijf Noorse commando's gebruik van deze pil.

Ik was radeloos, terug naar Engeland gaan was geen optie voor mij, de strijd tegen de bezetter moest in Noorwegen uitgevochten worden en niet in Engeland. Op het laatst gaven Wilson en Tronstad toe, maar het hele gesprek had mij wel aan het denken gezet.
Aan het einde van de explosievencursus in STS-17 kreeg de groep nog een speech van Professor Tronstad. Hij vertelde ons dat, indien de missie zou slagen, er honderd jaar  later nog over gesproken zou worden.

Na STS-17 werden wij naar Special Training School nr. 61 gestuurd, een instituut in het landhuis Gaynes Hall in de buurt van St. Neots in Cambridgeshire. Het was de verblijfplaats voor agenten die op geheime missies naar Europa gestuurd zouden worden en die hier op vervoer moesten wachten. Het landhuis werd zwaar bewaakt en er werd van alles georganiseerd door de commandant en zijn Fannies om ons bezig te houden. Door deze afleiding konden wij onze zenuwen in bedwang houden. De Fannies hadden eigen auto's en daarmee konden wij de stad in, altijd onder begeleiding van de Fannies die voorkwamen dat wij in problemen zouden komen.
Meestal eindigde zo'n avond doordat Ronneberg zei dat wij naar huis moesten. De 'KIP', de Fannies en ik vonden dat er nog wel een fles tegenaan kon, maar meestal kreeg Ronneberg zijn zin.

Nu en dan gingen wij toch over de streef.  Op - en om het landgoed liepen geweldig veel fazanten rond en die waren prima te eten. Dus kropen wij onder het prikkeldraad door en schoten op deze vogels met onze pistolen. Soms kwamen de boeren uit de omgeving bij de commandant klagen dat vreemde snuiters op hun land aan het jagen waren. Volgens de commandant kon dat niet want er waren geen bezoekers in het landhuis aanwezig en als er niemand was konden zij ook niet op fazanten jagen. De Fannies en wij vonden dat er niets lekkerders bestond dan geroosterde fazant .
Wij verbleven drie maanden in STS-61 wachtend tot het weer in Noorwegen zou verbeteren, maar de winter van 1942-1943 was de slechtste ooit. De bommenwerper die ons zou vervoeren kon alleen 's nachts Noorwegen bereiken en om te kunnen navigeren moest er maanlicht zijn. Net als bij Grouse werd ook nu weer keer op keer de missie afgeblazen.

Ondanks de tegenslag dat de dropping van Gunnerside een maand werd uitgesteld en ondanks hun slechte lichamelijke conditie begonnen de mannen van Swallow meteen aan de voorbereidingen voor de komst van het Gunnerside-team tijdens de januari maanperiode. Einar werd opgedragen de accu's te laten bijladen en informatie te verzamelen over de Nazi-troepensterkte in Vemork. Poulsson en Kjelstrup zouden samen met Haugland, als hij de accu's achtergelaten had de resterende containers ophalen die begraven waren. Helberg moest de uitrusting bij elkaar brengen die zij bij diverse hutten hadden achtergelaten. Daarna moest hij een rendier zien te schieten en zich verder schuil houden.

Tegen de tijd dat Poulsson, Kjelstrup en Haugland naar de Sensbuhut terugkeerden was de temperatuur sterk gedaald. Het weer was prachtig, maar het was ook verschrikkelijk koud. Aan de binnenzijde van de muren en het dak van de hut zat een dikke lag rijp. De mannen waren zich er niet van bewust, maar dit was een van de strengste winters die men ooit in Telemarken had meegemaakt. De temperatuur kwam in de maanden januari en februari maar zelden boven de -30 graden Celcius uit! Alleen in de directe omgeving van de kachel was het een beetje warm. Swallow moest volgens schema op de 9e januari 1943 weer met Engeland contact opnemen, maar Poulsson had de accu's niet eerder dan de 13e januari weer binnengekregen. Helaas waren zij niet voldoende geladen en zat er te weinig accuzuur in. Zelfs de ontvangst werd steeds slechter en omdat Einar Skinnerland de enige was die tijdens de stand-by periode de hut mocht verlaten was hij degene die de handgenerator moest gaan halen. Het komen en gaan tussen de verschillende hutten en verstopplekken van de voorraden was een logistieke nachtmerrie, maar noodzakelijk voor een dergelijke missie. Men kon het risico eenvoudig niet nemen om alle voorraden en uitrusting op een plek te bewaren. Bovendien was het onmogelijk voor het team om alles met zich mee te dragen, het was gewoon te zwaar.
Net als Gunnerside in Engeland verveelde ook Swallow zich stierlijk tussen de maan-perioden in en men begon gefrustreerd te raken van het wachten. Helberg hield zichzelf bezig door rond Rjukan een aantal verkenningstochten te maken. Elke keer moest hij de verleiding onderdrukken om in Rjukan contact te maken met familie en vrienden en op die manier ook hun voorraden aan te vullen met ander noodzakelijk voedsel dan rendiervlees. Helberg: "Op een gegeven moment passeerden twee goede vrienden mij, het waren trouwe Noren, maar zij zeiden niets en vertelden mijn vader zelfs niets".  Helberg maakte zijn verkenningstrips meestal wanneer het donker was en sliep dan in een hut vlak naast zijn ouderlijk huis. Geen enkele keer heeft hij die paar meters die hem van zijn familie scheiden overgestoken. Zijn ouders dachten zelfs gedurende de hele oorlog dat hun zoon in Engeland zat.

Eindelijk kwam op 23 januari het langverwachte bericht op de radio binnen, telegram 211, Gunnerside was eindelijk op weg naar Noorwegen. Meteen begonnen de teamleden met de voorbereidingen om hun landgenoten te kunnen ontvangen.
Swallow had op een geven moment Eureka ingeschakeld, maar deze zat na inschakeling al vrijwel meteen zonder spanning. Men had al bijna de hoop opgegeven toen Skinnerland met de handgenerator arriveerde en zij op die manier weer over spanning konden beschikken. Rond middernacht hoorden de mannen het bekende geluid van een vliegtuig en snel ontstaken zij de markeringslampen, maar het vliegtuig vloog door naar het westen en verdween zonder dat Eureka ook maar iets van een pieptoon had geproduceerd.
Om drie 's nachts, uitgeput en ontroostbaar realiseerde het team zich dat ook deze dropping was afgebroken.

In het rapport van de RAF-piloot staat dat men bij de eerste poging de locatie te vinden faalde en dat men tijdens een tweede poging het gebied al gepasseerd was. Men dacht het Mosvatnmeer gezien te hebben, maar zeker was men daar niet van omdat het ijs op het meer de vorm veranderd had. Zij hadden op geen enkel moment de lampen van Swallow kunnen ontdekken en ook het Rebecca/Eureka-systeem had geen contact kunnen maken. Om de vliegtuigen met daarin de Gunnerside naar de landingsgebieden te leiden, werd gebruikt gemaakt van een door de Britten ontwikkeld systeem: de Rebecca/Eureka transponding radar.

Het systeem bestond uit een radioverbinding tussen het in een vliegtuig geplaatste Rebecca systeem (met een herkenbare harkantenne aan de buitenzijde van de cockpit) en het Eureka grondbaken. De afstand tot en richting van de signalen van het grondbaken konden in het vliegtuig gebruikt worden om de positie tot het landingsgebied te bepalen. In combinatie met gekleurde panelen of lampen voor een visuele positiebepaling zou ieder landingsgebied nauwkeurig gevonden moeten kunnen worden. "De passagiers is gevraagd om ook mee te zoeken naar herkenningspunten op de grond, maar men was daartoe niet in staat. De passagiers hebben ook geconstateerd dat er niets van Eureka ontvangen werd", aldus de piloot. Op het moment dat de brandstofvoorraad kritiek begon te worden besloot de piloot terug te keren naar Kinloss. Moe en geiriteerd kroop het Gunnerside-team weer uit het vliegtuig. Over het algemeen had men in die tijd weinig kritiek op de RAF die al duizenden bemanningsleden had verloren tijdens sorties achter de vijandelijke linies, maar tijdens de debriefing had de navigator danig op zijn kop gekregen vanwege het feit dat hij de dropzone niet had kunnen vinden. SOE voegde daaraan toe dat men de teamleden van Gunnerside dan maar blind had moeten droppen omdat men toch in de buurt van de dropzone was. Wie voor dit laatste verantwoordelijk was werd niet duidelijk, wel was duidelijk dat men weer tijdens volle maan, zonder bewolking het gebied was overgevlogen om vervolgens onverrichter zake naar Schotland terug te keren. Weer moest men een maand wachten op de volgende volle maan periode en men begon nu in tijdnood te komen.

Haukelid: "In januari 1943 stonden wij 's nachts op een vliegveld om eindelijk naar Noorwegen te vertrekken en Professor Tronstad kwam ons uitzwaaien. Onze teleurstelling was groot toen wij na vier uur vliegen weer terug moesten keren omdat de RAF de dropzone van Swallow, die door lampen gemarkeerd zou worden, niet had kunnen vinden. Wel had ik het Langesjameer in de Hardangervidda gezien. Zelfs had ik Noren voor hun huizen zien staan en Noorse honden op straat zien lopen.
Op ons eigen verzoek werden wij op 1 februari 1943 in een afgelegen huis dat aan Majoor McKenzie van SOE behoorde ondergebracht". Het huis lag in Kifinan, Argyllshire aan de oever van Loch Fyne. Hier werd verder getraind in de bergen en werd er op herten en zeehonden gejaagd. Er kwamen veel oude Noorse namen voor in dit district, maar alle boerderijen waren verlaten en de velden waren overgenomen door bossen en wild.
Met de komst van de volle maan van februari trokken wij weer naar het zuiden en verbleven weer in STS-61, wachtend op onze vlucht.

Ondertussen waren er al drie maanden verstreken sinds de aankomst van Swallow op de Hardangervidda en tot twee keer toe had men klaar gestaan om een aanvalsgroep te kunnen ontvangen. Zouden hun kameraden ooit komen? Zouden zij zelf in staat zijn het weer en de ondervoeding te weerstaan? Waren de Nazi's al bezig het net rond hen te sluiten? Tot overmaat van ramp werd Haugland de dag na de mislukte dropping van Gunnerside ernstig ziek en Poulsson had een zeer pijnlijke ontsteking aan zijn linker voet opgelopen. Als gevolg van sneeuwval en ziekte was de belangrijkste sabotagemissie in de militaire geschiedenis geheel tot stilstand gekomen.
SOE was bang dat de laatste mislukte dropping een zeer negatief effect zou hebben op de stemming van het Swallow-team en daarom stuurde men hen het volgende bericht om hen wat op te beuren:

-spijtig genoeg hebben de weersomstandigheden er toe geleid dat het onmogelijk was het team te droppen  stop hopelijk zijn jullie in staat het vol te houden tot de volgende stand-by periode van de 11e tot de 25e  februari van 22.00 -02.00 GMT stop
bedanken jullie hartelijk en zijn vol bewondering einde-


Poulsson was ook vol bewondering voor het team dat onder zijn commando stond. Al met al was dit de ultieme test voor een team, maar zoals uit zijn noties duidelijk blijkt ,was hij erg onder de indruk over de kracht en hoe professionaliteit van de mannen. Over Helberg schreef hij:'een werker, zo hard als staal, spaarde zichzelf nooit, door toeval kreeg hij de zwaarste last op zijn schouders, was altijd goedgehumeurd en altijd bereid om iets te doen'.  Kjelstrup: 'slim en voorzichtig, vraagt nooit om aandacht, ondanks het feit dat hij chronisch maagklachten had'.  Haugland: 'uitmuntende marconist. Weet precies wat hij moet doen en is in staat om onder zeer moeilijke omstandigheden zijn werk te doen'.

In Engeland werd intussen onder tijdsdruk en door de frustraties van het Gunnerside-team besloten dat men blind zou springen, dus niet op het door Swallow te markeren terrein en ook wanneer de navigator het terrein weer niet zou kunnen vinden. Ronneberg  "Wij vertelden iedereen zich geen zorgen te maken, wij zouden springen en zelf de weg naar het onderkomen van Swallow zoeken".
Weer zocht Gunnerside alles bij elkaar, checkten en dubbel-checkten alles om er zeker van te zijn dat men niets zou vergeten.

Vandaag de dag bestaat er veel lichtere uitrusting dan die van het Gunnerside team, maar aan de andere kant namen zij eigenlijk alleen dat mee wat elke buitensporter voor zo'n soort trip nodig heeft, behalve de wapens en explosieven natuurlijk. Hetzelfde principe qua uitrusting  is nog steeds van toepassing. Wol bijvoorbeeld is een ander soort materiaal dan een synthetische stof. Wol is buitengewoon effectief in een klimaat als dat van de Hardangervidda, want het houd je warm terwijl het opdroogt en je kunt er weken in leven zonder te gaan stinken en vies te worden zoals in synthetische stof. De kleren die Gunnerside meenam waren zeker zo goed, of misschien zelfs beter dan wat er vandaag de dag te koop is. Het volume en gewicht van hun uitrusting was echter wel een probleem. Als je dertig kilo op je rug draagt en een slee trekt die zestig kilo of meer weegt door bergachtig terrein, waar het vriest dat het kraakt, dan kom je gauw in de aan de grens van wat een mens aankan. Elke buitensporter weet dat het belangrijk is zo min mogelijk bagage mee te nemen, want op die manier houd je energie over, dit was echter geen optie voor zowel Swallow als voor Gunnerside. Zij moesten wapens en explosieven meenemen, maar ook rantsoenen voor enkele weken, kookuitrusting, tenten, extreem grote en hinderlijke zendapparatuur en generatoren. Daarnaast moest er nog van alles mee wat van vitaal belang was voor hun missie, en om te kunnen overleven. Het verplaatsen van een dergelijke hoeveelheid uitrusting is op zich al een heel karwei, maar als dat ook nog eens moet gebeuren in extreme weersomstandigheden is een prestatie die het uiterste vergt van het lichaam en geest.

Zodra de twee zieken, Haugland en Poulsson,weer enigszins op krachten waren gekomen, begon het team opnieuw aan de voorbereidingen voor de volgende dropping. De door Skinnerland aangepaste handgenerator was zo'n succes dat men besloot de accu's die steeds voor problemen hadden gezorgd weg te doen. Deze 12 volt accu's bleken in het geheel niet te voldoen en daarbij was het risico ontdekt te worden, als zij bijgeladen moesten worden via contactpersonen in Rjukan, te groot. Skinnerland zou de laatste set accu's nadat deze waren opgeladen nog komen brengen, maar hij stortte tijdens de tocht naar de hut in elkaar en lag met koorts in een hut genaamd Grunnos. Wat voor het team op zich wel heel goed was, was het feit dat men tijdens deze langere donkere dagen niet veel anders kon doen dan in bed blijven. Soms sliepen zij wel vijftien uur achter elkaar en op die manier hielden zij nog wat van hun krachten over. Helberg: "Gedurende de lange periode dat wij op Gunnerside moesten wachten gingen wij vaak om zes uur al naar bed, op deze manier spaarden wij brandstof voor verlichting en je kon verder toch niets doen in het donker. We lagen gewoon in onze slaapzakken en om de beurt hield een van ons een lezing over een bepaald onderwerp. Ik vertelde over de bergen en hoe zij aan hun namen waren gekomen. Wij spraken over van alles en nog wat om de tijd door te komen. Arne die loodgieter was vertelde ons van alles over zijn vak".

Maar de lange winternachten waren een ramp voor Haugland. Vanwege de vooraf bepaalde tijden voor luisteren en zenden moest hij steeds midden in de nacht zijn slaapzak uit. Haugland: "Elke nacht moest ik om kwart over een mijn slaapzak uit om met mijn station verbinding te maken, terwijl mijn vrienden lagen te snurken. Gelukkig had ik tijdens mijn laatste trip naar Stockholm een kleine wekker gekocht. Soms ontving ik twee of drie verschillende berichten en dan had bijna twee uur in de kou en het donker nodig om ze te decoderen want er zou een belangrijke boodschap tussen kunnen zitten. Ik deed dit werk in het licht van een enkele kaars en de volgende dag had ik steeds een barstende koppijn vanwege het slechte licht en dat ik zo moest ingespannen om nog iets te kunnen zien. Het was vaak 's nachts verschrikkelijk koud, maar ik kon niet met handschoenen aan seinen, ik was bang dat dit mijn seinschrift aan zou tasten en dat men in Engeland zou denken dat ik onder dwang van de Nazi's zat te zenden.
Ik moest ook nog eens om negen uur 's morgens contact opnemen, dus waren de nachten soms wel heel erg kort".

Pas in de loop van 1943 begon SOE de "handschriften" van de telegrafisten vast te leggen zodat men wist of de juiste persoon achter de seinsleutel zat. Iedereen seint namelijk op een iets andere wijze de verschillende morse tekens. In Engeland had SOE  op dat moment namelijk al het vermoeden dat niet de eigen telegrafisten in Nederland berichten verstuurden, naar Nazi-telegrafisten. Dit was het zogenaamde Englandspiel.

Het maken van fouten door telegrafisten achter vijandelijke linies als gevolg van stress was heel gebruikelijk, maar Haugland maakte tijdens zijn hele verblijf op de Hardangervidda maar een enkele fout.
Voor deze fout werd hij zwaar op de vingers getikt want hij had in de haast en met verkleumde vingers van de kou in een belangrijk bericht een verkeerde coderingsmethode toegepast. De operators in Engeland waren gewend geraakt aan de handschriften van de diverse telegrafisten in het veld en het laatste bericht van Haugland had hun wantrouwen gewekt. Daarom werd een met Haugland van te voren afgesproken veiligheidsbericht verstuurd: 'wat kwam u tijdens een wandeling langs Strand in de vroege ochtend van 1 januari 1941 tegen'  Haugland antwoordde: 'drie roze olifanten'.  Bij SOE was men merkbaar opgelucht, Haugland zond niet onder Nazi regie. Hijzelf was niet zo blij met de suggestie dat hij een fout gemaakt zou hebben.
Uiterst vertrouwen hebbende in de kwaliteit van zijn uitzendingen zond hij Engeland het volgende priemende telegram:

' ben verbaasd over uw telegram stop volg slechts de beste Engelse radioprocedures stop ons telegram
  over de landingsplaats was heel duidelijk   stop  einde van bericht was correct zoals in alle
  voorafgaande berichten sluiten'.

Juist op dag, 11 februari 1942, dat er een verschrikkelijke storm over de Hardangervidda raasde werd Swallow op stand-by gezet. Het was die dag onmogelijk om zich buiten de hut te begeven, de mannen werden buiten door de snijdende wind gewoon omver geblazen. Zij hadden allemaal tijdens hun jeugd meerdere winters op de Hardangervidda doorgebracht, maar geen van hen kon zich een dergelijke storm herinneren. Deze storm bracht het risico met zich mee dat de dropping van het Gunnerside-team opnieuw zou worden uitgesteld en daardoor bleef er nog maar een mogelijkheid in maart over. Na de volle maan- periode in maart zouden de nachten alweer te kort worden voor dergelijke operaties. Terwijl de mannen alle openingen in de hut dichttimmerden was er toch nog een voordeeltje; bij dit weer zouden de Nazi's hen nooit kunnen vinden. Zij werden beschermd door het beste defensieve middel wat er is: de natuur zelf.
Het Swallow team was de hoogvlakte gaan beschouwen als hun eigen achtertuin, een klein stukje land in bezet Noorwegen wat nog steeds vrij was. De Nazi's zouden duizend jaar kunnen blijven, maar zij zouden de Hardangervidda nooit kunnen bezetten. Swallow was niet bang voor de Hardangervidda, zij respecteerden de krachten van de natuur. Als het stormde bleven zij in een hut, of in een sneeuwhol en kwamen pas weer naar buiten als de storm uitgeraasd was. Zij probeerden de Hardangervidda niet te bedwingen, want dat had geen zin, als het er op aan kwam was er maar een winnaar. Zij gebruikten de Hardangervidda in hun voordeel tegen de Nazi's en als zij voorzichtig genoeg waren, was de hoogvlakte een ondoordringbare plek om je schuil te houden. Er bestond altijd het gevaar door een vliegtuig gezien te worden tijdens patrouilles, of door vijandelijke soldaten als zij bij gelegenheid weer eens een deel van het gebied uitkamden. Zij hadden echter altijd de mogelijkheid zich verder in de wildernis terug te trekken en daar durfden de Nazi's niet te komen. Het gebied was ook hun voorraadschuur geworden, het voorzag hen van eten, brandhout en water.

Op 16 februari 1942 stonden de leden van Gunnerside weer op het vliegveld terwijl het regende dat het goot. Het vliegveld werd vaker gebruikt voor geheime zaken en het personeel had al vaker het vertrek van vreemde operaties gezien. Toch keken zij nog verbaasd op toen een groep tot de tanden bewapende soldaten met zware bepakking in witte camouflage kleding uit de regen opdoken. Weer was professor Tronstad aanwezig om hen geluk te wensen.

Haukelid: "Het was erg krap in het vliegtuig, met onze zware uitrusting, wapens en dikke kleding konden wij ons bijna niet bewegen en nadat wij ons door de deur gewurmd hadden werd deze achter ons dicht geslagen. Wij vertrokken om 20.00 uur vanuit een regenachtig Engeland, maar na enige uren vlogen wij over een door de maan verlicht Noorwegen en weer vlogen wij over de Hardangervidda. Van de piloot kregen wij te horen dat wij over tien minuten moesten springen, deze keer hoefden wij niet naar het ontvangstcomite te zoeken. De deur in de bodem van het vliegtuig werd geopend en wij bereiden ons voor om te springen.

 Het maken van een parachutesprong is altijd spannend, of je het nu eerder gedaan hebt of niet en de harten van een ieder van ons klopten toch wel wat sneller dan normaal. De gedachte dat wij op het punt stonden in het maanlicht naar ons geliefde Noorwegen te springen maakte geen verschil. De waarschuwingslamp sprong op groen: springen! Het was 00.02 uur toen Joachim als eerst met veel gekletter door het gat in de donkere nacht verdween, meteen daar achter aan nog een man, daarna twee containers, nog drie mannen sprongen en weer twee containers. Ik maakte mij gereed om te springen. De RAF helper drukte zichzelf tegen de wand om mij door te laten, maar aan de verkeerde kant. De static- lijn die mijn parachute met het vliegtuig verbond had zich rond zijn lichaam gewikkeld op een manier dat ik hem mee naar buiten zou trekken als ik sprong. Ik pakte hem beet, duwde hem naar de andere kant van het vliegtuig en sprong al staande door het gat, er was geen tijd meer om eerst te gaan zitten".

De mannen sprongen op een hoogte van maar 230 meter. Met hen werden ook nog elf containers afgeworpen en dit moet een spectaculair gezicht geweest zijn. Zeventien geopende parachutes die langzaam naar een enorme witte vlakte zweefden. In het rapport van de laadmeester stond: dropping perfect uitgevoerd, alles volgens plan. De staartschutter had zeventien geopende parachutes gezien en Squadron Leader Gibson, bevestigde dat er contact was geweest met Eureka, Swallow daarin tegen meldde geen contact te hebben gehad met het Rebecca toestel in het vliegtuig.

Haukelid:"Terwijl ik aan mijn parachute door de lucht zweefde zag ik het vliegtuig naar het Noorden verdwijnen, terug naar Engeland, terug naar de regen, naar lekkere warme thee en naar een volgend feest. Onder mij was niets anders dan sneeuw en ijs. Ik landde midden tussen de containers. Door een misverstand had de piloot de containers als laatste afgeworpen en plaats van ze als eerste eruit te gooien. Ik begon te parachutes op te rollen zodat de containers en pakketten niet door de wind weggeblazen zouden worden.

Een pakket met daarin onze rugzakken ging er toch met hoge snelheid vandoor richting het einde van een groot meer. Birger Stromsheim rende er achteraan, kreeg het te pakken maar werd twee kilometer meegesleept tot een scheur in het ijs hen tot stilstand bracht.  Als het pakket met de rugzakken verloren was gegaan dan had dit de operatie danig kunnen vertragen. Van alle afgeworpen uitrusting waren er alleen een slaapzak en twee rugzakken beschadigd, de rest was veilig geland. Het team pakte de containers uit en namen alles mee wat zij direct nodig zouden hebben en wat voor de aanval nodig zou zijn. De rest werd onder de sneeuw begraven en met stokken gemarkeerd zodat zij hun uitrusting op een later tijdstip terug zouden kunnen vinden. Om vier uur  's morgens waren zij klaar en konden op weg gaan om Swallow te zoeken.

Haukelid: "Ronneberg vroeg mij waar wij ergens waren en ik antwoordde, van mijn part in China, ik ken dit gebied niet".


                          
Zij keken uit over een enorme witte vlakte die door de maan verlicht werd. Het leek wel of zij op een andere planeet geland waren. De laatste twaalf maanden hadden zij onder totaal andere omstandigheden doorgebracht. Gedurende die tijd wisten zij dat zij ondanks hun keiharde training dat zij een enorm ondersteunend netwerk om zich heen hadden. Een die hen onderdak verschafte, voor voedsel zorgde, hen van kleding had voorzien en hen zelfs vermaakten. Maar nu twaalf uur later stonden zij er alleen voor, in een van de meest verlaten gebieden op aarde, midden in vijandelijk gebied en tenminste 400 kilometer verwijderd van enige vorm van veiligheid: de Zweedse grens. Het was een vreemd en bitter gevoel te bedenken dat zij nu vreemden in hun eigen land waren en een prooi voor een genadeloze bezetter.

De sterkte van de bezettingmacht was 300.000 man en het zouden er voor het eind van de oorlog 400.000 worden, maar voor Gunnerside was het een goed gevoel dat, zelfs al waren het er een miljoen, zij nog geweldig veel moeite zouden hebben hen hier op de Hardangervidda te pakken te krijgen. Net als voor Swallow, was nu ook voor Gunnerside de Hardangervidda hun eerste verdedingslinie, een natuurlijke bondgenoot. Wel een die eisen stelde en humeurig was. Haukelid: "Wij leerden dat je de natuur niet kunt dwingen, maar dat je je  aan moet passen. De natuur verandert niet, de mens moet veranderen als hij wil leven in een gebied waar de natuur oppermachtig is". Terwijl de anderen druk bezig waren om hun uitrusting bij elkaar te zoeken was Storhaug (de kip), de beste skier van allemaal op zoek gegaan naar een schuilplaats, maar hij kwam terug zonder een hut gevonden te hebben. Tegen die tijd verslechterde het weer dramatisch, een sneeuwstorm huilde over de hoogvlakte. Hierdoor werd het zicht gereduceerd tot een paar meter en dit maakte het onmogelijk om een lange mars tegen de storm in over het plateau te maken. Hoewel dit hun skisporen uit zou wissen was dit niet wat zij nodig hadden direct na de landing. Zij wisten niet precies waar zij zich bevonden en er was geen ontvangstcomite om hen in veiligheid te brengen. Na twee kilometer een wanhopige strijd tegen de elementen te hebben geleverd, waarin de omstandigheden per minuut verslechterden, hadden zij enorm geluk door letterlijk tegen een hut aan te lopen die Jansbu heette. Snel maakten zij met een bijl het slot open, binnen waren er bedden en er lag zelfs een halve kuub haardhout zodat zij kon opdrogen en zich opwarmen terwijl de storm rond de kleine houten hut tekeer ging.
Ieder van hen draaide steeds een wachtdienst van anderhalf uur, hoewel er vrijwel geen kans bestond dat zij in dit weer ontdekt zouden worden, want de storm nam gedurende de ochtend nog alleen maar in kracht toe.
                                                                                                                                       
Ronneberg: "Je had het gevoel dat de hut elk moment door de storm opgetild kon worden". De storm raasde nog steeds over de Hardangervidda toen zij opstonden. Toen zij uit het raam keken zagen zij dat er 60 cm verse sneeuw gevallen was. Door de storm waren sneeuwbanken rond de hut ontstaan van anderhalve meter hoog. De training die zij in Schotland hadden ondergaan was van de hoogste orde, maar zij waren niet voorbereid op dergelijke extreme omstandigheden in hun eigen vaderland. Het team wist nog steeds niet precies waar zij waren, maar zij vermoedden dat zij in de buurt van een meer genaamd  Bjornesfjorden geland waren.

 

Op 17 februari om 17.00 uur besloot men richting de Svensbu hut te trekken, maar de westerstorm en de stuifsneeuw maakten het bijna onmogelijk om vooruit te komen en men wist ook niet precies in welke richting men moest trekken. Daarbij kwam nog dat elk van hun een rugzak droeg met 30 kilo uitrusting en men moest ook nog eens twee sleden trekken die elk met 50 kilo uitrusting beladen waren. Na een uur voort geworsteld te hebben werden de sneeuwbanken zo hoog dat Ronneberg opdracht gaf om rechtsomkeert te maken, terug naar de Jansbu hut. Deze opdracht redde zondermeer de groep van de ondergang, want de storm hield nog zes dagen in alle hevigheid aan en dat zou zeker tot een ramp geleid hebben als men door was gegaan. Terug in de veiligheid van de hut begon Ronneberg te vermoeden dat zij niet bij Bjornesfjorden geland waren, maar in de buurt van Skrykken, 30 kilometer ten Noordwesten van de bedoelde dropzone. Een vette vingerafdruk op een kaart die Ronneberg in de hut gevonden had, zette hem aan het denken. Toen zij daarna de hut grondig doorzochten vonden zij een visserslogboek voor het Skrykkenmeer en dit bevestigde zijn vermoeden.  Gunnerside was niet in het bezit van een radioset en was daardoor niet in staat met Engeland of  met Swallow contact op te nemen.
Hoewel het niet langer sneeuwde de joeg de storm de sneeuw met zo'n kracht over de hoogvlakte dat het onmogelijk was zich buiten de hut
te begeven, laat staan om een lange mars te maken.

Door de plotselinge klimaatsverandering werden vrijwel alle leden van het team ziek, men kreeg koorts en opgezwollen halsklieren. Swallow was door Engeland op de hoogte gesteld dat Gunnerside geland was, maar na enige tijd begonnen zij het ergste te vrezen voor hun kameraden. Helberg: "Dit was de ergste storm die wij tot nu toe meegemaakt hadden. Het ging maar door en door en na een week begonnen wij ongerust te worden, niet wetend of Gunnerside in staat was geweest een onderkomen te vinden". Er ontstond onenigheid wat Swallow moest doen, er werd voorgesteld om een reddingsoperatie op touw te zetten  zodra de storm zou gaan liggen, maar Poulsson was daar absoluut op tegen. Hij redeneerde dat als de piloot de drop zone niet had kunnen vinden hij hen ergens anders gedropt zou kunnen hebben.

Tijdens de vierde dag van Gunnerside op de Hardangervidda probeerden zij naar het depot terug te keren waar zij hun voorraden begraven hadden om meer rantsoenen op te halen, maar weer werden zij naar de hut teruggedreven door de storm.

Ronneberg: "Terwijl wij moesten wachten tot de storm ging liggen gebruikten wij al onze rantsoenen die in onze rugzakken zaten en daarna hadden wij de grootste moeite het depot terug te vinden want de storm had het landschap totaal veranderd. Die nacht blies de storm de schoorsteenpijp van het dak. Tot twee keer toe probeerde ik hem er weer op te zetten, maar beide keren werd ik van het dak geblazen en kwam ik in een sneeuwbank terecht aan de andere kant van de hut".
De volgende dag probeerden zij het opnieuw, maar de stokken die zij als markering in de sneeuw hadden gestoken waren nu totaal bedekt en daar kwam bij dat het zicht nog zo beperkt was dat zij hun kompassen niet konden aflezen om de richting te bepalen. De dag daarna deden zij opnieuw een poging, maar na drie uur gaven zij opnieuw de hoop op om het verstopte materiaal te vinden, uitgeput en rammelend van de honger keerden zij naar de Jansbu-hut terug.

Op 21 februari noteerde Ronneberg in zijn notities: 'De sneeuwstorm raast met vernieuwde kracht over de hoogvlakte, het zicht is nul'. De algemene matheid onder de leden van Gunnerside was nog steeds aanwezig en twee mannen waren nog steeds ernstig ziek van verkoudheid. Tot overmaat van ramp ontdekten zij dat enige containers met voedsel tijdens de landing beschadigd waren.  Pakken zout waren opengebroken en hadden zich met de rest vermengd waardoor veel voedsel niet meer te eten was. De rugzakken met voedsel waren in Schotland slecht ingepakt en in twee van de rugzakken was alles kapot gegaan en door elkaar gekomen. Het was een brei van gebroken biscuits, margarine, suiker, rozijnen, sokken en handschoenen. 

In zijn notities legde Ronneberg zijn kwaadheid vast over wat hij zag als het hap-snap verpakken van de verschillende containers. Later werden zijn bezwaren door Kolonel Wilson, hoofd van de Noorse sectie van SOE, weggewuifd. Hij maakte duidelijk dat elke container duidelijk gelabeld was en op de labels was duidelijk vermeld wat er in moest zitten. Een voor explosieven, een voor reserve kleding, etc, etc. Wat er gebeurd was is het volgende:  de pakkers hadden, met de beste bedoelingen en om de teamleden een plezier te doen, zoveel mogelijk extra voedsel overal tussen gestopt. De drukte die hier destijds over werd gemaakt, komt nu onnozel over, maar het was toen heel belangrijk voor de mannen van Gunnerside, die elke kruimel van hun rantsoenen nodig hadden om op de been te blijven.

Op 22 februari 1943 was de storm eindelijk uitgeraasd en werd het uitgeputte en gehavende Gunnerside-team wakker onder een blauwe lucht. Alles was weer tot rust gekomen op de hoogvlakte, die veranderd was in een enorme, bijna onafzienbare witte vlakte. Elke rots, elke top of bosje was bedekt met een witte laag, wat het landschap een vreemd, haast buitenaardse indruk gaf.
De mars naar Kallungsja, op weg naar de Svensbuhut, zou steil en moeilijk worden, en doordat zijn mannen niet fit waren besloot Ronneberg dat hun bepakking beperkt zou worden tot het absolute minium. Zij namen de Britse uniformen en uitrusting voor het Swallow team mee, voor vijf dagen voedsel en de explosieven. Zij vertrokken om 1 uur 's middags, elk met een rugzak die 25 kilo woog en twee sleden die beladen waren met elk 30 tot 40 kilo. Toen zij nog maar net vertrokken waren werd er al meteen alarm geslagen. Een skier die een slee voortrok, kwam over het meer recht op de hut af. Het was onwaarschijnlijk dat het een Nazi was die in zijn eentje op patrouille was, maar het kon wel een Quisling landverrader zijn. Gunnerside ging aan de andere kant van de hut in dekking en de man werd overmeesterd en in de hut gebracht om verhoord te worden.  Haukelid: "Dit was de angstigste man die ik ooit gezien heb, maar ik kon het mij wel voorstellen, als je door zes mannen met baarden in Britse uniformen wordt overmeesterd".
Net als Swallow had ook dit team de opdracht gekregen om iedereen waarmee zij in contact kwamen en die de missie in gevaar zou kunnen brengen te elimineren. Of zoals Ronneberg het uitdrukte: "Als het nodig bleek te zijn moesten wij hem in de bergen doden". Dit was een ongewenst ontwikkeling voor het team. Zouden zij de missie in gevaar brengen als zij de man lieten gaan, of moesten zij hem doden terwijl het misschien een vaderlands lievende landgenoot zou blijken te zijn? "Het was een erg moeilijke beslissing. Moesten wij een man doodschieten die gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was?", zo noteerde Ronneberg.
De man bleek Kristian Kristiansen te zijn, een 43 jarige rendierjager. Hij was in het bezit van een geweer, wat door de Nazi's verboden was. Hij had 3000 kronor  bij zich, een lijst van klanten uit Oslo, broodbonnen die in Uvdal en Geilo waren uitgegeven en een identiteitskaart waaruit bleek dat hij uit Uvdal afkomstig was. Uvdal was de eerstvolgende vallei naar het oosten.  De man was een zwarthandelaar en alle soldaten en vrijheidstrijders hadden een hekel aan dit soort mensen. Gedurende het verhoor, een spel van bluf en overbluffen, draaide het  erop uit dat noch Gunnerside, noch de jager hun ware identiteit prijs wilden geven om het spel daarmee te verliezen. De jager dacht dat de mannen leden waren van  Hird en liet daarom doorschemeren dat hij de Quislings ondersteunde, maar dat hij geen lid was van de partij. Ronneberg besloot de man voor het team in te zetten door hem een slee te laten trekken terwijl hij hen naar Kallungsja leidde. Maar voordat zij vertrokken braadden zij een groot stuk rendiervlees van de man uit Uvdal, dat stuk vlees zou in ieder geval nooit de zwarte markt bereiken. Laat die avond vertrok het gezelschap richting Kallungsja.
Gedurende de mars begon Ronneberg te geloven dat de man te vertrouwen was en dat hij niet geexecuteerd hoefde te worden, maar hij was er nog steeds niet zeker van.
Zijn verstand zei hem de man te doden, zijn hart zei hem de man te laten gaan. Wat Kristiansen ook mocht zijn, hij was een uitstekende gids en een heel goede skier.
Om vier uur 's ochtends bereikten zij een hut aan een meer genaamd Hettevatn. Er waren voldoende sporen dat de hut recentelijk door rendierjagers was gebruikt en Krstiansen verklaarde dat de hut van zijn zwagers was. De mensen uit Uvdal waren vaak in de bergen om heimelijk op rendieren te jagen. In de hut werd een warm ontbijt gemaakt en werd uitgerust tot de zon weer op kwam. Gunnerside kwam tijdens het tweede deel van de tocht tot de ontdekking dat een aantal kuddes rendieren in het gebied aanwezig was en zij kregen een goed gevoel dat Grouse, ondanks dat zij lang op hen hadden moeten wachten, toch voldoende te eten te pakken had kunnen krijgen.

Terwijl zij bijna Kallungsja bereikt hadden, uitgeput door de ingespannen trektocht, zagen zij plotseling twee mannen (beiden hadden baard) met grote snelheid langs de horizon skien. Haukelid kreeg de opdracht naar voren te gaan omdat hij de leden van Grouse immers het beste kende. Met zijn verrekijker bestudeerde hij de man totdat deze tot 200 meter genaderd was.
Haukelid: "Maar ik kon hem niet herkennen, hij had erg veel kleren aan en hij had een baard waardoor ik zijn gezicht niet kon zien. Een tweede skier verscheen, een paar honderd meter achter de eerste man, kon dit Arne zijn? Maar deze man had een rode baard! 
De twee mannen staken het meer over en op een gegeven moment stopten zij en speurden de Hardangervidda af.
Knut kreeg opdracht zijn camouflage pak te verwisselen voor burgerkleding en om contact met de skiers te maken.  Hij moest ze desnoods maar vertellen dat hij  rendierjager was. De rest van de groep ging in dekking achter de rotsen of ging plat in de sneeuw liggen met hun pistolen en machinepistolen in de aanslag. Het was weer een spannend moment voor het Gunnerside-team terwijl Haukelid en de twee skiers aarzelend contact maakten.
Haukelid vond dat de twee mannen eruit zagen als zwervers. Hun kleding was gerafeld, hun gezichten waren bleek en smal en hun schouders waren gebogen, maar het waren Arne en Claus! Een schreeuw van vreugde stelde ook de anderen op de hoogte dat er contact was gemaakt tussen Swallow en Gunnerside.
Helberg en Kjelstrup waren door Poulsson op verkenning gestuurd zodra het weer opgeknapt was. Poulsson's vermoeden dat de leden van Gunnerside via Kallungsja naar het zuiden zouden trekken was dus uitgekomen. De leden van Gunnerside zagen nu pas goed hoe het Swallow-team eruit zag: mager, een vale geelachtige huid en met lang haar en grote baarden. Na de begroeting waar zelfs enige emoties naar boven kwamen, zover als dat bij een Noor mogelijk is, was er nog de vraag wat er met de jager moest gebeuren. Ten slotte werd besloten hem te laten gaan, maar niet nadat hem duidelijk was gemaakt wat de gevolgen voor hem zouden zijn als hij hen zou verraden. Als extra veiligheidsmaatregel lieten zij hem een verklaring tekenen waarin stond dat hij de bezitter van een geweer was en men zou deze verklaring naar de Nazi's doorspelen indien zij opgepakt zouden worden. De Nazi's schoten iedereen dood die betrapt werd op het afschieten van rendieren. En om te voorkomen dat zich in de bergen verzetsgroepen zouden nestelen werd ook het bezit van buitensport materiaal, zoals tenten, slaapzakken en dergelijk verboden.
Ook gaven zij hem een voedselvoorraad voor vijf dagen mee, hopende dat hij daardoor lang genoeg in de bergen zou blijven zodat zij hum missie konden uitvoren voordat hij weer in de bewoonde wereld zou opduiken.


Zonder er bij na te denken hadden zij hem ook Engelse chocolade meegegeven. De dekmantel van een agent kon door dit soort details in gevaar komen. Een broek met een Engels kledingmerk, Engelse tabaks kruimels in een broekzak, een Engels potlood, al deze zaken konden tot de executie van een agent in het veld leiden.  Daarom had SOE allerlei fabrieken, werkplaatsen en laboratoria om voor elk land waar men actief was goederen en kleding te maken die in dat land in gebruik waren.  De mannen maakten dus een grove fout door Kristiansen Engelse chocolade mee te geven en hiermee brachten zij ook zichzelf en hun missie in gevaar.

Rond vier uur keek Poulsson uit het raam van de Svensbuhut en hij zag dat Helberg een slee voortrok en hij realiseerde zich tot zijn grote vreugde meteen dat er contact met Gunnerside gemaakt was.  Skinnerland werd weggestuurd voordat de groep de hut had bereikt, geheimhouding was nog steeds van vitaal belang.
Uitgeput en half verhongerd hadden de leden van Gunnerside 45 kilometer in 16 uur afgelegd en het was een hele opluchting dat zij tenminste in het gezelschap van hun kameraden in elkaar zakten. Die nacht vierden de mannen een heel apart feest. Allen waren in slechte conditie, al naar gelang wat zij te verduren hadden gehad. Poulsson schreef echter in zijn logboek dat hij en zijn mannen topfit waren, maar dat Gunnerside nog moest aclimatiseren en dat zij er niet goed uit zagen. Als dat zo was, terwijl Swallow door Gunnerside als uitgemergeld en ziekelijk werd beschreven, dan geeft het ons wel een idee hoe Gunnerside er aan toe moet zijn geweest na hun acht dagen durende beproeving op de Hardangervidda.
Rendier vormde natuurlijk het hoofdbestanddeel van het feestmaal, maar dit werd door Gunnerside aangevuld met chocolade en gedroogd fruit. Nadat zij hun honger gestild hadden gingen zij rond de kachel zitten roken en vertelden elkaar wat zij gedurende de afgelopen maanden beleefd hadden. De leden van Swallow hadden het idee dat zij gedurende de afgelopen vier maanden als een soort schipbreukelingen op een onbewoond eiland hadden gezeten, maar nu werden zij weer op de hoogte gesteld van al het wereld- nieuws, de vorderingen van de oorlog en nieuws over wederzijdse vrienden. De volgende dag zouden zij zich wel weer serieus bezig houden met de planning van een van de meest gewaagde sabotageacties in de militaire geschiedenis, maar die nacht waren roken, chocolade eten en praten belangrijker.
De volgende ochtend stuurde Haugland een vrolijk bericht naar Londen:

- de groep is gisteren gearriveerd  stop  alles in orde  stop  uitstekende sfeer  stop
- ben weer in de lucht na de actie  stop  allen groeten u hartelijk  sluiten

Gunnerside rustte die dag uit om op krachten te komen voor de komende operatie. Helberg werd naar Rjukan gestuurd waar hij met een informant contact op moest nemen om er achter te komen wat de recente sterkte van de bewakingstroepen was en wat er aan nieuwe defensieve maatregelen rond de fabriek genomen waren.
Haugland haalde zijn radioset uit elkaar en vertrok naar het depot bij Skrykken. Hij zou Skinnerland onderweg oppikken. De twee zouden de komende tijd in dekking gaan en afwachten tot hun kameraden op een bepaald punt een bericht zouden achterlaten over het verloop van de actie.  Dit bericht moesten zij via de radioset aan Engeland doorgeven. De anderen restte slechts 48 uur voordat zij in actie zouden komen.

Het Swallow team had gedurende de lange donkere winter maanden genoeg tijd gehad om de beste route uit te zoeken waarlangs de teams de fabriek zouden kunnen benaderen. Zij waren tot de conclusie gekomen dat het zinloos zou zijn om langs de verticale wand aan de andere kant van de vallei af te dalen om zo ongezien bij de fabriek te kunnen komen. Het was tevens uitgesloten om langs diezelfde weg weer te proberen terug te keren naar de hoogvlakte. Zij besloten de Fjosbudalenhut als uitvalsbasis te gebruiken, deze lag namelijk dicht bij de fabriek er kwamen zelden mensen. Vandaar uit was de afdaling naar Vestfjorddalen relatief eenvoudig vergeleken met de andere afdalingsmogelijkheden. Ronneberg die na aankomst automatisch de leiding had genomen had dit besluit van Swallow goedgekeurd, mede omdat Poulsson het gebied als beste kende.
Operatie Freshman had de Nazi's in kennis gesteld over een mogelijke aanval op de fabriek en er werden diverse maatregelen genomen om de verdediging te versterken. In december 1942 werden de Oostenrijkse soldaten die veelal als tweederangs garnituur werden beschouwd, of soldaten die herstelden van verwondingen aan het Russische front, vervangen door een Duits detachement. Het garnisoen bij de Mosvatndam was uitgebreid van 10 naar 20 man, tevens waren er vier stuks luchtdoel geschut geplaats en was er een batterij aan zoeklichten geinstalleerd. Ook waren er twee radiopeilinstallaties bij de dam actief, en dit geeft aan dat men wist dat er in de buurt een illegale zender actief was. Men liet echter na een degelijk uitzending, geen zoekactie in de omliggende bergen op touw te zetten. Dat kwam waarschijnlijk door het extreem slechte weer en het feit dat men niet over getrainde bergtroepen beschikte. In januari werd de plaatselijke troepenmacht in Rjukan versterkt met 200 man, bij de Mosvatndam werden nog eens 2 dozijn mannen gestationeerd en de bewaking van de fabriek zelf werd uitgebreid met 30 bewakers.

 

Op 25 januari 1943 vertrokken beide teams naar een hut bij Langsja en ondanks slecht zicht wist Poulsson de teams feilloos naar de hut te leiden. De eigenaar van de hut was een winkelier uit Rjukan. Zware metalen staven en hangsloten leken hen de toegang tot de hut te ontzeggen toen zijn daar om zes uur 's avonds aankwamen, maar de betonscharen die Ronneberg in een ijzerwinkel in Cambridge had gekocht kwamen goed van pas. Eenmaal binnen bleek dat de hut goed voorzien was van proviand en parafine zodat beide teams hun eigen voorraden niet aan hoefden te spreken. Er bleek zelfs een fles uitstekende malt whisky in een kast te staan. De volgende dag trok men verder naar de hut in Fjosbudalen en zij waren Rjukan nu tot op vijf kilometer genaderd. Rjukan is een plaats met 3300 inwoners gelegen in een slingerende vallei op de oevers van de rivier de Maana. Nu zij de onherbergzame Hardangervidda hadden  verlaten nam de kans om gezien te worden toe, maar voor zover zij wisten was dit nog niet gebeurd. Alle ramen en spleten van de hut waar licht doorheen zou kunnen komen werden door de mannen afgedekt om op die manier niet ontdekt te kunnen worden. De hut lag in een vallei vlak bij de weg naar Mosvatndam boven op een 800 meter hoge rots aan de rand van een steile wand. Vanuit de hut hadden zij uitzicht over Rjukan maar vandaar uit konden zij de fabriek echter niet zien, deze lag verscholen achter een bocht in de vallei. Kort nadat zij bij de hut waren aangekomen ontdekte de teams een man die in de richting van de naastgelegen hut skiede. Hij werd onmiddellijk opgepakt en ondervraagd. Het laatste wat zij nu konden gebruiken was om ontdekt te worden op het moment dat de aanval ingezet zou worden. Volgens Ronneberg stelde iemand vast dat het een oude schoolkameraad van hem was en dat hij te vertrouwen was. De man werd op zijn hart gebonden dat hij zijn mond moest houden en aan niemand vertellen wie hij ontmoet had.

De finesses van de aanval moesten nog besproken worden, Uit de inlichtingen die zij reeds eerder verzameld hadden bleek dat zich 15 soldaten in de barakken naast de fabriek bevonden, terwijl zich er nog eens een dozijn zich in de directe omgeving bevonden. Twee soldaten bewaakten de hangbrug over de kloof die de fabriek met de weg verbond.

Deze wachten zouden precies om middernacht gewisseld worden. Indien er alarm geslagen zou worden zouden drie patrouilles de fabriek en de direct omgeving uitkammen dat door zoeklichten verlicht zou worden. Soms werd in fabriek ook nog eens door twee Noorse bewakers wacht gelopen. Er moesten nu belangrijke beslissingen worden genomen. De enige toegang tot de fabriek van hun kant van de vallei was de hangbrug over de kloof. Als zij zich daar over heen al vechtend een weg zouden banen zouden zij ook al vechtend met de soldaten van de naast gelegen barakken de fabriek moeten zien te bereiken. Zodra het tot een vuurgevecht zou komen zouden de troepen ter plekke onmiddellijk versterking krijgen van de de hoofdmacht die in Rjukan gelegerd was. Zelfs als het team met de  exlplosieven deze aan zou kunnen brengen terwijl het andere team dekking zou geven, dan was het maar zeer de vraag of zij nog in staat zouden zijn om te kunnen ontsnappen. Dit zou zeker gezien de Freshman operatie tot hun dood leiden, nadat zij natuurlijk enige tijd in ondervragingsruimten van de Nazi's hadden doorgebracht.
Het enige alternatief was afdalen in de kloof tot een paar honderd meter vanaf de fabriek. Vervolgens moesten zij dan door het beklimmen van de zuid wand ongezien de fabriek in zien te komen. Na het plaatsen van de explosieven hadden zij de keuze te al vechtend te ontsnappen via de brug, of weer proberen via de kloof ongezien weg te komen. Waar zouden zij de snel stromende  rivier de Mana over kunnen steken die door de donkere kloof stroomde?

Als zij kans hadden gezien de rivier in het pikdonder heelhuids over te steken, hoe moesten zij de fabriek dan bereiken, door een bijna verticale wand vol ijs en sneeuw in het donker te beklimmen? Iedereen dacht- en de Nazi's waren hiervan overtuigd- dat het onmogelijk was deze wand zonder speciale berguitrusting te beklimmen. Hier lag de sleutel van hun succes, als het zou kunnen, dan konden zij bijna alle uitrusting in de hut achterlaten en hierdoor zouden zij in staat zijn snel en geruisloos te ontsnappen. Deze route zou de kansen op een vuurgevecht, waarbij zeker slachtoffers zouden vallen, aanzienlijk reduceren.. Hun voordeel was tevens dat de Nazi's alleen een mogelijk aanval over de brug verwachten, dus de wachten hielden de omgeving en de kloof al helemaal niet in de gaten.

Hoe dan ook, aangenomen dat zij de kelders van de fabriek ongezien konden bereiken en de eventueel aanwezig wachten overmeesteren, dan hadden zij nog minstens een half uur nodig om de explosieven aan de 18 containers gevuld met zwaar-water te bevestigen. Nadat de lonten aangestoken waren hadden zij nog twee minuten nodig om een veilig heenkomen te zoeken. Zij konden er gerust vanuit gaan dat de explosies het hele garnizoen zouden wekken en de commando's zouden zich dan een weg naar buiten moeten vechten om weer naar de bergen kunnen ontsnappen. De volgende dagen en weken zouden zij kunnen rekenen dat er jacht op hen gemaakt zou worden. Het zou een knap staaltje werk zijn als alle negen zouden kunnen ontsnappen.Het is moeilijk te begrijpen hoe de commando's dachten te kunnen ontsnappen terwijl enorme zoeklichten het nauwe dal zouden verlichten en het zou wemelen van vijandelijke troepen. Het was niet mogelijk om via de achterzijde van de fabriek te ontsnappen, de helling was te steil, dus moesten zij zich al vechtend een weg over de brug banen, of weer via de verijsde verticale wand naar beneden klimmen, de rivier oversteken, weer een wand beklimmen, de weg oversteken, nog een enorm steile helling nemen om vervolgens op de Hardangervidda uit te komen. Zij zouden op z'n minst drie dagen nodig hebben om de hut weer te bereiken, terwijl de Nazi's de hellingen van de vallei af zouden kammen omdat zij wisten dat de saboteurs niet over de weg konden ontsnappen. Maar stel dat zij de vallei ongezien uit konden komen, dan zouden hun kansen om te ontsnappen enorm toenemen. Het was geen zelfmoordmissie, maar het scheelde niet veel. Welk aanvalsplan ook gekozen zou worden zij zouden alles uit de kast moeten halen wat betreft camouflage, kalmte, kracht en alles wat SOE hen geleerd had. Maar zij hadden meer nodig dan dat, de Goden moesten aan hun zijde staan. Een fout en de situatie zou meteen hopeloos zijn.
Ronneberg :"De kans dat wij in de vallei vast zouden komen te zitten was erg groot en daarom besteden wij veel tijd aan het ontsnappingsplan. Wij wisten dat het er om ging spannen en dat wij het misschien niet zouden halen".

Wat ook door hun hoofden spookte was het idee dat indien zij gepakt zouden worden en hun Noorse identiteit zou boven water komen zij er op moesten de rekenen dat de Nazi's ook brutale vergeldingsacties tegen de plaatselijke bevolking zouden ondernemen. Met name voor Helberg en Poulsson was dit een zware last, hun vrienden en families woonden immers maar een paar kilometer van de fabriek.
De volgende ochtend werd Helberg om negen uur op verkenning gestuurd, hij moest uit zien te vinden of het mogelijk was om de wanden van de kloof te bedwingen en of de rivier overgestoken kon worden. Helberg was verantwoordelijk voor de route die de commando's zouden nemen en hij maakte hierbij gebruik van zijn kennis van de omgeving en tevens gebruikte hij de foto's die de RAF van het doelwit genomen had.

Vijf uur later kwam hij terug met de mededing dat het ijs aan het kruien was, maar dat men de rivier op een bepaald punt nog over kon steken. Hij was er van overtuigd dat men de steile hellingen kon beklimmen ondanks het gewicht van de rugzakken die gevuld waren met explosieven, wapens en andere uitrusting.
Het was hem opgevallen dat een paar honderd meter van het punt waar de rivier overgestoken kon worden er bomen en struiken langs de zuidelijke helling groeiden. Helberg redeneerde dat indien bomen en struiken tegen de wand op konden komen, mensen dat ook zouden moeten kunnen. Hij beklom een stuk van de wand maar hij had geen machine pistool bij zich en een zware rugzak vol explosieven. Zijn redering was dus discutabel. Ronneberg: "Ik had niet verwacht dat Helberg de wand zou kunnen beklimmen, maar hij kwam terug met een grote glimlach op zijn gezicht. Dit was goed nieuws, wij zouden de fabriek in kunnen komen zonder dat de Nazi's het zouden merken".

Het officiele rapport en diverse getuigenissen na de oorlog spreken elkaar tegen over wie er voor, of tegen was, welke ontsnappingsroute genomen zou worden. Een snelle route over de hangbrug met een vuurgevecht, of de langzame route  door de kloof zonder vuurgevecht, maar de kans bestond dan om in de vallei klem te komen zitten. Later zou blijken dat dit de meest cruciale beslissing zou zijn van de hele operatie. In de officiele SOE dossiers staat dat Ronneberg van mening was dat hij en de Swallow leider Poulsson voor de optie waren om zich via de brug een weg naar buiten te vechten omdat dit de snelste manier was om te ontsnappen. Hij schreef het zo: Naar mijn mening, en die werd gedeeld door Jens Poulsson, was het 'brug' plan beter ondanks mogelijk verliezen, maar wij hadden twee zieken en wij waren niet in optimale conditie. De overigen waren hier niet van overtuigd en ondanks de mogelijkheid van beide leiders hun veto uit te spreken werden beide plannen toch ter stemming gebracht. 
Alleen Ronneberg en Poulsson waren voor de 'brug' optie, vijf stemden voor de 'kloof' optie en twee maakte het niet uit welke optie gekozen werd. Volgens democratische principes werd besloten via de kloof te ontsnappen.

De volgende uren ging de groep zich in stilte op de aanval voorbereiden, uitrusting schoonmaken, alle instructies nogmaals doorlezen, uitrusting controleren en nogmaals de keuze van de ontsnappingsroute afwegen. Als wachtwoorden werden gebruikt: 1e man:"Piccadilly" en de 2e man moest antwoorden met: "Leicester Square". Het gebruik van zaklampen was absoluut verboden, zowel tijdens de aanval als tijdens de terugtocht. Wapens waren klaar voor gebruik, maar zouden pas geladen worden als dat nodig mocht zijn, om op die manier te voorkomen er een per ongeluk af zou gaan. De groep werd nu in tweeen gesplitst:de groep die dekking zou geven: Haukelid als leider, met verder Helberg, Poulsson, en Kjelstrup. De explosieven groep met als leider Ronneberg samen met  Stromsheim, Kayser, Idland en Storhaug.

De orders voor deze operatie omsloten alle voorkomende mogelijkheden: indien de gevechten al beginnen voordat de opslagruimte van het zware-water is bereikt dient indien nodig de groep die dekking geeft de explosieven aan te brengen. Mocht de teamleider iets overkomen, of indien er iets anders gebeurd wat de planning verstoord dan dient elk lid van de groep eigen initiatieven te ontwikkelen waarmee het doel van de actie als nog gehaald wordt. Als iemand op het punt staat gevangen genomen te worden dient hij een eind aan zijn leven te maken.
Mocht de missie niet slagen dan zouden de commando's binnen enkele uren dood zijn, het zij in een vuurgevecht het zij door executie. Belangrijker nog, als zij zouden falen dan hadden de geallieerden nog maar een optie over: een massaal bombardement op de fabriek waarbij dozijnen burger het slachtoffer zouden worden.
Ronneberg gaf opdracht om twee uur rust te nemen, om op die manier zoveel mogelijk kracht te sparen voordat de grootste uitdaging van hun leven zou beginnen. De negen Noren stonden op het punt een van de gewaagdste acties uit de militaire geschiedenis te beginnen. Wat zij niet wisten dat in Engeland Winston Churchill handwringend zat te wachten op nieuws over de actie, net als hoog geplaatste regeringsleiders en leden van de krijgsmacht.

Toen de groep om acht uur 's avonds op 28 februari 1943 de hut verliet om aan de afdaling naar de vallei te beginnen was het bewolkt, het was niet koud  maar het waaide hard. Iedereen droeg een Brits uniform en Britse papieren, de groep was gewapend met vijf machine pistolen met zes magazijnen, drie Colt pistolen .32 met zes magazijnen, zeven Colt .45 pistolen met veertien magazijnen, tien handgranaten, twee sets met explosieven en bijbehorende lonten en een kleine hoeveelheid voedsel. Waar zij niet op zaten te wachten was een rustige nacht met volle maan dan zouden te Nazi's hen eerder kunnen horen, of zien aankomen. Maar toch maakte de natte sneeuw het hen knap moeilijk en zij waren gedwongen hun ski's over de schouder te leggen en de afdaling te voet te maken waarbij zij vaak tot aan hun heupen in de sneeuw weg zakten.
Toen zij in de buurt van de Vaer brug bij de hoofdweg kwamen moesten zij ineens wegduiken toen er plotseling twee bussen met werknemers voor de nachtploeg van de fabriek de bocht om kwamen. In de buurt van de hoogspanningleiding verborgen zij hun ski's en rugzakken en staken hier de weg over om te beginnen aan de afdaling naar de rivier op de bodem van de kloof.

De afdaling naar de bodem van de kloof was slechts honderd meter maar de invallende dooi maakte alles erg glad en het ijs op de rivier verdween zienderogen. Zoals Helberg had verteld was er nog maar een plaats waar de rivier overgestoken kon worden, maar daar stond al 10 cm water op het ijs. Het ijs kraakte onder hun voeten terwijl zij zo snel mogelijk naar de andere kant van de kloof probeerden te komen waar zij opgingen in de schaduwen van de rotsen. De beklimming was eenvoudiger dan zij gedacht hadden maar hun harten gingen als gekken te keer, deels door inspanning, deels door opwinding en angst. De mannen trokken zich aan boomstammen en struiken omhoog drijfnat van het zweet en hun rugzakken begonnen steeds zwaarder te wegen. Als er iemand uit zou glijden waren zij ten dode opgeschreven, onder hen lagen scherp rotsen en massief ijs. Nooit naar beneden kijken was hen verteld tijdens hun bergtraining in het Cairngorms gebergte in Schotland. Zij zweten als otters toen zij naar verloop van tijd de spoorweglijn van de fabriek bereikten.

                  Vemork 26 mei 1911

Terwijl zij de rails overstaken om dekking te zoeken zagen zij verse sporen in de sneeuw van vijandelijke soldaten die daar kort tevoren waren langsgekomen. Slechts op een paar honderd meter afstand konden zij nu de fabriek zien liggen, halverwege de zuidelijke helling van de vallei. Twee enorme stenen gebouwen met daar direct naast de kazerne en wachtlokalen van de Nazi bewakingstroepen.
De stilte van de vallei werd onderbroken door de sterke westenwind die  het gebrom en geratel van de machines in de fabriekshal met zich meedroeg.
Het uitzicht op de fabriek was voor Helberg en Poulsson een ontroerend moment, zij hadden als kinderen gezien hoe de fabriek gebouwd werd en deze werkgelegenheid en welvaart naar de vallei had gebracht. Hoe hadden zij zich toen ooit kunnen voorstellen dat zij nu, jaren later, gekleed als Engelse commando's, bewapend met machine pistolen en explosieven, op het punt stonden diezelfde fabriek op te blazen. Enige kilometers verderop lagen hun familieleden rustig te slapen zich totaal bewust wat hun zonen, of broers, op het punt stonden te ondernemen. Onder zich aan de voet van de weg die omhoog naar de fabriek kronkelde kon de groep de wachten over de hangbrug heen en weer zien lopen. In de barakken naast de fabriek lagen de Nazi's te slapen, of misschien waren zij aan het kaarten. Het was kwart voor twaalf. Klokslag middernacht werd de wacht gewisseld, dit ging precies zo als beschreven in de inlichtingenrapporten, desondanks hielden zij zich ruim dertig minuten schuil in het duister van de nacht. De waakzaamheid van de wachten zou naar mate de tijd verstreek alleen maar afnemen. Groep begon de meegebrachte rantsoenen op te eten terwijl Ronneberg bij iedereen langs ging om er zeker van te zijn dat iedereen precies wist wat hem te doen stond. Planning was cruciaal, als iemand zijn hoofd er even niet bij zou hebben kon de hele onderneming op een ramp uitdraaien. Ronneberg:"Terwijl wij daar boven zaten te wachten voelde dat bizar aan, het leek wel of wij gewoon pauze tijdens een oefening in Schotland. Soms vertelde iemand een verhaal of een mop, als wij wilden konden wij zo hard schreeuwen als wij wilden want de storm raasde boven alles uit en niemand kon ons horen. Ieder van ons was heel kalm en gedurende deze moment had ik er het vertrouwen in dat wij de missie konden laten slagen". Precies half een slopen zij in de richting van het doelwit. Alle negen slopen zij naar een voorraadschuur op op honderd meter afstand van het grote stalen hekwerk lag. De dekkingsgroep nam zijn positie in een hielden hun machinepistolen in de aanslag. Een sprintte naar het hek en knipte met de betonschaar het hangslot door. Het kostte niet meer dan een knip met een betonschaar en vervolgens betraden de mannen een van de meest strategische plekken van de hele Tweede Wereldoorlog. De dekkingsgroep namen snel nieuwe posities in Ieder van hen had chloroform bij zich om eventueel aanwezige wachten mee te kunnen bedwelmen.

De explosievengroep had ondertussen een tweede hek geforceerd en zij bevonden zich nu een niveau lager op een verdieping die naar de kelders leidde waar zich de vaten met zwaar-water bevonden. Afgezien van het gebrom van de fabriek bleef het verder rustig. Het enige wat enigszins verontrustend was dat de maan door de wolken heen gebroken was. De omgeving werd ook verlicht door de lichten van de fabriekshallen die slecht verduisterd waren. De duisternis die de mannen zo nodig hadden was verdwenen. De dekkingsgroep nam nu de vooraf afgesproken posities in, bij een hut waar men uitzicht had over de barakken waarin zich de vijand bevond.
De explosieven groep liet ondertussen een man achter die de wacht hield en de overige vier splitsten zich zoals afgesproken in twee teams beide voorzien van een complete set explosieven in geval dat een van de twee het doel niet zou halen. Beide teams gingen meteen naar de kelderdeur, maar die zat op slot, vervolgens probeerden zij een deur een verdieping hoger, ook op slot. De kelderdeur had open moeten zijn want Skinnerland had een van zijn contactpersonen in de fabriek opdracht gegeven de deur van slot te laten, maar de man was ziek geworden en was die dag niet in staat geweest naar de fabriek te komen. Van de Nazi's was in de fabriek geen spoor te bekennen.
Er zat niets anders op om tenminste een vuurgevecht te voorkomen om een laatste optie toe te passen. Professor Tronstad had hen verteld dat het mogelijk was om via de kabelschachten in de kelder te komen.

God zij dank dat Tronstad zo nauwgezet was, de kabelschachten waren inderdaad open zoals hij hen reeds voorspeld had. Toen Ronneberg rondkeek zag hij alleen Frederik Kayser, de andere twee Stromsheim en Idland waren zij tijdens de zoektocht naar de toegang tot de kelder kwijtgeraakt. Ronneberg begreep dat tijd nu de belangrijkste factor aan het worden was en elke minuut telde. Kayser en hij beklommen de kleine ladder die toegang gaf tot de schacht. Zij kropen over buizen en kabels terwijl zij hun rugzakken voor zich uit duwde. Door een opening in de schacht konden zij het doelwit onder zich zien liggen. Het einde van de schacht kamer kwam in een soort kamertje uit naast de ruimte waar zich het zwaar-water bevond. Snel gingen de ruimte met de zwaar-water condensors binnen en oververmeesterden zij de bewaker.

Meteen sloten zij de deuren en Kayser hield de bewaker onder schot die beefde van angst. Hij had nog nooit een engels uniform gezien en verwachtte er ook nooit een te zullen zien. Ronneberg trok zijn rugzak open en begon de worst vormige explosieven rond de cilinders aan te brengen, die overigens precies leken op de modellen waar zij in Engeland op geoefend hadden. Ronneberg was net klaar met het aanbrengen van de helft van de explosieven toen hij gerinkel van glas hoorde. Toen hij opkeek zag hij Birger Stromsheim aan de achterzijde van de fabriek door het raam klimmen. Kayser draaide zich ook om en hij was al bezig zijn machinepistool te laden toen hij zag dat het goed volk was.
Stromsheim en Idland hadden de kabelschacht niet kunnen vinden, niet wetende dat Ronneberg en Kayser al binnen waren hadden zij besloten de enig mogelijke, maar ook de gevaarlijkste optie gekozen om binnen te komen. Het glasgerinkel had de Nazi's kunnen alarmeren, Ronneberg snelde naar het raam toe om de laatste stukken glas weg te halen zodat Stromsheim naar binnen kon komen. Idland bleef buiten op wacht staan terwijl Stromsheim Ronneberg hielp met het aanbrengen van de laatste ladingen en het aanbrengen van de lonten. Oorspronkelijk waren zij van plan geweest om twee minuten lonten te gebruiken, maar omdat zij bang waren dat iemand de lonten vroegtijdig zou verwijderen hadden zij er voor gekozen om voor de zekerheid ook 30 seconden Bickford lonten te plaatsen. Dit was een dappere zet want dit betekende dat de explosies plaats zouden vinden voordat zij het complex verlaten konden hebben. Ronneberg's honger om met de Nazi's het gevecht aan te gaan was opmerkelijk, zijn gedrevenheid was enorm, dat bleek ook wel uit het feit dat hij zich een weg naar buiten wilde vechten. Ook nu weer ondernam hij iets gevaarlijk op de operatie goed af te laten lopen, maar ook om het gevecht aan te gaan.

Net voordat zij de lonten aan wilde steken zei de bewaker: "Alstublieft, ik heb mijn bril nodig. Heden ten dagen zijn die nauwelijks in Noorwegen te krijgen". Dit was een onwerkelijk moment en het verzoek deed de drie commando's verstijven, deze plotselinge verandering van het plan bracht hen van hun stuk tijdens deze cruciale militaire operatie. Hierna rommelde de commando's in het bureau van de bewaker om zijn glazen te kunnen vinden. "Takk", zei de bewaker toen hij zijn bril op zijn neus zette. Terwijl hij sprak hoorden zij voetstappen naderden. De mannen laden hun wapens en zetten ze op scherp. Was die een Nazi's die zijn ronde deed?  Tot hun oplichting stapte een Noorse voorman de ruimte binnen en hij ging bijna van zijn stokje toen hij de drie commando's zag en een collega met zijn handen boven zijn hoofd.
Buiten begon de dekkingsgroep onrustig te worden, de anderen waren nu al 25 minuten geleden verdwenen in de schaduwen van de fabriek. Terwijl Ronneberg de lonten aanstak telde Kayser tot tien, waarna de bewakers opdracht gaf zo snel mogelijk naar boven te rennen. De drie commando's zelf renden zo snel mogelijk door de stalen deur naar buiten. Zij waren nog geen twintig meter van het gebouw verwijderd toen zij de doffe dreun van de explosies hoorden. Het geluid werd gedempt door het gebrom van de machines in de fabriek en de dikke betonnen muren van de kelders. De dekkingsgroep vroeg zich af of de explosieven wel op juiste wijze aangebracht waren, maar Ronneberg hoorde aan het geluid van de explosies dat de cilinders verwoest waren en dat de zwaar-water productie van vier of vijf maanden nu over de vloer het riool in verdween. Wat de commando's niet konden weten was dat het geluid van een gedempte explosie niet ongewoon was voor degenen die in de fabriek werkten, Soms konden ongevaarlijke explosies gehoord worden die ontstonden in de verbrandingsmachines, soms maakte het geluid van scheurend ijs of het naar beneden storten van smeltende sneeuwmassa's net zo'n geluid. Poulsson: "De explosies klonken niet erg hard, het was meer het geluid van twee of drie auto die op elkaar inreden. De explosieven groep ging na de ontploffingen onmiddellijk in dekking, wachtend op een reactie vanuit de Nazi barakken. Zij lagen of stonden doodstil toen de deur van een van de barakken openging en een slechts half geklede soldaat naar buiten kwam. Hij scheen met zijn zaklantaarn over het fabriekterrein , liep langzaam in de richting van Haukelid die verstopt zat achter een stapel lege vaten. Toen hij tot op een afstand van vijf meter genaderd was liet hij het licht van zijn zaklamp rond schijnen en hij ging daarbij maar een paar centimeter over het hoofd van Haukelid heen. Als het een windstille nacht was geweest, hoorde de wacht misschien het gehijg, of de pompende hartslag van Haukelid. Op dat zelfde moment waren alle wapens waarover de groep beschikte op de onwetende soldaat gericht. Had hij zijn lamp wat lager laten schijnen dan was hij ongetwijfeld doorzeeft geweest met kogels. Hij draaide zich echter om en verdween weer in de barak en op het moment dat de deur dichtsloeg werd het teken gegeven om de terugtocht te aanvaarden. De kalmte van de hele groep geeft nogmaals aan hoe professioneel zij bezig waren. In een rapport dat na de aanval rond ging tussen de verschillende militaire en politiek afdelingen staat het volgende te lezen over Haukelids koelbloedigheid: 'Het voorbeeldig wapengebruik van de leider van de dekkingsgroep toen de vijand hem tot op slechts een paar meter was genaderd om te kijken wat er aan de hand en toen naar zijn barak terugkeerde, was een van de opmerkelijkste feiten van de gehele operatie'.



Het plan liep zelfs beter als de mannen gehoopt hadden, slechts drie waren gezien door de bewakers in de kelder, die niets anders vermoeden dan dat dit Engelse commando's waren die Noors spraken. Ronneberg en Kayser hadden hun strepen laten zien en hadden diverse gereedschappen en papieren achter gelaten om daarmee alvast te bewijzen welke nationaliteit zij hadden. Om te voorkomen dat de Nazi''s vergeldingsacties uit zouden voeren tegen de lokale bevolking was het van belang dat het aantoonbaar was dat dit het werk was van Engelse troepen en niet van een lokale verzetsbeweging. Het team had zijn opdracht succesvol uitgevoerd en nu stond er nog maar een ding op het programma, ontsnappen en snel ook. Het probleem was echter dat een snelle ontsnapping vanuit de Rjukan vallei niet mogelijk was. Het was van vitaal belang dat zij zo ver mogelijk weg wisten te komen voordat er alarm werd geslagen. De negen mannen daalden zo snel mogelijk langs de zuidelijke helling naar beneden af naar de bodem van de kloof. Vervolgens staken zij de rivier over die nu al veel hoger stond en sneller stroomde dan enkele uren gelden.
Het water op het ijs stond centimeters hoger dan op de heenweg en het was een kwestie van uren of misschien van minuten dat het oversteekpunt weggespoeld zou worden. Als dat gebeurde zaten de mannen als ratten in de val en zonder hoop om de andere oever te kunnen bereiken..
De stijging van temperatuur en het smelten van de sneeuw staat bij de plaatselijke bevolking bekend als 'Fohn' en dit bracht de ontsnapping van de groep in gevaar. Diepe natte sneeuw was het laatste waar de groep op zat te wachten als zij snel wilden ontsnappen, maar zij konden het zuigen van de sneeuw onder hun laarzen voelen en ook de warme wind die in hun gezicht blies.
Het team werd ontnuchterd terwijl zij net de rivier over staken, toen rond het fabrieksterrein het gehuil van sirenes klonk. Snel kropen zij de oever aan de andere kant van de rivier op. De eerste auto die vanuit de richting van Rjukan verscheen reed heel langzaam over de slingerende bergweg, het was spekglad. Toen de auto voorbij kwam verschool de groep zich achter een sneeuwwal die opgeworpen was door een sneeuwploeg die de weg had vrijgemaakt. Nadat de auto gepasseerd was staken de mannen de weg over en liepen aan de andere kant van de weg naar de plek waar zij hun ski's en de rest van de uitrusting hadden achtergelaten. Toen zij omkeken in de richting van de fabriek zagen zij lichten langs de spoorweg bewegen precies op het punt waar zij het fabrieksterrein hadden betreden. Gedurende de volgende minuten zagen zij een sliert auto's en trucks zo snel als de omstandigheden het toelieten over de weg in de richting van Vemork rijden. Op een gegeven moment sloegen zij links af om via de hangbrug het fabrieksterrein te bereiken, de race was begonnen.

Gedurende de volgende uren worstelden zij zich een weg naar boven via een zigzag pad dat onder de de baan van de Krosso lift naar top van de vallei. De lift was aangelegd zodat de mensen die beneden in het dal woonden gedurende de donkere winter maanden de vallei konden verlaten en boven op de top van de zon konden genieten. In Noorwegen had men al in een vroeg stadium ontdekt dat de mens ook in de winter zonlicht nodig heeft.

Waar bleven de zo zeer gevreesde zoeklichten die op het dak van de fabriek stonden en die zoals hun verteld was de hele omgeving konden verlichten?
De Nazi's daarin tegen waren er van overtuigd dat de saboteurs zich nog steeds op het fabrieksterrein bevonden. Zij hadden immers de brug niet overgestoken en het was niet mogelijk en men was vast niet zo gek om via de helling af te dalen naar de bodem van de vallei, dus moesten zij zich nog op het fabrieksterrein bevinden was hun redenering.

Het grootste gedeelte van de route , genaamde het Ryes Pad, naar de top lag verscholen in een dicht sparren bos, maar elke als het pad een bocht maakte en de route van de kabelbaan kruiste dan was er totaal geen dekking meer. Tijdens hun drie uur durende zwoegtocht naar boven waren ze om de zoveel minuten zichtbaar voor iedereen die naar hen op zoek was. Voor de commando's was dit de aangewezen route voor een ieder die uit de vallei wilde ontsnappen, maar in de verwarring en de paniek die bij de Nazi's toesloeg na de aanslag had niemand er over nagedacht op welke wijze de saboteurs zouden kunnen ontsnappen. De grootste angst van de Noren was dat de Nazi's zo slim zouden zijn om de kabelbaan in te schakelen en een groep soldaten naar de top te transporteren. Er waren maar een paar minuten voor nodig om de bedienaar van de kabelbaan die er naast woonde te alarmeren en op die manieren tientallen soldaten naar boven te krijgen. Dit scenario zou het einde van hun ontsnapping betekenen, zelfs als zij een vuurgevecht zouden overleden dan nog wist men precies waar zij waren en de Nazi's zouden hen vervolgens in kunnen sluiten door gebruik te maken van vliegtuigen die hen vanuit de lucht in de gaten konden houden.

Dit gebeurde echter niet en om vijf uur 's morgens bereikten zij uitgeput de top van de vallei. Eenmaal op de top aangekomen merkten zij pas hoe hard het op het plateau stormde, zij weren bijna door de kracht van de storm weer naar beneden geblazen. De mannen staarden naar beneden in het dal waar de Nazi's nog fanatiek naar hen aan het zoeken waren. Toen zij halt hielden om te rusten en te eten begonnen zij zich te realiseren dat hun kans om te ontsnappen flink toegenomen was nu zij ongezien uit het dal hadden kunnen wegkomen. Ronneberg; "Het was een geweldig gevoel, wij hadden ons de afgelopen maanden zo op deze klus geconcentreerd en nu leek het erop dat het de goede kant op ging. Wij zagen de zon in een fantastisch kleurspel boven de Gaustatop opkomen, terwijl wij in stilte onze chocoladerepen en rozijnen opaten".

' Een vogel zong ergens in het struikgewas en wij wisten dat het voorjaar eraan zat te komen. Terwijl wij daar zo zaten waren wij erg blij dat de opzet geslaagd was en wij voelden ons trots, tegelijkertijd moesten wij aan onze Engelse kameraden denken die omgekomen waren met de ramp met de zweefvliegtuigen. Zij hadden pech gehad, maar iets, of iemand had ons afgelopen nacht beschermd. De Nazi's zaten in het dal onder ons, maar voor hen waren wij nu niet bang meer. Nu moesten wij de strijd met de Noorse natuur weer aangaan. Maar hier waren wij niet bang voor, wij hadden al uit ervaring geleerd toe te geven en dat de natuur soms de baas is. Als wij  met die kracht met respect om zouden gaan zou het wel goed komen".

De mannen was geen lange rustpauze gegund, zij moesten nu zoveel mogelijk afstand tussen hun en de jagers creeren. Het stormde hard toen zij op weg gingen naar de hut bij Langsja en hun grootste angst was dat nu het goed licht werd zij met vliegtuigen te maken zouden krijgen die het gebied gingen uitkammen. Deze vliegtuigen zouden men met machinegeweer vuur kunnen besproeien, maar zij konden ook vijandelijke troepen naar de op de vlucht zijnde commando's dirigeren. Zij bereikten om elf uur echter de hut zonder het een geluid van een enkel vliegtuig gehoord te hebben. Zij hadden in de afgelopen 36 uur geen oog dicht gedaan en zij hadden zich zo snel mogelijk verplaats als hun vermoeide benen ze maar dragen konden.

De adrenaline had hen op de been gehouden vanaf het moment dat zij acht uur geleden aan de werkelijke sabotage actie begonnen waren. Dit waren jonge fitte en geharde kerels, maar ook hun lichaam kon maar een beperkte belasting hebben. Het was dan ook een enorme opluchting toen zij de hut bereikten en daar konden gaan zitten om nog meer voedsel tot zich te nemen, want zij waren ondertussen totaal uitgeput geraakt.
De hele operatie was tot op dat moment een groot succes geweest, zelfs beter dan zij in hun stoutste dromen hadden durven dromen. Zij waren ongezien de fabriek binnengedrongen, hadden alle zwaar-water cilinders opgeblazen, waren ontsnapt zonder dat er ook maar een enkel schot afgevuurd was, of dat er iemand gewond was geraakt en zij hadden de fabriek al ver achter zich gelaten voordat het alarm afging. Verder was er aan de rest van de fabriek geen schade toegebracht waardoor zijn economische belang voor Noorwegen niet in gevaar was. Het Duitse garnizoen was schuldig aan ernstige fouten en blunders in de eerste uren direct na de aanval en dit was het geluk van de saboteurs geweest. De mannen hadden het gevoel dat de Goden aan hun kant hadden gestaan die nacht terwijl zij in de hut lagen uit te rusten. Binnen uur was de storm op de Hardangervidda aangetrokken tot een orkaan en het was totaal zinloos de hut te verlaten. Om buiten de hut te kunnen ademen moesten zij de handen voor hun mond houden, deze sneeuwstorm zorgde er echter voor dat alle sporen van hun terugtocht bedekt werden. Dit was van groot belang, nu hadden de Nazi's helemaal geen idee meer hoe de commando's ontsnapt waren. Als zij hun voetsporen naar boven en hun skisporen op het plateau ontdekt hadden dan zou de kans op ontsnapping weer aanmerkelijk kleiner worden. Nu was er absoluut geen kans meer hen te vinden, zij waren simpel weg opgegaan in de sneeuw. De nazi's konden nu niet meer geconcentreerd in een bepaald gebied gaan zoeken, zij moesten hun manschappen verdelen over een van Europa's grootste verlaten wildernis. Een geslaagde ontsnapping was echter nog niet gegarandeerd, er kon nog van alles gebeuren. Zij konden nog steeds in contact komen met Nazi patrouilles, of met Noorse landverraders, of zij konden vanuit de lucht gezien worden. Maar hun achtervolgers hadden een groot nadeel zij kenden het terrein en de weersomstandigheden niet, terwijl de Noorse commando's dit voordeel ten volle uit konden buiten. De storm betekende ook dat de mannen langer konden uitrusten en weer op krachten konden komen. Een nadeel was echter dat de Nazi's in staat waren versterking uit de omgeving van Vemork op te roepen wetende dat de saboteurs met dit weer geen kant op konden en zich ergens in de buurt van Vemork op zouden houden. Zij moesten ergens in de buurt zitten.

De volgende dag, 1 maart 1943, vertrok het gezelschap richting Svensbu, maar de kracht van de storm deed hen na enige tijd weer terug keren. In de loop van de middag ging de wind enigszins liggen en om vijf uur werd een nieuwe poging ondernomen. Om half tien kwamen de mannen opnieuw totaal uitgeput bij de Svensbu hut aan, de storm was weer in alle hevigheid losgebroken.

Ondertussen bekeek de hoofd-ingenieur van de fabriek Alf Larsen, die tevens hun belangrijkste informant in de fabriek was geweest, de aangerichte schade. Hij was een van de eerste die de plek des onheil betrad. "Toen ik binnen kwam zag ik dat alle cellen opgeblazen waren en dat de bodem van elke cel weggeslagen was. De hele ruimte hing vol waterdamp, dit was mede afkomstig doordat dat bijna alle waterbuizen in de ruimte door rondvliegende scherven lek geraakt waren. Het leek wel of ik onder de douche stond. Dit was een perfecte sabotage actie geweest".

 

Generaal Wilhelm Redies, hoofd van de Gestapo in Noorwegen, kwam bij de fabriek aan om zelf de schade op te nemen en om uit te vinden hoe men in staat was geweest deze onneembare vesting te nemen. Ook wilde hij erachter komen om hoeveel saboteurs het ging en hoe zij gevlucht waren. Hij was die zondagochtend niet in de allerbeste stemming, hij wilde snel antwoorden op zijn vragen en dreigde met vergeldingsacties. Hij nam aan dat de actie door Engelse commando's was uitgevoerd, er was een Tommygun gevonden, engelse papieren waren achtergelaten de bewakers die door de overval verrast werden bevestigden deze veronderstelling (onduidelijk blijft of de bewakers niet wisten dat de commando's Noren waren, maar dat ook zij wilden voorkomen dat er vergeldingmaatregelen genomen zouden worden).
Het doorgeknipte hangslot, het open hek en een spoor voetstappen (daarbij ook nog een bloedspoor van Ronneberg's hand) onthulden hoe men de fabriek in was gekomen en hoe men hem verlaten had. Het was echter voor Redies nog steeds onduidelijk hoe men weg was gekomen, naar zijn mening was ontsnappen via de kloof onmogelijk. Redies was er van overtuigd dat deze missie alleen kans van slagen had gehad indien men vanuit binnen uit hulp had gekregen. Natuurlijk verdacht hij meteen de voormalige directeur D. Brun, maar desondanks liet hij alle technici en laboranten arresteren en hij dreigde iedereen dood te schieten tot het lek boven water kwam.

Door de aankomst van Wehrmacht Generaal von Falkenhorst gingen de plannen van Redies niet door. Von Falkenhorst was een van de weinige hoge Nazi's die enige bewondering voor de actie in Vemork had en hij toonde daarbij ook mededogen voor de burgerbevolking. Later werd hij overigens wel vervolgd en veroordeelt wegens oorlogsmisdaden, onder andere voor zijn rol in het Freshman incident. Ter plekke verklaarde hij dat dit de beste sabotage actie geweest was die hij ooit tijdens de oorlog gezien had.
Volgens een telegram dat door Haugland was verstuurd had Skinnerlands contactpersoon in de fabriek zelfs gezien dat von Falkenhorst had moeten glimlachen toen hij de schade zag die de saboteurs hadden aangericht. "Engelse gangsters" had hij gemompeld. Onderschept berichtenverkeer tussen Duitse en Noorse inlichtingen afdelingen gaven aan dat men van mening was dat drie Noors spreken Engelse commando's gekleed als burgers per trein naar Rjukan hadden genomen, maar dat zij de omgeving goed kenden.. Vreemd genoeg leidde het feit dat zij vloeiend Noors spraken niet tot argwaan.

De gegijzelden werder echter pas vrijgelaten toen von Falkenhorst had verklaard dat het hier een Engelse militaire actie ging en dat de lokale bevolking hier niets mee te maken had. Vervolgens werd de jacht op de Engelsen massaal geopend. Later zou de lokale bevolking zijn dank jegens von Falkenhorst uitspreken omdat hij in verweer was gekomen tegen de Gestapo die absoluut vergeldingsacties tegen de lokale bevolking wilden ondernemen.

Terwijl hij nog bezig was om te onderzoeken hoe de indringers weg hadden weten te komen gaf hij het bevel om de zoeklichten te ontsteken, maar tot schaamte van de bewakers en tot woede van von Falkenhorst lukte dat niet want men kon de schakelaars niet vinden!

De groep die die nu verder terugtrok op de Hardangervidda bestond nu nog uit acht man, Helberg ging terug naar de hut in Fjosbudalen omdat hij daar zijn burgerkleding en zijn vervalste identiteitsbewijs had laten liggen die hij voor zijn verkenningstochten had gebruikt. Dit mocht absoluut niet door de Nazi's gevonden worden anders zou men zeker vergeldingsacties tegen de lokale bevolking uitvoeren. Voor hij vertrok sprak hij met de rest af dat zij elkaar weer zouden ontmoeten bij de Svensbu hut mts het weer en de Nazi's dat toelieten.

Op 2 maart verliet de hoofdgroep de Svensbu hut en ging op weg naar Skrykken, de plek waar Gunnerside geland was, maar ook dit keer werden zij door een zware storm gedwongen na twee uur op weg te zijn geweest om naar de hut terug te keren. De volgende dag hadden zij meer succes. Eenmaal op weg maakten zij een omtrekkende beweging via Slettedal waar zij een boodschap voor Skinnerland en Haugland, de twee marconisten, achterlieten. Zij zouden de boodschap naar het hoofdkwartier in Engeland doorseinen. Deze luidde als volgt:

'geland op Skrykkenvann stop wegens de weeromstandigheden daar een week vastgezeten  stop gezien de foutieve landingsplaats veel uitrusting moeten achterlaten  stop  aanval gestart op
28-2-43 om 00.45 uur  stop  zwaar-water destillatie fabriek totaal verwoest  stop  iedereen present  stop  geen gevechten'  sluiten

Omdat Haugland zich van de rest van de groep had afgescheiden wist men in Londen niet wat de situatie was en men vreesde zo langzamerhand het ergste.. De groep arriveerden om acht uur 's avonds in Skrykken en zij begonnen daar meteen hun lange mars naar Zweden te plannen. Haugland en Skinnerland waren al bij de Skrykken langs geweest om hun deel van de voorraden op te halen, Skinnerland zou de taak van marconist voor de Swallow groep van Haugland overnemen  en Haugland zou gaan proberen om nog meer informatie te verzamelen en contacten te leggen met andere verzetsgroepen en die ook verder opleiden. Maar eerst moesten beiden onderduiken tot de Nazi's hun jacht op de saboteurs zouden staken.

 

De tocht van Gunnerside naar Zweden
 
 
Vijf leden van de Gunnerside groep - Ronneberg, Idland, Kayser, Stromsheim en Storhaug waren van plan de 400 kilometer trip naar Zweden in 10 dagen te doen, mits het weer het toestond  Haukelid en Kjelstrup zouden op de Hardangervidda blijven, Poulsson en Helberg waren van plan eerst naar Oslo te gaan om daarna te besluiten wat zij zouden gaan doen. Terwijl de diversen groepen zich aan het voorbereiden waren om te vertrekken was er van Helberg geen spoor te bekennen en zij begonnen zich zorgen over hem te maken terwijl de storm voort raasde.
 
De groep die naar Zweden zou uitwijken was van plan om de trip zoveel mogelijk op ski's af te leggen. Men zou in uniform reizen, mocht men enige tegenstand tegen komen dan zouden zij zich een weg naar de vrijheid vechten. Bij het bereiken van de grens zou de groep zich opdelen in kleine groepjes en zich aan de Zweedse autoriteiten overgeven alvorens men zich eerst van alle wapens en uitrusting had ontdaan.
Op de ochtend van de 4e maart namen Ronneberg Kayser, Idland, Storhaug en Stromsheim afscheid van de anderen en begonnen aan hun trektocht door de bevroren wereld.  Later zouden zij ervaren dat het echte avontuur nu pas echt begonnen was.

Gedurende de eerste tien dagen die volgenden na de aanval hadden de chefs van SOE in Bakerstreet, de hoogste parlementariers, hoge militaire officials en zelf Winston Churchill geen idee over de afloop en of deze succesvol was geweest of niet. Met elke dag die voorbij ging nam de onrust over het lot van de Noorse commando's toe. Tot eindelijk op 10 maart 1943 om 11.55 uur een ontvanger in een van de ontvangststations van SOE tot leven kwam. Haugland en Skinnerland hadden de in de hut  in Slettedal verstopte boodschap van Gunnerside niet kunnen vinden. Pas toen Haukelid en Kjelstrup boven water kwamen hoorden zij het goede nieuws. Meteen begonnen zij met de handgenerator accu's te laden om voldoende zendvermogen te kunnen maken. Van bamboestokken werd een antennemast geconstrueerd en kon Haugland achter zijn B2 zendontvanger plaats nemen. De volgende boodschap werd verzonden:

-operatie was 100% succesvol  stop  zwaar-water condensators compleet vernietigd  stop
-geen vuurgevecht gehad omdat de Nazi's niets in de gaten hadden  stop
-zij hadden niet door hoe wij binnengekomen zijn en hoe wij de fabriek weer hebben verlaten
  sluiten

Deze historische boodschap van Haugland veroorzaakte gejubel in Downingstreet, Whitehall en in het hoofdkwartier van SOE.
Hitler's plannen om een atoombom te ontwikkelen hadden een flinke vertraging opgelopen. Voor hoelang was nog maar de vraag, maar de geallieerden konden opgelucht ademhalen en het glas richting Noorwegen heffen. De oorlog begon ook in het Westen een andere wending te krijgen en het enige gevaar dat de hoop op een overwinning had kunnen verstoren was voorlopig geelimineerd.

De beruchte Rijkscommisaris van Noorwegen Jozef Terboven en Generaal von Falkenhorst, de twee machtigste mannen van Noorwegen, hielden persoonlijk gedurende de volgende weken toezicht op de zoekactie naar de saboteurs. De hoge officieren die aan het hoofd stonden van de bewakingstroepen werden van hun posten ontheven en naar het Oostfront overgeplaatst. Tegelijkertijd werden alle mogelijke middelen ingezet om de destilleer installaties opnieuw op te bouwen. Ook werden de fortificaties op- en rond de fabriek verder versterkt om mogelijke nieuwe aanvallen te voorkomen. Tot groot vermaak van de plaatselijke bevolking werden overal posters opgehangen die een beloning beloofden voor het opsporen van de saboteurs. Volgens de posters waren de mannen groot en sterk. Hadden blauwe ogen, blond haar en spraken Noors. Dit gold natuurlijk voor het overgrote deel van de Noorse mannelijke bevolking!  Kristiansen, de jager die de mannen vrij hadden gelaten, had hun dekmantel verraden tijdens een ondervraging door de Noorse politie.

Hij had namelijk de Engelse chocolade repen die hij had gekregen aan een paar plaatselijke kinderen gegeven en een paar van de Engelse wikkels waren ontdekt. Men was Kristiansen meteen op het spoor gekomen en hij was meteen gearresteerd. Met meer geluk dan wijsheid had hij zijn ondervragers echter verteld dat hij door Engelse commando's was overvallen en vastgehouden. 
Volgens Helberg was de jager in verwarring geraakt door de verschillende accenten van hen die hem in de hut ondervraagd hadden. Dit had hem zo in verwarring gebracht dat hij gezien de uniformen direct had aangenomen dat het om Engelsen ging.

Op zich is deze reactie niet zo heel vreemd als men bedenkt dat er in Noorwegen twee officiele talen bestaan, het Nynorsk en het Bokmal. Daarnaast bestaan er nog honderden verschillende dialecten.
Gedurende de hectische speurtocht naar informatie over de overval deden de meest wilde geruchten de ronden. Een daarvan was dat er 2000 Engelse parachutisten in de bergen geland waren en die zich nu in gereedheid brachten om een grootschalige aanval op de fabriek te ondernemen. In alle haast werd een complete divisie gemobiliseerd om hen te kunnen stoppen. Verder werden er constant zoektochten in de bergen georganiseerd waaraan ook 200 Noorse landverraders deelnamen.
Op 4 maart 1943 gingen de saboteurs uit elkaar, team Gunnerside ging op weg naar het noorden om naar Zweden te ontsnappen. Haukelid verdween naar het westelijk deel van de Hardangervidda, terwijl Kjelstrup richting Vinje trok om daar zijn illegale activiteiten voort te kunnen zetten.
Haukelid en Kjelstrup zouden zich eerst enige tijd schuilhouden om vervolgens lokale verzetsgroepen te gaan trainen om op die manier klaar te zijn voor actie wanneer dat gevraagd zou worden.
Poulsson vertrok naar het oosten, richting Oslo. Hij had met Helberg voor de aanval afgesproken om en tijdje in Oslo onder te duiken  en weer naar Rjukan terug te keren wanneer het stof was gaan liggen. Van Helberg was echter nog steeds geen spoor te bekennen.

Poulsson bereikte Olso  via Numedal, Eggedal en Kroderen zonder noemenswaardige problemen, hij bracht de nachten door in een spoorweg opslagplaats en in de hut van een kolenbrander. Vervolgens nam hij op 8 maart de trein naar Krodsherad. De volgende dag ontmoette hij Helberg in een van te voren afgesproken cafe in Oslo. Poulsson: "Ik ben nog nooit zo blij geweest om iemand te ontmoeten". Hij was net als de anderen steeds bang dat zijn kameraden in een sneeuwstorm omgekomen waren, of door de Gestapo gearresteerd waren. Helberg: "Ik was op weg gegaan om de anderen te ontmoeten, maar een sneeuwstorm maakte dat onmogelijk. Ik was al een tijd op weg maar het begon steeds harder te stormen, de kaart waaide uit mijn handen en gedurende een uur heb ik getracht zonder kaart de weg te vinden, maar het was onmogelijk om onder deze weersomstandigheden door te gaan en ik besloot om in een hut te gaan schuilen".

Voor de zoekactie goed en wel begonnen was hadden Haugland en Kjelstrup hun spullen uit de hut meegenomen en kampeerden zij in een tent ten noorden van het Langsjameer. Met zijn verrekijker zag Haugland hoe de Nazi's de vallei onder hen uitkamden: "Op een gegeven moment lagen wij in een kleine tent op de hoogste berg in de omgeving en zagen wij hoe de Nazi's onder ons naar ons zochten, terwijl er boven ons vliegtuigen rondcirkelden.
Dus maakten wij en sneeuwhol met een wooncompartiment en twee slaapgedeelten. Wij bleven daar een paar dagen en voelden er ons volkomen veilig. De Nazi's gingen nooit verder dan een dagmars de bergen in omdat zij bang waren er te moeten overnachten".

De troepen kamden alle hutten uit die zij maar op kaarten konden vinden en ook alle hutten die niet op de kaart stonden maar die zij onderweg tegenkwamen. Meestal werden de hutten meteen geplunderd en namen zij de waardevolle spullen in sleden die door paarden werden voortgetrokken. Onder de Nazi troepen bevonden zich ook leden van het pro Nazi Kongfinger Bataljon en nazi gezinde politiemensen. Sommige van deze laatste groep waren echter infiltranten van Milorg die informatie over de laatste ontwikkelingen doorspeelden richting het verzet. Een Noorse buitenspoter kan aan skisporen zien of iemand drie minuten, drie uur, of drie dagen gelden langs gekomen is. De Nazi's daarentegen besteden geen enkele aandacht aan dit soort dingen. Er werden zoveel soldaten op ski's de bergen ingestuurd dat er weldra een wirwar van sporen ontstond, hierdoor werd het onmogelijk om de saboteurs aan de hand van sporen te kunnen achterhalen.
Haukelid die zich ook hoog in de bergen verscholen had verbaasde zich over de tekortkomingen van de soldaten; "Er is in Noorwegen, maar ook elders ter wereld, maar een methode om iemand in de wildernis op te kunnen sporen en dat is zo te leven als hij leeft".

Op 20 april 1943 seinde een SOE agent in Oslo genaamd Parrot het volgende bericht naar Engeland:

Er komen gewonde soldaten binnen uit de afgesloten gebieden op de Hardangervidda. Rapporten geven aan dat verschillende groepen soldaten met elkaar slaags geraakt zijn denkende dat zij met de saboteurs van doen hadden, Groepen SS-ers kammen nog steeds het gebied uit en steken alle hutten in brand. Noren die in het gebied wonen staan onder constante bewaking en mogen hun huizen niet verlaten. Einde

Een rapport gaf aan dat tenminste 18 Nazi's in dergelijke gevechten gewond geraakt waren en zij werden met ambulances vanuit de hoogvlakte naar het ziekenhuis in Rjukan gebracht. In het gebied werd de noodtoestand uitgeroepen en niemand mocht zonder toestemming van de autoriteiten het gebied in of uit. Dit waren moeilijke tijden voor de plaatselijke bevolking die steeds meer last kreeg van de bezetting en de onderdrukking. Gebrek aan voldoende voedsel begon zijn tol te eisen, zeker gedurende de lange donkere wintermaanden wanneer de weerstand van de mensen toch al laag was. Hierbij komt ook dat men gezien het barre klimaat nauwelijks in staat was zelf voldoende voedsel te kweken. Een voormalig verzetsman gaf aan dat aan het einde van de strenge winter van 42/43 in Rjukan, een plaats van 5500 inwoners, wekelijks begrafenissen waren. Toen een SOE agent het stadje verliet gaf hij aan dat hij gedurende drie weken niets aan vet binnengekregen had en dat in diezelfde periode alle melk door de Nazi's gevorderd was. Zelfs de aller kleinsten moesten het zonder melk stellen.


Ronneberg: "Voordat wij uberhaupt richting Zweden konden vertrekken moesten wij de te volgen route goed plannen want deze zou wel eens 600 kilometer lang kunnen worden. Wij konden natuurlijk geen rechte lijn trekken van Rjukan naar de Zweedse grens, want dat zou ons door de dichtbevolkte gebieden rond Oslo voeren. Dus moesten wij eerst naar het noorden, naar het zuiden was geen optie want daar ligt een groot meer dat wij niet ongezien konden oversteken. Wij hadden al bekeken dat wij erg ver naar het noorden zouden moeten trekken om niet in de omgeving van Lillehamer uit te komen want daar was de skiopleiding van de Nazi bergtroepen gevestigd. Pas na Lillehamer op ruime afstand gepasseerd te hebben konden wij naar het zuidoosten afbuigen richting de grens. SOE had ons van drie sets kaarten voorzien met een schaal van 1: 100.000. Elk van deze kaarten was weer onderverdeelt in 26 kaarten die zeer gedetailleerd waren. Een van de sets hadden wij op de wand van de hut geprikt en met een streep hadden wij de geplande route aangegeven. Ieder van het ontsnappingsteam kreeg uitgebreid de kans de kaarten te bestuderen en zich de route eigen te maken. Toen wij uit ons depot vertrokken schatten wij in dat wij zo'n tien dagen nodig zouden hebben om de Zweeds grens te kunnen bereiken. Wij hadden ook bedacht om 's nachts te reizen en om ons overdag schuil te houden en te rusten. Wij kwamen er echter al snel achter dat het eenvoudiger was om het toch andersom te doen".



De weersomstandigheden en de sneeuwcondities waren optimaal toen het Gunnerside team de hut bij Skrykken verliet, maar al gauw werd het een worsteling. Zij werden behoorlijk gehinderd door de slecht ontworpen rugzakken, maar zij moesten ook nog een zwaar beladen slee met voorraden meeslepen.. Dat ging prima over harde sneeuw, maar het werd echt worstelen als zij door natte papsneeuw heen moesten.. Het werd helemaal een ramp wanneer zij gedwongen waren om dwars door struiken of bosjes heen moesten. Zelfs in Ronneberg's optimistische manier van rapporten schrijven was het "heel zwaar werk".
De eerste nacht brachten de mannen door in verlaten en afgelegen herberg genaamd 'Sterhotel'. Hier vonden zij ook wat etenswaren waardoor zij hun beperkte eigen voorraden niet aan hoefden te spreken. De volgende dag was het schitterend weer en zij waren van plan een grote etappe af te leggen op de nog lange route naar Zweden. De mannen hielden de onderlinge afstanden erg groot waardoor zij minder opvielen in het terrein. Om de buurt gingen twee van hen als verkenners vooruit om met verrekijkers het landschap af te speuren op zoek naar eventuele bedreigingen. Nadat zij 's morgens goede vorderingen hadden gemaakt, draaide de middag uit op een flinke tegenslag. Eerst moesten zij met een onwillige overbeladen slee een steile helling afdalen, waarna men vervolgens met man en macht de slee de volgende helling weer op moest sleuren. De hele groep was compleet kapot toen zij bij een jachthut aan het Rodungenmeer aankwamen.
Ronneberg had ondertussen een pijnlijke ontsteking aan zijn hand opgelopen waardoor het steeds moeilijker voor hem werd om vooruit te komen. Het landschap bestond uit een aan een schakeling van witte pieken en dalen, meren en vlaktes en dit maakte het orienteren met de kaarten erg lastig. De volgende dagen waren zij gedwongen zich volledig op kompas zich een weg te banen door het witte landschap.
Zondag 7 maart was zo'n typische dag waarop veel Noren gaan skien, om niet op te vallen bleef de groep die ochtend lang in de hut waarin zij de nacht doorgebracht hadden. Even was er paniek toen een eenzame skier hun kant op kwam. Meteen werd de hele uitrusting in een van de slaapkamer gegooid, werden de ramen geblindeerd en de deur op slot gedaan. De man ging echter naar de naast gelegen hut, maar hierdoor waren de mannen gedwongen om zich enkele uren op de vloer schuil te houden tot de man vertrokken was. De volgende dag wachten de mannen tot het donker begon te worden alvorens men begon aan het oversteken van de immens grote Hallingdalen vallei. In dit dal waren zij van alle kanten zichtbaar en er kon nergens in dekking gegaan worden. Eenmaal aan de overkant van de vallei uitgekomen kwamen zij uit op een wirwar van paden en sporen. Het team had in het donker geen idee welke richting zij uit moesten en daarom waren zij gedwongen de nacht buiten in hun slaapzakken door te brengen. De slaapzakken waren echter door en door nat na het oversteken van een rivier eerder die dag. Toen het licht werd besloten zij het ontbijt over te slaan en toen zij eenmaal wisten waar zij heen moesten ging men op weg naar een hut die op een uur lopen afstand lag. Hier konden zij hun kleren en uitrusting laten drogen, de wind was intussen flink aangewakkerd en de temperatuur zakte weer flink onder nul. Ondanks de verslechterende weersomstandigheden besloot het team toch weer op weg te gaan, elke stap bracht hen verder uit de buurt van de fabriek in Vemork en de Hardangervidda waar van uit de zoektocht naar de saboteurs zich steeds verder uitbreidde. Tegen de avond bereikten zij een plek genaamd Fjellstolen, dit ongeveer 20 kilometer ten westen van de Aurdalsfjord. Tot hun grote vreugde ontdekten de mannen een comfortable verlaten boerderij waarin zich een flinke  voorraad bloem en gerstebrood bevond.
Op de zesde dag van hun tocht werden zij verrast door twee mannen op ski's terwijl zij bezig waren een berghelling te beklimmen. Het Gunnersideteam was geheel in het wit gekleed en alleen de donkere lopen van hun machinegeweren staken boven hun met wit bedekte rugzakken uit.. De twee groepen zwaaiden naar elkaar terwijl zij elkaar passeerden, de twee mannen namen blijkbaar aan dat zij een groep Duitse soldaten waren die met een oefening bezig waren. Om acht uur 's avonds bereikten zij onopgemerkt de Aurdalsfjord en tot hun schrik zagen zij dat het meeste ijs op de fjord al gesmolten was, maar aan de zuidzijde van de fjord ontdekten zij nog een plek waar het ijs tot aan de overkant reikte. Ronneberg nam de taak op zich om de sterkte van het ijs te testen voordat hij de anderen opdracht gaf om het ijs over te steken. Kruipend op handen en voeten, gewapend met een bijl bereikte hij langzaam de overkant terwijl de anderen alleen toe konden kijken en af moesten wachten of het goed zou gaan.

Het ijs was erg dun en het kon allemaal net. Ronneberg gaf opdracht aan de rest om ook over te steken. Dus volgden zij hem uiterst voorzichtig waarbij men de onderlinge afstanden tussen elkaar erg groot liet. Tegen middernacht zaten zij alweer in de bergen op een hoogte van 1000 meter boven de waterspiegel. Hier braken zij een deur open van een hut die aan een ingenieur genaamd Christiansen toebehorende en die erg koningsgezind was want alle wanden van de hut waren bedekt met afbeeldingen van koning Haakon

De volgende dag sloeg het weer dramatisch om, de lucht betrok met dichte bewolking en de temperatuur schoot omhoog. Hierdoor werd de sneeuw nat en papperig, wat skien bijna onmogelijk maakte. Tijdens hun lunchpauze voelden zij de eerste regendruppels al. Aan het einde van de dag waren zij letterlijk tot stilstand gekomen door de slechte sneeuwcondities en totale uitputting. De uitrusting was die dag tot over de limieten getest. Over het algemeen was men heel tevreden geweest met de versterkte uitrusting, zeker het battledress dat van wol gemaakt was droegen zij gedurende de hele tocht.

Alleen de overhemden vonden zij te warm, die namen zij mee in hun rugzakken en droegen deze 's avonds omdat hun ondergoed gedurende de dag drijfnat geworden was van het zweet. Het nethemd voldeed ook prima, het voldeed prima om hen warm te houden en hielp bij het drogen van de buitenkleding, maar degenen die een gevoelige huid hadden kregen er zweren van.

Ook de tok die gemaakt was van konijnenbont voldeed goed, maar wanneer de mannen begonnen te zweten ging het bont de huid irriteren en dat maakte het skien in hoog tempo lastig. Sommigen vonden de tok te warm wanneer de temperatuur boven de -15 graden uitkwam. De grootste kwelgeest was echter de rugzak, die was gewoon slecht ontworpen en de te smalle draagbanden sneden diep in het vlees van hun schouders. Gedurende de volgende dagen zakte de temperatuur weer aanzienlijk en waren de mannen in staat per dag flinke afstanden af te leggen, maar hun rantsoenen begonnen nu snel op te raken. Hierdoor werden de porties eten steeds kleiner en dit stond in contrast met de hoeveelheid energie die zij gebruikten om zich een weg door de wildernis te banen. Dit gold in het bijzonder voor Idland, voor hem was de tocht misschien wel het zwaarst, hij was de minst ervaren skier, maar zijn wilskracht dreef hem vooruit en hij wilde niet degene zijn die de groep ophield. Het team had een methode ontwikkeld om de moed erin te houden gedurende de eindeloze marsdagen. Ronneberg; "Wij hadden 26 kaarten gekregen die ons Noorwegen uit moesten leiden, elke keer wanneer wij een kaart achter de rug hadden werd deze ritueel verbrand en op die manier wisten wij dat wij weer een stukje dichter bij ons doel gekomen waren".

Op 13 maart, de tiende dag van hun ontsnappingstocht zagen zij twee Duitse vliegtuigen van het type Junker 52S overvliegen. Klaarblijkelijk waren zij niet naar iets onder zich aan het zoeken want zij volgenden een vaste koers door het Grudbrandsdalen  en waarschijnlijk waren het postvliegtuigen die van Oslo op weg waren naar Trondheim.

De volgende twee nachten waren de mannen gedwongen buiten in slaapzakken door te brengen want zij waren onderweg geen hutten tegen gekomen. De voedsel situatie begon kritiek te worden en zij waren gedwongen van de geplande route af te wijken en hutten open te breken op zoek naar voedsel. Vaak hadden zij pech, maar soms vonden zij net genoeg bloem en gerstebrood om nog enige tijd door te kunnen gaan.
De mannen waren nu op een kritisch punt van de route aangekomen, zij waren de Zweedse grens dicht genaderd, waren moe en hongerig, maar juist in dit gebied moesten zij uiterst alert zijn. In dit deel van Noorwegen wemelde het van de Nazi's en landverraders die op jacht waren naar vluchtelingen en verzetstrijders die de grens trachten te bereiken.

Gepland was om de rivier de Glomma dicht bij de stad Rena over te steken, maar Storhaug die uit dit gebied afkomstig was maakte een fout en voerde de groep zes kilometer de verkeerde kant op. Het team raakte helmaal gedesorienteerd in een gebied vol heuvels en dalen en zij waren niet meer in staat om door middel van de kaart te bepalen waar zij zich bevonden. Hoog in de bergen was orientatie veel eenvoudiger geweest want daar kon zij het landschap van boven aanschouwen en dit vergelijken met hun kaarten.
In de lagere delen van het land werkte deze methode niet en waren zij niet in staat zich op een bepaald punt te orienteren. Men was dus gedwongen puur op kompas te navigeren.
Ronneberg:"Onder dergelijke omstandigheden is het uiterst belangrijk om niet geirriteerd te raken. Het is vrij eenvoudig om over de kleinste details of bepaalde eigenschappen van mensen kwaad te worden, maar dat is dodelijk voor de sfeer in de groep. Als je zoiets op voelt komen is het beter even letterlijk afstand te nemen en weg van de groep te blijven tot je weer bedaard bent".
Uiteindelijk vonden zij de rivier, maar tot hun schrik bleek deze geheel ijsvrij te zijn. Men had geen idee van de sterkte van de Nazi troepen in de omgeving en dus werd besloten om dicht bij de rivier het kamp op te slaan. Storhaug kreeg opdracht om met een lid van de plaatselijke bevolking contact op te nemen waarvan hij wist dat deze vaderlands getrouw was. Vier uur later kwam hij terug met een boot die hij gestolen had en meteen stak men snel de rivier over om vervolgens in de dicht beboste heuvels aan de overzijde te verdwijnen. De volgende twee nachten waren zij gedwongen in de openlucht door te brengen, met doorweekte kleding en drijfnatte slaapzakken. Sneeuw, zo zeggen de Noren, is een prima deken, maar een slechte matras. Niemand was echter in staat te slapen, zowel door de alles doordringende kou, als door de constante honger. Ronneberg noteerde in zijn logboek: "de honger liet ons de hele dag door fantaseren over gedekte tafels die doorbogen van de hoeveelheid eten die erop stond". De groep was de grens nu uiterst dicht genaderd, maar het laatste stuk was vreselijk zwaar. Het bestond voor het grootste deel uit rotsblokken en ondoordringbare bosjes,waar geen enkel uitzicht was.

De route die zij gingen was als volgd:

1e  dag,  4 maart: Skrykenvann - Lagliberget - Haranatten - Ossjorn - Osseter.

2
e  dag,  5maart: Osseter -  Fetjan - Rambergvannet - Royrvannet - Grevskarseter.

3
e  dag,  6 maart: Grevskarseter - Roungen - Olfisken - Skarsrudvannet - Sorevannet - Nystolsetra.

4
e  dag, 7 maart: Nystol - Dokki - Hallingdalselva - Kastet - Langtjern.

5
e  dag, 8 maart: Langtjern - Monisetra - Svenkerudvollan - Svarttjern - Rogjen - Froysandseter - Nodre Bjodalseter - Fjellstolen.

6
e  dag, 9 maart: Fjellstolen - Makelausseter - Nysetsjoen - Timannstolen - Bondsetseter - Vestringsbygda - Aurdalsfjord - Hjelle Olebakkvann - Fjellstolen.

9
e  dag, 10 maart: Fjellstolen - Skinnanger seter - Slettanseter - N.Etnedal/Smedsrudgard - Gronstolvann - Store Tangenseter - Nyseter - Bergskarstolen v/Rossjoen.

8
e dag, 11 maart: Bergskarstolen - Steinbusjoen - Sabu - Rossjoen - Storleger- Rokvamseter - Ormsjoen Dokkaelv - Hornsjodammen - Reinasseter.

9
e dag, 12 maart: Reinasseter - Rimsjoen - Svartheldbekken - Svatsum - Nyseter - Abbortjern - Fykenseter - Skeikampen - Gammelseter.                 

10
e dag, 13 maart: Gammelseter - Linnvikseter - Rugakerseter - Losna - Rudderudgard - Boldalsasen.

11
e dag, 14 maart: Boldalsasen - Glommenseter - Svartvann - Bjorsjoen - Nyseter - Svartfjellet - Astaelv - Gravenseter i Gjesadalen.

12
e dag, 15 maart: Gravenseter - Hynnaseter - Astaelva - Kvarstadseter - Nyseter - Bjornasenseter.

13
e dag, 16 maart: Bjornaseneter - Djupaa - Skramstadseter - Vivelstadgard - Glomma - Himsjoen.

14
e dag, 17 maart: Himsjoen - Holsetseter - Julussa - Linnberget Gard - Ulvakjolen - Ulvaa.

15
e dag, 18 maart: Ulvaa - Trylsilvegen - Ormasenseter - renosetseter - Vesleflisa - Svartbekken - Svenskegrensa v/Grenseroys 106.

 

Uiteindelijk op 18 maart 20.15 uur, vijftien dagen nadat zij uit de hut in Skrykken vertrokken waren, zetten zij voet op Zweedse bodem. De mannen feliciteerden elkaar gaven elkaar een hand en stookten voor het eerst sinds hun aankomst in Scandinavie een maand geleden,een groot kampvuur. Voor de laatste keer kropen zij in hun Engelse uniformen in hun slaapzakken, met hun vertrouwde wapens naast zich en zij sliepen die nacht als rozen. De volgende ochtend nadat zij de laatste kruimels van hun rantsoenen opgegeten hadden groeven de vijf mannen een grote kuil waar bijna alle uitrusting in werd begraven. De mannen letten er vooral op dat zij absoluut niets van Engelse makelij bij zich hadden. Zij verkleden zich in burgerkleding: een dikke skibroek, wollen trui en een winddicht jack. In hun rugzakken namen zij alleen wat skiwas, reserve sollen, een mok, een lepel, een half blok pemmican en wat Noors geld mee. Hun eerstt prioriteit was nu om aan voeding te komen, zij waren erg verzwakt geraakt en waren daardoor kwetsbaar om ziek te worden. Ook hadden zij snel een verhaal nodig wat zij aan de Zweedse autoriteiten op de mouw konden spelden zodat zij gekenmerkt zouden worden als politieke vluchtelingen waardoor zij vrij door Zweden zouden kunnen reizen. Het verhaal kwam als volgt in elkaar te zitten: Zij kenden elkaar niet toen zij door de Nazi's in een werkkamp bij de plaats Dombas te werk werden gesteld. Zij werden gedwongen hier barakken en opslagplaatsen aan te leggen. Zij waren echter ontsnapt en hadden een verzetsgroep gevormd, die allerlei illegale activiteiten had uitgevoerd. Na verloop van tijd was hen echter de grond te heet onder de voeten geworden en waren zij naar Zweden ontsnapt. Op in geval van separate ondervraging hetzelfde verhaal op te hangen werd hun basis in Schotland als model voor het werkkamp gebruikt. Zij skieden ongeveer 20 kilometer voordat zij door een Zweedse patrouille werden ontdekt en naar de plaatselijk politiepost werden overgebracht. Zij werden door de Zweden aller vriendelijkst ontvangen en doorgestuurd naar het plaatselijke ziekenhuis waar zij ontluisd en gewassen werden terwijl hun kleding gedesinfecteerd en gedroogd werd. Die avond gingen zij uit eten in een restaurant waar zij genoten van hun eerste fatsoenlijk maaltijd in een maandtijd. De volgende dag werden zij door de autoriteiten verhoord en hun verhaal werd geloofd, hoewel men wel twijfelde gezien het feit dat zij allen vrijwel identieke kleding droegen.
Zij waren nu vrij om te gaan en te staan waar zij wilden zonder enige vorm van bewaking. De mannen reisden eerst naar Kjeseter en vervolgens door naar Stockholm. Hier melden zij zich direct bij de Engelse ambassade die hen rantsoenbonnen en geld gaven zodat zij de tijd tot de eerst volgende boot naar Engeland konden overbruggen. Door SOE in Stockholm werd meteen een telegram naar Bakerstreet gestuurd om hen op de hoogte te stellen dat de groep in goede gezondheid gearriveerd was.
Ronneberg: "De Zweden waren blij dat ze van ons af waren nadat wij ons bij de Engelse ambassade gemeld hadden. Met het geld dat wij van de Britten hadden gekregen gingen wij naar buitensportwinkels om horloges, Silva kompassen,  kookgerei, sneeuwschoenen en winterlaarzen te kopen omdat wij wisten dat die niet in Engeland te krijgen waren".
Het succes van hun ontsnapping leverde hen schouderklopjes op van de leiding van SOE. 'De zwaarte van deze mars onder winterse omstandigheden, gecombineerd met gebrek aan voldoende voedsel maakt deze ontsnapping zeer gedenkwaardig'. Aldus deze eerste sobere officiele notitie.

Eind maart 1943 vertrokken zij uit Bromma om de Noordzee over te steken en dertig uur later naderden zij reeds de Engelse kust. Het laatste deel van de meest relaxte van de afgelopen zes weken, een trein reis naar Londen. Hier konden zij trots vertellen dat zij een van de meest spectaculaire sabotage acties ooit tot een goed einde hadden gebracht.
Ronneberg herinnert zich van hun aankomst in Engeland zich het volgende: "Bij aankomst kregen wij meteen een kop thee, Het was vreemd om weer op Engelse bodem te staan, maar het was ook een gevoel om weer thuis te zijn. Als wij het over thuis hadden, dan hadden wij het over Noorwegen, maar als ik terug kijk op de oorlogsperiode dan zal ik nooit het hartverwarmende welkom van de Engelsen vergeten. Als je in een pub zat, of ging dansen dan waren de mensen altijd uiterst vriendelijk tegen ons. De meesten wisten hoe het er in Noorwegen aan toe was en men wist ook dat dankzij Noorse zeelieden Engeland voorzien werd van de benodigde bevoorrading. Wij voelden ons er nooit te gast, meer als partners met een gemeenschappelijk doel. Sinds de oorlog heb ik het gevoel dat ik twee vaderlanden heb, een waar ik ben geboren en een waar ik gedurende de oorlog gewoond heb".

 

De vijfde operatie "HET BOMBARDEMENT"

Op 8 juli 1943 gaf Skinnarland vanuit Telemark aan dat de installatie in augustus weer in bedrijf zou zijn. Later bleek dat de productie in juni 1943 weer op gang was gekomen. Londen gaf opdracht aan een aantal met het verzet sympathiserende medewerkers van de centrale om plantaardige olie toe te voegen aan het elektrolysebassin. De productie verminderde hierop van 4,5 naar 1,5 liter zwaar water per dag.

General Leslie Groves, de bevelhebber van het Manhattan project, nam hier geen genoegen mee. Hij wilde dat de installatie vernietigd werd. Omdat de Duitsers zo gebrand waren op de productie van zwaar water, dacht Groves dat zij grote vorderingen maakten in het atoomonderzoek. Er werd daarom besloten tot een bombardement om de fabriek in Vemork te vernietigen. Tronstad en Wilson (leiding sectie Noorwegen van de SOE) waren fel gekand tegen dit plan, maar er waren geen alternatieven. Een nieuwe sabotagemissie werd niet mogelijk geacht, omdat de Duitsers de bewaking en veiligheidsmaatregelen hadden verscherpt na 28 februari 1943. De Amerikanen dachten dat zij vanwege hun opgedane ervaring met precisiebombardementen de fabriek moesten kunnen raken. Lieutenant General Ira Eaker, de opperbevelhebber van de 8th Air Force, gaf van tevoren wel aan dat de trefkans klein zou zijn. De fabriek lag op een rotspunt in een smalle kloof met steile hellingen. Dit maakte het aanvliegen lastig. Groves hield echter voet bij stuk.

In de ochtend van 16 november 1943 vertrokken de 460 toestellen van de US 8th Air Force. De formatie bestond uit drie divisies. De derde divisie, onder Major John Bennett, had als doel de fabriek in Vemork. De aanval stond gepland tussen 11:30 en 12:00 uur, omdat dan de meeste medewerkers naar huis zouden zijn voor de lunch. Omdat zij voorliepen op het schema gaf Bennet de opdracht om 18 minuten te wachten boven de Noordzee, waardoor de Duitse kustverdediging werd gealarmeerd over de komst van de bommenwerpers. Een toestel werd neergehaald en een ander werd beschadigd en moest de missie afbreken. Ook kregen de Duitsers door het uitstel de gelegenheid om een rookgordijn op te trekken boven Vemork. Van 11:30 tot 12:30 wierpen 143 toestellen 711 bommen van 500 pond. Een precisiebombardement was door het rookgordijn niet meer mogelijk. Het bombardement werd verspreid over het hele ravijn. Hierbij werd een schuilkelder getroffen, waarbij 16 Noren om het leven kwamen. Slechts vier bommen vielen op de gebouwen waarin de installatie was ondergebracht.

Deze werd slechts licht beschadigd. Vijf huizen en vier legerbarakken werden verwoest, de sluisdeuren kregen meerdere voltreffers, maar door een veiligheidssysteem werd voorkomen dat het stuwmeer leeg zou lopen. 15 navigators zagen de salpeterfabriek aan voor de zwaar waterinstallatie. Deze fabriek werd vernietigd en er ontsnapte een giftige wolk ammoniakgas. Hier had Tronstad al voor gewaarschuwd. Er kwamen 22 Noren om het leven als gevolg van het bombardement. De stad Rjukan werd niet geraakt. Dit was nog een geluk bij een ongeluk, want deze lag aan de overkant van het dal, op slechts 300 meter van de fabriek. De Noorse regering protesteerde tegen het bombardement, omdat zij van tevoren niet in kennis was gesteld en het aantal slachtoffers niet opwoog tegen het resultaat.

In zeker opzicht had het bombardement toch enig succes. Vanwege de aanval gingen de Duitsers ervan uit dat de productie in Vemork te risicovol was geworden. Zij vreesden nieuwe sabotageoperaties en bombardementen. De zwaar waterproductie werd daarop stop gezet en de aanwezige voorraad (zowel hoog- als laaggeconcenteerd zwaar water) zou naar Duitsland worden getransporteerd. Skinnarland gaf dit door aan Londen. De SOE gaf via hem de opdracht aan de met het verzet sympathiserende laborant Gunnar Syverstad in de fabriek om de voorraad te verontreinigen met olie. Bij de voorraden laag geconcentreerd zwaar water lukte dit.

 

De zesde operatie "HET LATEN ZINKEN VAN DE HYDRO RAILWAY FERRY"

De transporttechnicus Kjell Nielsen werd belast met de organisatie van het transport van de voorraad zwaar water naar Duitsland. Hij gaf deze informatie door aan Haukelid die nog op Hardangervidda verbleef. Kjelstrup en Haugland waren inmiddels via Zweden uitgeweken naar Groot-Brittannie Op 16 februari nam Skinnarrland contact op met Londen. Daar werd aangegeven dat de voorraad zwaar water koste wat het kost vernietigd moest worden. Haukelid was de enige getrainde commando en voor een dergelijke operatie waren meer mensen nodig. Hij besloot Rolf Sorlie, een voormalig medewerker van de fabriek in Vemork die was ondergedoken in de bergen en zich bij Skinnarland en Haukelid had gevoegd, te onderwijzen in het gebruik van explosieven. Het Noorse verzet leverde een derde man, Knut Lier-Hansen.

Knut Haukelid (1911-1994)     Knut Lier-Hansen (1916-2008)

De 39 vaten met in totaal 15.000 liter zwaar water zouden met de veerboot Sf Hydro over het Tinnsjomeer getransporteerd worden van Mal naar Tinnoset. Al snel bleek dat de beste mogelijkheid om het transport te saboteren het tot zinken brengen van de veerboot was. Londen gaf toestemming, ondanks dat bij een dergelijke daad onschuldige slachtoffers zouden vallen. Nielsen gaf door dat het transport zou plaatsvinden op zondag 20 februari. Haukelid berekende dat het beste moment voor de explosie drie kwartier na de afvaart was. De pont zou op dat moment over het diepste punt (ongeveer 430 meter) van het meer varen. Zij hadden nog voldoende explosieven over van de operatie Gunnerside. De lonten konden zij echter niet gebruiken, omdat deze te snel zouden opbranden. Zij moesten een elektrische tijdontsteking maken. Sorlie stelde voor om hiervoor een oude wekker te gebruiken. Haukelid besloot dat de explosieve lading in de boeg van het schip zou worden geplaatst, vlak onder de waterlijn. Sorlie berekende dat een gat van twee vierkante meter voldoende moest zijn. Daardoor zou genoeg water binnen stromen om de veerboot van 493,6 BRT snel te laten zinken en werd de bemanning en passagiers nog een paar minuten geboden om het schip te verlaten. Hiervoor was een explosieve massa nodig van 8,5 kg Een plaatselijke verzetsman hielp bij het bouwen van de ontsteking.

Met een auto die door Lier-Hansen was geregeld reden zij naar de haven. In de nacht van 19 op 20 februari werd de lading geplaatst. Haukelid, Lier-Hansen en Sorlie slopen aan boord. De veerboot zelf werd niet bewaakt. Bij de haven waren wel een aantal Duitse wachtposten. Toen de Noren op het schip kwamen werden zij ontdekt door een bemanningslid. Lier-Hansen vertelde dat hij een passagier was die de nacht aan boord wilde doorbrengen. Iets dergelijks gebeurde vaker. De man geloofde hen echter niet en bleef er op aandringen dat de drie hun daadwerkelijke reden zouden geven voor hun komst naar het schip. Lier-Hansen had inlichtingen ingewonnen over de bemanning van het schip. De man stond bekend als betrouwbaar. Hij waagde het er daarom op en verklaarde dat zij drie leden van het verzet waren die iets moesten verstoppen aan boord. Het bemanningslid nam hiermee genoegen. Na lang zoeken in het ruim vonden zij een geschikte droge plek tussen de spanten van het schip. De bom werd geplaatst en de ontsteking op scherp gesteld en de wekkers werden om 10:45 uur gezet. Lier-Hansen reed de groep naar Kongsberg. Sorlie stapte onderweg uit en trok weer de bergen in om zich bij Skinnarland aan te sluiten. Haukelid en Larsen namen de trein naar Oslo.

De veerpont begon, conform de dienstregeling, om 9:45 uur aan zijn overtocht. Even na 10:30 uur vond de explosie plaats. Er spoot een waterfontein op aan bakboord, ter hoogte van de boeg. Direct maakte het schip zwaar slagzij. Enkele minuten later verdween de boeg onder de golven. De goederenwagens gleden van hun remmen en vielen over boord. Na drie minuten stak alleen de achtersteven nog boven het water uit. Na vier minuten was het schip geheel onder water verdwenen. De bemanning slaagde er niet in om de reddingsboten te strijken. 29 opvarenden zagen kans om overboord te springen en werden gered. Achttien personen, acht Duitse soldaten, zeven bemanningsleden en drie passagiers kwamen om het leven. Vier vaten kwamen boven drijven, omdat ze slechts half waren gevuld. De overige vaten konden niet geborgen worden door de Duitsers.

De betrokkenen bij de aanslag ontkwamen allen aan Duitse arrestatie. Nielsen lag vanwege een blindedarmoperatie in een ziekenhuis in Oslo. Hij kon er volgens de Duitsers dan ook niets mee te maken hebben. Lier-Hansen hervatte zijn dagelijkse werk gewoon en werd nergens van verdacht. Haukelid week uit naar Zweden. Hij verbleef hier enkele weken en ging toen weer naar Noorwegen.

Na de oorlog is beweerd dat de sabotageoperaties achteraf gezien weinig zin hadden, omdat de Duitsers toch niet in staat waren geweest om een atoombom te ontwikkelen. Na de Duitse capitulatie bleek inderdaad dat het onderzoek nog niet ver gevorderd was, maar dit konden de geallieerden tijdens de oorlog niet vermoeden. De geallieerden beschikte over weinig inlichtingen op dit gebied en zij konden hierover ook geen informatie inwinnen. Er is door de Amerikanen overwogen om een spion naar het Derde Rijk te sturen om te proberen informatie te vergaren over de Duitse vorderingen in het atoombomonderzoek. Hier is echter van afgezien. Er werd betoogd dat als een dergelijke spion werd gestuurd, het zou moeten gaan om iemand die veel natuurkundige kennis had en die ook op de hoogte was van de Amerikaanse vorderingen op het gebied van kernfysica. Als deze gevangen was genomen, had deze veel geheimen prijs gegeven aan de Duitsers waardoor die juist op de hoogte zouden zijn geraakt van de Amerikaanse vorderingen. De Amerikanen bleven er mede daardoor lang van overtuigd dat de Duitsers juist een voorsprong hadden en durfden daarom, begrijpelijk, geen enkel risico te nemen.

Het is moeilijk om achteraf te bepalen wat er zou zijn gebeurd als de zwaar waterproductie niet was gesaboteerd. Feit is dat als het Derde Rijk een atoombom had weten te verkrijgen, dit catastrofale gevolgen zou hebben gehad. Duitsland had begin 1945 500 liter zwaar water, wat niet voldoende was voor een kernreactor. Berekeningen tonen aan dat hiervoor minimaal 5.000 kg zwaar water nodig was. In sommige bronnen wordt overigens aangegeven dat Albert Speer, minister van bewapening, begin 1942 al weinig prioriteit meer gaf aan het Duitse atoombomproject, toen bleek dat het lang zou duren voordat resultaat kon worden verwacht. Volgens de historici Gitta Sereny en Ian Kershaw maakte Speer deze beslissing pas in 1944 en speelde hierbij ook een rol dat Duitsland op dat moment kampte met een groot tekort aan grondstoffen. De wetenschappers in het derde Rijk hebben uiteindelijk wel een kernreactor gebouwd, maar deze is nooit kritisch geworden.

            Knut Haugland, Joachim Ronneberg, Birger Stromsheim, Knut Lier-Hansen en Jens Anton Poulsson

Aan de moed van de deelnemende mannen kan niemand twijfelen. Toen Winston Churchill de rapporten las over de sabotageoperatie drong hij aan op onderscheidingen "voor deze dapperen". Haukelid en Ronneberg werden onderscheiden met een Distinguished Service Order. De overige leden van het team kregen de Military Medal. Skinnarland kreeg voor zijn bijdrage een Distinguished Service Medal. Alle deelnemende Noren werden onderscheiden met het Krigskorset med Sverd, (oorlogskruis met zwaarden) de hoogste Noorse militaire onderscheiding. Onder zeer moeilijke omstandigheden hebben zij een buitengewone prestatie geleverd. Veel historici zoals Antony Beevor en Max Hastings bestempelen het als de meest succesvolle sabotageoperatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. De historicus Antony Beevor verklaarde hier over: "Duitse wetenschappers waren weliswaar nog lang niet zover dat ze een atoomwapen konden maken, maar de geallieerden konden zich op dit terrein geen risico's veroorloven. De zes Vemork-operaties waren hoe dan ook de succesvolste sabotageacties van de gehele oorlog."

Operatie Gunnerside is voer voor veel boeken en films geweest. Reeds in 1948 verscheen de Noors-Franse film 'Kampen om tungtvannet'. Opvallend is dat in deze film een aantal acteurs zichzelf speelde, onder wie Poulsson en Kjelstrup. In 1965 verscheen de Britse film 'The Heroes of Telemark', die echter weinig met de waarheid van doen heeft. Als reactie hierop werd in 2003 de documentaire 'The Real Heroes of Telemark' uitgebracht door de BBC. Hierin wordt het ware verhaal verteld met daarbij de nadruk op de winter die Poulsson en zijn metgezellen doorbrachten op Hardangervidda. De op dat moment nog in leven zijnde commando's werkten mee aan deze serie. In 2015 werd in Noorwegen een miniserie uitgebracht, met dezelfde naam als de film uit 1948, waarin het verhaal opnieuw werd verteld. In het Engels wordt deze serie aangeduid als 'The Heavy Water war'. In 2010 wijdde de Zweedse Power Metal Band Sabaton het nummer genaamd 'Saboteurs'  aan de operatie.

Syverstad en Tronstad kwamen op 11 maart 1945 om bij een schietpartij met Duitse troepen tijdens een SOE-operatie in Noorwegen. De overige deelnemers aan operatie Gunnerside en het tot zinken brengen van de Hydro zouden de oorlog overleven. Idland stierf in 1968. Haukelid in 1994, Kjelstrup en Storhaug in 1995 en Einar Skinnarland in 2002. Helberg overleed op 6 maart 2003, vlak na de zestigste herdenking van operatie Gunnerside, waarbij alle toen nog levende commando's aanwezig waren. Lier-Hansen stierf in 2008, Haugland en Kayser in 2009, Poulsson in 2011 en Stromsheim in 2012 op 101-jarige leeftijd. Joachim Ronneberg is thans (2018), als enige van de deelnemende commando's, nog steeds in leven. Hij is inmiddels 98.

 

_______________________________________________________________________________________________________________________________

Copyright 2001 - 2019 Karigro. Alle rechten voorbehouden  |  Colofon  Privacy  |  Disclaimer