Vemork
is de naam van een klein plaatsje, bij Rjukan, in de
gemeente Tinn in de Noorse provincie Telemark. De plaats
ligt in het Hjartdal, ten zuidoosten van de hoogvlakte
Hardangervidda. Omliggende plaatsen zijn Vinje, Tokke,
Seljord en Notodden.
Samuel (Sam) Eyde,
(Arendal, 29 oktober 1866 - ?g?dstrand, 21 juni
1940) was een Noors ingenieur en ondernemer. Hij is
met name bekend als mede-oprichter van de
multinational Norsk Hydro en mede-uitvinder
van het Birkeland-Eydeproces.
Kristian Olaf
Birkeland
(Oslo, 13 december 1867 ? Tokio, 15 juni 1917) was
een Noors natuurkundige. Hij verklaarde als eerste
het noorderlicht, vond de Coilgun uit, ontwikkelde
het Birkeland-Eydeproces voor productie van
salpeterzuur voor kunstmest en stichtte de firma
Norsk Hydro om dit industrieel toe te passen.
Birkeland-Eydeproces
was een van de eerste industri?e processen voor
stikstoffixatie dat gebruikmaakte van een vlamboog of
elektrische boog. Die kan de stikstof (N2)
in lucht oxideren tot stikstofmonoxide, waarmee salpeterzuur
en kunstmest bereid worden.
Het proces werd ontwikkeld
door de Noorse industrieel en wetenschapper Kristian
Birkeland samen met zijn zakenpartner Samuel Eyde in 1903.
De chemische omzetting in een vlamboog was reeds door Henry
Cavendish in de negentiende eeuw ontdekt.
Birkeland werkte samen met
Eyde het Birkeland-Eydeproces uit in een prototype. Om dit
in praktijk te brengen, richtten ze de firma Norsk Hydro op.
Waterkrachtcentrale
Vemork dankt zijn
bekendheid aan de gelijknamige waterkrachtcentrale, die van
1906 tot 1911 werd gebouwd om energie op te wekken
uit de Rjukanfossen, een 104 m hoge waterval. Bij de bouw
was het de grootste waterkrachtcentrale ter wereld. Met
behulp van de opgewekte energie werd in een nabijgelegen
fabriek kunstmest gefabriceerd.
De waterkrachtcentrale en het
buizenstelsel zijn inmiddels niet meer in gebruik. Het
huisvest nu het Norsk Industriarbeidermuseum. Een nieuwe
waterkrachtcentrale is gebouwd in de berg achter het huidige
museum. Deze krijgt zijn aanvoer via een tunnel en wekt
energie op door middel van twee Francisturbines die samen
200MW energie leveren. De brug in Vemork is een bekende
plaats om te bungeejumpen.
Zwaar water
fabriek
Bij de centrale bouwde
Norsk Hydro van 1927 tot 1934 de eerste commerci?e
fabriek voor zwaar water, oorspronkelijk een nevenproduct
dat bij de fabricage van kunstmest ontstond.
Vemork in Noorwegen '40-'45
In 1938 ontdekte
Professor Otto Hahn in
het Kaiser Wilhelm
Instituut in Berlijn het
verschijnsel
kernsplitsing. Het bleek
dat de combinatie van
Deuteriumoxide (D2O) en
uranium tot een
controleerbare splitsing
kon leiden. Dit proces
maakte de ontwikkeling
van kernernergie, maar
ook van een kernwapen
mogelijk.
De enige plaats ter
wereld waar in die tijd
op grote schaal
Deuteriumoxide werd
geproduceerd was in een
fabriek bij Vemork,
gelegen in de
Rjukanvallei in het
midden van zuidelijk
Noorwegen, aan de rand
van
Hardangervidda.
Deuteriumoxide, ook wel
zwaar-water genoemd, was
een bijproduct van het
produceren van
waterstof. Waterstof
wordt gebruikt voor de
productie van ammoniak
wat op zijn beurt weer
gebruikt wordt voor de
fabricage van kunstmest.
Churchill geloofde
aanvankelijk niet in de
mogelijkheid van het
produceren van een
sinister nieuw soort
explosief waarmee de
vijand vernietigd zou
kunnen worden. Alleen
een handvol
vooraanstaande
wetenschappers was zich
van het gevaar bewust.
Albert Einstein had
president Roosevelt al
gewaarschuwd over de snelle
vorderingen die gemaakt werden
op het gebied van nucleair
onderzoek in Duitsland. Daarop
werd in Amerika het bekende
Manhattan project gestart en
werden grote sommen geld
beschikbaar gesteld aan een
groep geleerden die de
achterstand op de ontwikkelingen
die in Duitsland gaande waren in
te lopen
Tot opluchting van de
Geallieerden was het de Franse
chemicus Curie gelukt om de
reeds geproduceerde voorraad
zwaar water uit Noorwegen te
smokkelen voordat de nazi's het
land binnenvielen. Via Nederland
en Frankrijk werd het zwaar-water naar Engeland
getransporteerd. In Whitehall sloegen in mei 1941
alle stoppen door, de nazi's
wilden de productie van zwaar
water in de fabriek van Norsk
Hydro in Vemork opvoeren tot 500
kg per maand. Niemand hoefde
zich af te vragen waar de nazi's
deze hoeveelheden zwaar water
voor nodig hadden, namelijk de
ontwikkeling van een atoombom.
Eerste prototype voor het maken
van Zwaar Water
Dit bericht was binnen gekomen
via inlichtingen die verzameld
werden door het Noorse verzet en
het werd meteen geclassificeerd
als Top-Secret.
Tegen het einde van 1941 kwam
het bevel vanuit Berlijn om de
productie te verdrievoudigen, er
was nu geen twijfel meer
mogelijk, Hilter zette alles op
alles om de race om de atoombom
te winnen.
De productie van
zwaar-water stond onder
leiding van Professor
Leif Tronstad
en Ingenieur Jomar
Brun,
ze kregen
van de nazi's de
opdracht om de
installatie die nodig
was voor de productie
van zwaar-water uit te
breiden om aan de vraag
te kunnen voldoen.
Tronstad probeerde op
allerlei manieren de
aanleg te vertragen en
verontreinigde de reeds
geproduceerde voorraad
zwaar water met visolie.
De nazi's begonnen Tronstad te wantrouwde
en op aanraden van
Engeland vluchtte hij
via het neutrale Zweden
naar Engeland. Hier
aangekomen werd hij
benoemd tot hoofd van de
sectieIV van het Noorse
oppercommando. Sectie IV
was verantwoordelijk voor de
coordinatie van
het verzamelen van
inlichtingen en van
sabotage acties in
Noorwegen. Dit gebeurde
in samenwerking met de
engelse dienst SOE.
Special Operations
Excutive was een geheime
organisatie die tijdens
WOII werd opgericht met
het doel "to set Europe
ablaze" zoals Winston Churchill het uitdrukte.
Dit werd bereikt door in
de bezette gebieden
guerrilla- en
sabotageacties op te
zetten, ook werden in
deze gebieden geheime
agenten gedropt die
onder andere voor
verbindingen met
Engeland konden zorgen.
SOE was dus de geijkte
organisatie om een
sabotage aanval op de
zwaar-water fabriek in
Vemork te leiden. Een
groot nadeel was echter
dat SOE geen agenten in
het Telemarken gebied
had, ook het vervoer van
agenten naar het gebied
was een probleem, Rjukan
ligt namelijk 225 km van de
Atlantische Oceaan en 225 km van
de Olso fjord. Agenten zouden
dus nog een lange weg af
moeten leggen nadat men
hen met een schip aan
land hadden afgezet.
Daarom werd besloten de
sabotagegroep per
parachute op
Hardangervidda
te
droppen. Men moest dan na afloop
van de actie naar Zweden zien te
ontkomen, hoe was echter nog de
vraag.
Leif Hans Larsen
Tronstad DSO, OBE
(27 maart 1903 - 11
maart 1945) was een
Noorse wetenschapper,
inlichtingenofficier en
militaire organisator.
Hij studeerde in 1927 af
aan het Norwegian
Institute of Technology
en was een productief
onderzoeker en schrijver
van academische
publicaties. Als
hoogleraar scheikunde
aan het Norwegian
Institute of Technology
uit 1936 was hij ook een
van de pioniers van
zwaar wateronderzoek en
speelde hij een
belangrijke rol bij de
bouw van een
zwaarwaterfabriek bij
Vemork.
Tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd
Noorwegen binnengevallen
door Duitsland en
Tronstad voerde een jaar
lang binnenlandse verzet
uit voordat hij het land
ontvluchtte voor
Engeland. Daar
verzamelde hij
waardevolle informatie
uit Noorse bronnen,
zowel over de
ontwikkeling van de
V-2-raket als de
groeiende Duitse
belangstelling voor
zwaar water. In 1943
plantte Tronstad
operatie Gunnerside,
waarbij de Duitse
toegang tot zware
waterverwerking bij
Vemork ernstig werd
belemmerd. Zijn
informatie over de
V-2-raket droeg bij tot
de massale geallieerde
bombardementen op
Peenemode.
Tronstad had lange tijd naar
Noorwegen willen terugkeren om
verzetswerk te organiseren, maar
hij werd door de Noorse
militaire autoriteiten in
Groot-Brittannie verhinderd. In
1944 reisde hij echter naar
Noorwegen om operatie Sunshine
te organiseren voor de
verdediging van de Noorse
infrastructuur. Op 11 maart 1945
werden Tronstad en een andere
tegenstander gedood in een hut
op Syrbekkstoylen in de berg
tegenover Rauland in verband met
ondervraging door een
NS-geldschieter.
Jomar
Hagen Brun MBE (18
juni 1904 - 26 augustus
1993) was een Noorse
chemisch ingenieur. Hij
werd geboren in
Trondheim. Hij studeerde
in 1926 af aan het
Norwegian Institute of
Technology en werkte
vanaf 1929 voor Norsk
Hydro. Hij stond
centraal in de planning
en uitvoering van 's
werelds eerste
industriele
zwaarwaterfabriek bij
Norsk Hydro Rjukan.
Tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd hij
naar Londen geroepen en
bijgedragen aan de
planningsfase van
Operatie Freshman en
Operatie Gunnerside, de
zwaar water sabotage bij
Vemork. Hij was
versierd met de Orde van
het Britse Rijk en
officier van het Franse
Legioen van Eer. Vanaf
1951 werd hij benoemd
tot hoogleraar
elektrochemie aan het
Noorse Instituut voor
Technologie in Trondheim.
Cilinder met zwaar water,
gelabeld Norsk Hydro. De
cilinder was eigendom van Jomar
Brun, de partner van Leif
Trontad, die ingenieur was bij
de fabriek van Norsk Hydro in
Telemark en later professor aan
de toenmalige NTH.
De eerste operatie "GROUSE 1"
Het zat de planners van
de aanval op de fabriek
van Norsk Hydro
plotseling mee toen in
maart 1942 de 23 jarige
Einar Skinnerland in
Aberdeen aan wal stapte
van een door hem en vijf
andere jonge Noren
gekaapt stoomschip
Galtessand. Einar was
geboren en getogen in de
Rjukan vallei, kende
iedereen in het gebied
en door zijn functie als
technicus bij Norsk
Hydro kende hij ook veel
mensen in de fabriek.
SOE kon zich geen betere
agent wensen, voor zijn
ontsnapping naar
Engeland had hij zijn
werkgever gezegd dat hij
zijn jaarlijkse vakantie
opnam. In Engeland kreeg
hij in 10 dagen tijd een
verkorte
agentenopleiding,
inclusief het bedienen
van een radioset, het
werken met explosieven
en het verkrijgen van
informatie. In de nacht
van 28 op 29 maart 1942
landde hij per parachute
op de Hardangervidda. De
volgende dag meldde hij
zich weer vrolijk op
zijn werk en vertelde
zijn collega's dat hij
van een ontspannen
vakantie had genoten.
Alle Noorse agenten
hadden een vogel als
codenaam en die van
Skinnerland was
GROUSE, korhoender.
Zijn operatie kreeg de
titel Grouse-1.
Einar Skinnarland DCM (27 april
1918 - 5 december 2002)
was een Noorse
verzetsstrijder tijdens
de Tweede Wereldoorlog,
geboren in Vinje, in de
provincie Telemark,
Noorwegen. Skinnarland studeerde af aan het Telemark Engineering College in Porsgrunn en
werkte in de Norsk
Hydro-fabriek in de
waterkrachtcentrale van
Vemork en besloot te
ontsnappen naar het
Verenigd Koninkrijk om
de oorlogsinspanning te
helpen.
Hij bereikte Aberdeen
met de gekaapte
kuststoomboot Galtesund
in 1942 en werd snel
ingeschreven als lid van
de Noorse onafhankelijke
onderneming 1 (Noor:
Kompani Linge) onder de
SOE.
Hij nam deel als een
draadloze operator bij
de Noorse zwaar water
sabotage bij de
waterkrachtcentrale van
Vemork, locatie voor de
productie van zwaar
water bij de Rjukan
Falls in Telemark.
Hij was de eerste agent
die naar Rjukan werd
gestuurd, op 28 maart
1942 op de
Hardangervidda. Hij
woonde bijna heel zijn
leven in de buurt van de
fabriek. Zijn broer en een aantal van zijn vrienden werkten ook in de fabriek.
Skinnarland verhuisde in
1965 naar Toronto in
Canada en hielp bij de
bouw van enkele van 's
werelds grootste dammen.
Volgens Leo Marks, is
Skinnerland opgehaald uit
Noorwegen door Odd Starheim, een
verzetstrijder van het eerste
uur die mede verantwoordelijk
was voor het tot zinken brengen
van de Bismarck in een fjord in
Noorwegen.
Hij wist nog een
aantal anderen mee te krijgen op
de boot die hij kaapte om met Skinnerland weer terug naar
Engeland te kunnen komen. De
marconist van Starheim, Tomstadt,
informeerde SOE over de komst
van Skinnerland en Starheim en
vroeg luchtdekking voor de boot
aan.
Odd Kjell Starheim,
DSO (geboren 14 juni
1916 - overleden 1 maart
1943) was een Noorse
verzetsstrijder en
SOE-agent tijdens de
Tweede Wereldoorlog. Hij
stierf toen een Noors
schip dat hij voor de
kust van Noorwegen had
veroverd door Duitse
bommenwerpers op weg
terug naar het Verenigd
Koninkrijk tot zinken
was gebracht.
De tweede operatie "GROUSE 2
later hernoemd tot SWALLOW"
Voor de zomer van 1942 begonnen
SOE instructeurs onder de
deelnemers van de
agentenopleiding de besten te
selecteren die deel zouden
kunnen nemen aan de meeste
gewaagde operatie aller tijden.
Alle deelnemers aan de loodzware
opleiding waren jonge Noren die
uit Noorwegen ontsnapt waren en
vrijwillig dienst hadden genomen
bij de Norwegion Independant
Compagny, ook wel de Linge
Compagnie genoemd.
Leif Tronstad
met een aantal van de deelnemers
aan de sabotagecampagne, vanwege
het feit dat de deelnemers hun
Britse onderscheiding in Londen
hadden ontvangen ..
De compagnie had zijn naam te
danken aan Kapitein Martin
Linge, die tijdens een
commandoactie in Noorwegen door
een Duitse sluipschutter gedood
was. Men was niet alleen op zoek
naar uitstekende soldaten, maar
zij moesten tevens echte
bergsportmensen zijn, die alle
uitdagingen van de natuur aan
zouden kunnen. Uiteindelijk
werden er 10 mannen
geselecteerd:
Jens Anton Poulsson
Arne Kjelstrup
Knut
Haukelid
Claus Helberg
Knut
Haugland
Joachim Ronneberg
Birger Stromsheim
Hans Storhaug
Kasper Idland
Frederik Kayser
Terwijl de top van de engelse
militaire planners onderling
overhoop lag over de te volgen
strategie besloot SOE een
kwartiermakers op de
Hardangervidda te droppen.
Poulsson, een ervaren
bergbeklimmer, werd als leider
gekozen, hij koos Helberg,
Haukelid, Haugland en Kjelstrup
en vormde daarmee de deelnemers
van operatie Grouse-2.
Jens Anton Poulsson
Knut Magne Haugland
Claus Urbye Helberg
Arne Kjelstrup
Knut Haukelid
1918-2010
1917-2009
1919 - 2003
1913 - 1995
1911 - 1994
Poulsson was een
opvallende figuur met altijd een
pijp in zijn mondhoek geklemd.
Via een reis door vier
continenten was hij in Engeland
aangekomen. Hij kwam uit Rjukan
en kende de omgeving op zijn
duimpje en hij had als kind ook
gezien hoe de fabriek van Norsk
Hydro gebouwd werd. Zijn hele
familie woonde nog steeds in
Rjukan, maar hij mocht tijdens
de operatie onder geen beding
contact met hen opnemen. Haukelid was bij de
instructeurs opgevallen omdat
hij naast zeer intelligent, ook
heel scherp was en hard werkte.
Hij was een goede onderofficier
die heel berekenend was en goed
leiding kon geven. Al in het
begin van de oorlog hield hij
zich bezig met verzet acties
tegen de bezetter. Hij was
medeorganisator van de
zogenaamde 'shetland bus' en een
illegale bootverbinding tussen
Schotland en Noorwegen Samen met Sverre Midskau en Max Manus
blies hij in Trondheim een
onderzeebootbasis op. Na deze
actie vluchtte hij naar Zweden
en via Stockholm kwam in
Engeland terecht. Helbergwas
ook inwoner van Rjukan, hij had
op de lagere school naast
Pulsson in de schoolbank
gezeten. Hij was instructeur bij
de Noorse bergsport vereniging,
maar toen in Europa de oorlog
uitbrak nam hij dienst in het
Noorse leger. Werd
krijgsgevangen genomen,
ontsnapte en ging weer als
berginstructeur werken. Toch
moest hij op gegeven moment naar
Zweden vluchten en begon
vervolgens als koerier voor de
illegaliteit berichten uit
Noorwegen naar Zweden te
smokkelen. Op dat moment was er
namelijk nog geen radiostation
in Noorwegen dat contact met
Engeland had. Na gevangschap in
Zweden werd hij door tussenkomst
van de Engelsen op een vliegtuig
naar Engeland gezet. Claus had
de eigenschap altijd in
problemen te komen, maar hij zag
altijd ook kans om zich er weer
uit te redden. Haugland was een
radiobedienaar/marconist van de
eerste orde, hij had voor de
oorlog op een handelsschip
gevaren en hij had deelgenomen
aan de achterhoede gevechten na
de Duiste inval in Noorwegen.
Tijdens de bezetting werkte hij
in een radio fabriek en begon
hij voor het verzet te werken.
Na drie keer gearresteerd te
zijn geweest, vluchtte hij naar
Zweden en wist Engeland te
bereiken waar hij dienst nam in
de Linge Compagnie. Kjelsrup was in
Rjukan geboren, maar groeide op
in Olso. Hij besteedde echter
veel tijd in Telemarken en kon
zich daar uitstekend redden. Hij
was klein, maar stevig gebouwd,
was loodgieter en had een enorm
gevoel voor humor. Lef had hij
ook, tijdens de Duitse invasie
in Noorwegen had hij met nog
iemand anders een Duitse colonne
aangevallen die het binnenland
introk. Hij had Poulsson op de
boot van Canada naar Engeland
ontmoet en Poulsson was onder de
indruk geraakt van deze kleine
man
Tegen de tijd dat de Grouse
leden geselecteerd werden was de
SOE een maatschappij op zich
geworden, met zijn eigen
industrie, wetten en cultuur. Om
agenten te rekruteren en op te
leiden was een enorme
infrastructuur op poten gezet.
Opleidingscholen,
onderzoekcentra en verschillende
hoofdkwartieren werden her en
der in Engeland opgezet.
Bestaande fabrieken werden
omgebouwd om speciale uitrusting
te produceren zoals wapens,
radioapparatuur voor geheim
gebruik, valse documenten,
kleding en andere benodigdheden.
De mannen van Grouse en hun
kameraden van de Linge Compagnie
werden grondig doorgelicht in de
Royal Victoria Patriotten school
in Wandsworth Common bij Londen.
Hier vielen de echte talenten op
en werden de mindere goden
verwijderd, ondanks het feit dat
men bij SOE om geschikte mensen
zat te springen. Een van de
methoden om te kijken of iemand
voldeed, was hem volgieten met
drank en dan proberen om
informatie uit hem te krijgen.
Er werd zelfs 's nachts
geluisterd of men niet in zijn
slaap praatte. In de diverse SOE
'stations werden de mannen van Grouse geleerd hoe men een basis
op moest zetten en van daaruit
agenten moest werven en
opleiden. Hoe men
parachutedroppings moest
organiseren om mensen en
voorraden binnen te halen. Hoe
men inlichtingenbronnen op moest
zetten, sabotageacties plannen
en uitvoeren en ook werd geleerd
hoe men radiosets moest
bedienen.
Na de selectieprocedure werden
de Noren eerst drie weken naar
een cursus gestuurd waar de
lichamelijke conditie op peil
gebracht werd en waar men
getraind werd in gebruik van
kaart en kompas. Tevens kreeg
men daar een wapenopleiding.
Vervolgens werden deze
trainingen geintensiveerd in
Schotland, hier ontving men ook
een survivaltraining. Als men
hiervoor slaagde werden de
cursisten weer naar Engeland
gestuurd, waar men een
parachutisten opleiding kreeg.
Hier kreeg men ook onderwijs in
communicatie en propaganda.
??,
Einar Skinnarland, Leif Hans Larsen
Tronstad, ??
Communicatie tussen Grouse en
Engeland was van vitaal belang
voor de komende operatie.
In 1942 was het de SOE gelukt om
zich qua communicatie los te
maken van de SIS en een eigen
communicatie netwerk op te
zetten met een eigen
coderingsysteem en twee
communicatiestations: Poundon in
Oxfordshire en Grendon-Underwood
in Buckinghamshire .
Het feit dat men voor deze
operatie Noren had gekozen lag
in het simpele feit dat geen
Engelsman voldoende op een Noor
leek en accentloos Noors zou
kunnen spreken. Geen Engelsman
zou overigens een winter in
Noorwegen kunnen overleven,
daarvoor zijn de omstandigheden
te extreem. Noren waren in deze
barre omstandigheden opgegroeid
en wisten hoe zij er mee om
moesten gaan om te overleven. In
Schotland benaderden de winters
die van Noorwegen, hier kon men
gedurende een aantal maanden
crosscountry
skioefeningen doen. Het Noorse
station (STS 26) in Schotland
was gevestigd in Drumintoul en
Glenmore bij Aviemore bij het
voorgebergte van de Cairngorms.
Eigenlijk waren het Victoriaanse
jachthutten gelegen aan een meer
vol forellen en rivieren met
zalmen. Het was dan ook niet
verwonderlijk dat de cursisten
hun leger rantsoenen aanvulden
met wat ter plekke ruim
voorhanden was. Helberg werd
eens gepakt door een
jachtopziener terwijl hij op
zalm aan het vissen was. Van
zijn officieren kreeg hij een
flinke uitbrander, niet zozeer
voor het stropen, maar vooral
omdat hij gepakt was. Soms
gebruikten de Noren wat al te
onorthodoxe methoden om aan vis
te komen: men gooide eenvoudig
een paar handgranaten in het
water.. Grouse kreeg in deze
omgeving een zware training om
zich ongezien door het terrein
te verplaatsen, geruisloos door
struiken te sluipen, rivieren
over te steken, maar er werd ook
veel aan conditietraining gedaan
om vermoeidheid en stress te
kunnen weerstaan. Voor Poulsson,
die als kind al in de bergen
rond gezworven had, was de
periode in Schotland erg
aangenaam, maar later zei hij
dat niemand in Engeland hem
hoefde te vertellen hoe men op
elkaar moest letten of hoe men
in de bergen moest overleven.
Na deze cursus ging men
naar STS 51 in Ringwood
in de omgeving van
Manchester en hier
kregen de leden van
Grouse de gevreesde
parachutetraining. Het
trainen van sprongen
gebeurde namelijk niet
vanuit een vliegtuig,
maar vanaf platforms en
vanuit ballonen. De
training werd afgesloten
met een nachtsprong
vanuit een ballon op 500
meter hoogte. Weigerde
men te springen dan werd
men uit de opleiding
verwijderd.
In Aston House in
Hertfordshire werden de
cursisten getraind in
ongewapend vechten, in
het gebruik van kleine
vuurwapens en hoe men
met behulp van
explosieven bruggen,
dammen, treinen,
fabrieken, schepen en
haveninstallaties kon
vernietigen.
Als laatste kreeg men
een training in Beaulieu,
het statige huis van
Lord Montagu in New
Forest. Hier kreeg men
onderricht in de
verfijndere technieken
van veld operaties, het
vervalsen van
documenten, het coderen
van radioboodschappen,
met maken van microfilms
en hoe men uit handen
van de vijand moest
blijven. Desondanks
kregen de leden van
Grouse ook een training
in
ondervragingstechnieken
en wat men daarbij wel
en niet moest
prijsgeven.
Bij deze cursus werd de
werkelijkheid, behoudens echte
foltering, zo dicht benaderd dat
het voor de mannen een
beangstigende ervaring was,
compleet met een Duits sprekende
Gestapo officier.
Na drie maanden had
Grouse de volledige
cursus doorlopen en werd
met men met een stapel
bankbiljetten in de hand
Londen ingestuurd om hun
winteruitrusting te
kopen. Zij konden
namelijk zelf als besten
beoordelen wat nodig zou
zijn bij een temperatuur
van -30 graden Celcius
en waarbij de
windchillfactor het nog
een keer zo koud maakte.
Maar de firma die de
uitrusting zou kunnen
leveren konden de
gevraagde spullen echter
niet leveren als gevolg
van de oorlog.
Uiteindelijk wist de meest
materialen in een dumpwinkel in
Dumfries te krijgen, deze
verkocht namelijk Noors surplus
legermateriaal. De skiuitrusting
werd verkregen van een firma in
IJsland en van een opslagplaats
in Schotland waar gevluchte
Noren hun uitrusting
achterlieten. De slaapzakken
waren echter een ander verhaal,
deze werden op aanwijzingen van
de Noren met de hand gemaakt.
Zij moesten tegen de extreme kou
geschikt zijn, maar moesten ook
waterdicht en compact zijn.
Aan het einde van de zomer van
1942 begon het plan om de
zwaar-water productie te
saboteren enige vorm te krijgen.
De nachten in Noorwegen begonnen
al weer langer te worden en men
besloot de kwartiermakers in de
vorm van de Grouse groep op de
Hardangervidda te droppen, zij
zouden de Britse airborne
troepen binnen kunnen loodsen en
verkenningen kunnen uitvoeren.
Daarna zou men verzetsgroepen op
kunnen gaan leiden voor de
Noorse verzetsbeweging MILORG.
Zij mochten echter onder geen
beding voor de zwaar-water
operatie contact met leden van
Milorg opnemen om de geplande
operatie niet in gevaar te
brengen. Grouse moest wel zo
snel mogelijk radiocontact met
Londen maken en dropzones
opzetten voor de levering van
wapens en andere uitrusting.
Alle Grouseleden kregen valse
identiteitspapieren mee:
Haugland en Helberg waren
studenten, Poulsson was monteur
en Kjelstrup was een loodgieter. Einar Skinnerland
zou via een codebericht via de
BBC op de hoogte worden gesteld
van de komst van Grouse. Indien
mogelijk moest hij een
lichtbaken plaatsen waar de
dropping plaats vond, zodat de
RAF minder moeite zou hebben met
het vinden van de dropzone. In
een van te voren afgesproken
ontmoetingspunt, een hut in de
heuvels van de Hardangervidda,
zou de broer van Einar, Torstein
Skinnerland, contact met hen
zoeken.
Knut Haukelid die een
belangrijke rol zou spelen in
operatie Grouse moest afhaken
wegens een schietongeluk .Hij
had zichzelf tijdens een
oefening in zijn voet geschoten.
Tegen het einde van de zomer van
1942 was de groep meer en meer
gefrustreerd geraakt doordat de
missie om verschillende redenen
steeds werd uitgesteld. Of het
weer werkte niet mee, of er
waren technische problemen met
het vliegtuig. Al twee keer
waren zij gepakt en wel in Wick
in het vliegtuig gestapt, maar
beide keren waren zij onverricht
ter zaken weer naar Wick
teruggekeerd. De eerste keer
konden piloten de dropzone niet
vinden door laag hangende
bewolking en de tweede keer
kreeg het vliegtuig mechanische
problemen en moest terugkeren.
Om de mannen bezig te houden
kreeg het team in Londen een
aantal extra lessen in coderen
en decoderen van radioberichten.
De lessen werden gegeven door
het hoofd van de afdeling
cryptologie van SOE, Leo Marks.
Deze was al in een vroeg stadium
op de hoogte van de komende
operatie. Hij was degene geweest
die de niet te ontcijferen
berichten van Einar Skinnerland
gekraakt had.
Leo Marks: "Er was iets
heel aparts aan de
berichten van Skinnerland. Soms gaf
hij zijn berichten door
via een operator die een
zender bediende, maar
meestal werden de
berichten naar Zweden
gesmokkeld en vandaar
uit met diplomatieke
post, of via een directe
telegraaf verbinding,
naar Engeland verstuurd.
Ik was al twee dagen
bezig om weer eens een
bericht van hem te
decoderen toen Kolonel
Wilson mij belde met de
mededeling dat ik dit
bericht binnen een uur
ontcijferd moest hebben.
Hij nam blijkbaar aan
dat indien ik zijn
eerste bericht had
kunnen kraken, ik geen
moeite meer met dit
bericht zou hebben.
Dit was de eerste van
een hele serie niet te
kraken berichten en het
was slechts een
opwarmertje voor wat mij
nog te wachten stond.
Plotseling wist ik
echter wat Skinnerland
had gedaan, door een
aantal codegroepen uit
het bericht samen te
trekken kreeg ik het
woord woeste in de eerste regel
en direct daaronder het
woord Vemork
in de tweede regel.
Meteen nam ik contact op
met Grendon-Underwood.
De dienstdoende marconist was al
in verbinding met Skinnerland en hij stond
op het punt hem te
vragen het bericht te
herhalen. Ik zei tegen
het afdelingshoofd dat
de het bericht niet
herhaald hoefde te
worden en dat
Skinnerland meteen zijn
zender uit moest
schakelen om niet
uitgepeild te worden.
Na enige tijd vond ik
nog een woord wat
berg leek.
woesteberg, zou dat
Wilson iets zeggen?".
In de loop van de tijd kreeg
Marks meer niet te ontcijferen
telegrammen van Skinnerland
onder ogen en tegen de tijd dat
het Grouse team zijn opwachting
in Londen maakte voor extra
coder lessen was Leo Marks
volledig op de hoogte van hum
missie en het belang van de
missie.
Het Grouse team was
ondergebracht in een flat van de
Noorse sectie van SOE in
Chiltern Court en hier zouden
zij van Leo marks nog een extra
les in coderen en decoderen
krijgen. Kolonel Wilson drong er
bij Leo Marks op aan dat hij
geen niet-te-ontcijferen
telegrammen van Grouse wenste te
ontvangen. Daarvoor waren hun
berichten te belangrijk, hoewel
Wilson de indruk had dat zij
niet veel berichten zouden
verzenden.
Marks begon de les door iedereen
een vel papier en een gedicht te
geven waarna elk van hen een
gefingeerd bericht op moest
stellen. Het bericht moest
minstens 250 karakters lang zijn
en moest zowel in het Noors- als
in het Engels opgesteld worden.
Het viel Leo Marks op dat
Haugland was nog steeds bezig
met het nummeren van zijn
sleutel terwijl de anderen hun
eerste transpositie al bijna
klaar hadden. Tenslotte zag
Marks wat Haugland gedaan had,
hij had het uitgereikte ruitjes
papier niet gebruikt, maar had
een blanco vel papier gebruikt
waarop hij zelf lijnen
aangebracht had. Hij gebruikte
hiervoor geen liniaal maar een
potlood. Haugland was aan het
coderen zoals hij in Noorwegen
zou coderen en op de hoogvlakte
was geen boekhandel waar je
ruitjes papier kon kopen. In het
vervolg zou Marks iedereen een
blanco vel papier geven in
plaats van ruitjes papier.
Nadat iedereen zijn bericht
gecodeerd had moesten zij
elkaars berichten decoderen.
Marks was benieuwd hoe dit zou
gaan en wie er nu achter zou
blijven, decoderen is immers
iets anders dan coderen. De een
is goed in coderen en een ander
is goed in decoderen. Het komt
zelden voor dan men in beiden
even goed is.
De sfeer in de kamer was nu
geladen met niet uitgesproken
frustraties, dit was het moment
waarop men vercijferen leert.
Marks hoorde nu het geluid van
brekende potloodpunten, het
gebruik van vlakgum en een kreet
in het Noors van Poulsson waar
de rest erg om moest lachen.
Op een geven moment hoorde Marks
nog maar het gekras van drie
potloden, iemand zat dus in de
problemen: Kjelstrup. Misschien
lag het aan Haugland wiens
bericht hij moest decoderen.
Misschien was Haugland toch niet
zo goed als Marks had gedacht.
Terwijl Marks de klok in de
gaten hield zag hij ook dat
Kjelstrup nog een lange weg te
gaan had. De rest was al klaar,
maar men deed als of men nog
druk bezig was, dit gaf
Kjelstrup de kans om in te
lopen. Deze actie voorkwam
tevens dat Kolonel Wilson op de
hoogte gesteld zou worden dat
'n man langzamer was dan de
rest. Nadat Kjelstrup zijn
opdracht ook klaar had keek
Marks de berichten na en er
zaten alleen wat kleine foutjes
in. Behalve in die van Haugland.
Hij had foutloos gewerkt, zijn
bericht bleek geen 250 karakters
lang te zijn, maar 350 en in
plaats van de kortste woorden te
kiezen zoals iedereen deed had
hij de juist de langste woorden
uit zijn sleutel gedicht
gebruikt. Dit was tevens de
reden waarom Kjelstrup meer tijd
nodig had gehad om het bericht
te decoderen. Haugland
bevestigde met deze actie dat
hij qua coderen een klasse op
zich was.
Op 18 oktober 1942 werd
opnieuw een poging ondernomen om
de mannen van Grouse met een
bommenwerper naar Noorwegen te
vliegen.
Het was een heldere avond, net
na zeven uur, toen de Grouse
leden plaats namen in het
vliegtuig en Wing Commander
Hocley en Flight Lieutenant
Sutton de Halifax bommenwerper
boven de Noordzee hoogte lieten
winnen. Het zou echter nog vier
uur vliegen zijn voordat men de
drop-zone op de Hardangervidda
zou bereiken..Dit keer bleef het
weer goed toen zij het Telemark
gebied bereikten en begonnen te
dalen voor de dropping. Het was
een kristalheldere nacht en de
leden van de Grouse groep konden
onder zich het ruige landschap
van hun vaderland voorbij zien
trekken. Zij konden de lange
slingerende fjorden en meren
zien, nauwe valleien en de
vlakke met sneeuw bedekte
bergen. Soms zagen zij de lampen
van auto's en huizen, misschien
woonden daar vrienden of familie
en wat was er van hen terecht
gekomen de in de afgelopen twee
jaren? Waren zij nog in leven,
of zaten zij in
concentratiekampen? Voor Poulsson, Haugland en Helberg
was het helemaal een aparte
thuiskomst, zij zouden hun kamp
opslaan op de Hagdangervidda
maar op een paar kilometer
afstand van de plek waar zij
geboren en getogen waren en waar
hun familie nog steeds woonde.
Dat hoopten zij tenminste.
De Hargangervidda is een gebied
van 8000 vierkante kilometer,
een vrijwel onbewoonde wildernis
waar het winter begon te worden
waardoor het veranderde in een
ontoegankelijke bevroren
woestenij voor de komende zes
maanden. De Hardangervidda is
een verzameling van rotsen,
meren, rivieren en stroompjes,
het klimaat is dusdanig dat er
vrijwel niets groeit en er komen
ook bijna geen dieren voor,
afgezien van rendieren,
korhoenders, sneeuwhoenders en
een enkele poolvos. Voor mensen
is het daar in de winter
levensgevaarlijk. Op een heldere
dag lijkt het terrein op de
poolgebieden in Canada; alleen
rotsen en ijs zover als het oog
reikt. Op de lager gelegen delen
komen berkenbosjes voor, aan de
meren ligt hier en daar een
jagershut, maar verder is er
niets, helmaal niets, totale
leegte. De Hardandervidda is een
gebied waar mensen graag komen,
maar slechts weinigen kunnen in
deze barre omgeving overleven.
Toen de Nazi's Noorwegen
bezetten trokken zij om het
gebied heen en wanneer zij op de Hardangervidda naar
verzetstrijders, of naar
zogenaamde Britse parachutisten
zochten, trokken nooit verder
dan een have dagmars het gebied
in, zodat zij er weer uit waren
voordat het avond werd.
Voor hen was dit een
verschrikkelijke plek, een
bevroren hel op aarde. Maar voor
de mannen van Grouse zou dit
gebied hun thuis worden.
Op het moment dat het vliegtuig
de dropzone naderde opende
sergeant Hill, de RAF belader,
het luik in de bodem van het
vliegtuig. Het was tijd om te
springen. De harten van de jonge
Noren begonnen nog sneller te
kloppen, niet alleen van
opwinding, maar ook van angst,
hun oorlog stond op het punt te
beginnen. De vier stonden op rij
om te kunnen springen, gekleed
in para-overalls en beladen met
uitrusting toen de vrieskoude
vanuit de opening in het
vliegtuig hen trof. Op 18
oktober om 23.18 uur wierp
sergeant Hill eerst zes
containers af met de uitrusting
van Grouse, daarna volgden op
rij, Poulsson, Haugland ,
Kjelstrup en Helberg sprong als
laatste de ijskoude nacht in. De
eerste seconden na de sprong
waren de vier commando's
volslagen hulpeloos, zij
sprongen met een zogenaamde static-line, een koord dat pas
na 5 meter van hun val de
parachute uit de rugzak trok.
Het was van belang niet te
aarzelen en snel achter elkaar
aan te springen omdat het
vliegtuig met een snelheid van
70 meter per seconde doorvloog.
Als je te lang wachtte kon je er
met een simpel rekensommetje
achter komen dat je honderden
meters van je kameraden terecht
zou komen, of in het slechtste
geval de dropzone zou missen.
Maar de vier sprongen precies
zoals de belader hen opdroeg:
met intervallen van twee
seconden.
Poulsson herinnerde zich later:
"Ik denk dat wij allemaal
gespannen waren toen wij door de
opening in het vliegtuig
sprongen, maar wij waren ook
verheugd om Noorwegen weer naar
ons toe te zien komen". Sergeant
Hill gooide nog snel twee
pakketten naar buiten en smeet
daarna snel het luik dicht. Toen
het vliegtuig een bocht maakte
om op heimelijk weer naar huis
te vliegen, zag de bemanning een
perfecte lijn van twaalf
parachutes die in het heldere
maanlicht naar de aarde
zweefden. Commandant Hockley
schreef in zijn logboek: Exact
het droppingpunt gevonden en de
hele lading in 'n stick
uitgezet. Lading gedropt vanaf
een hoogte tussen de 150- en 300
meter. Al vliegend naar het
zuiden, alleen sneeuw gezien op
de hoge gedeelten van het
terrein. De belader
rapporteerde: de mannen sprongen
goed en zonder aarzeling. De
staartschutter meldde 12
geopende parachutes te hebben
gezien en dat op het laatste
pakket na iedereen veilig geland
was. Wat men in het vliegtuig
niet kon zien, terwijl zij op
weg waren om boven Stavanger
propaganda biljetten te droppen,
dat de mannen en de uitrustingen
met een geweldige klap tegen de
grond sloegen. Het was een geluk
dat niemand van ons iets
gebroken had, schreef Poulsson
in zijn logboek. Zodra de mannen
de grond hadden geraakt ontdeden
zij zich zo snel mogelijk van
hun parachutes om niet met de
dwarswind over de rotsen
gesleept te worden, waardoor zij
als nog hun botten zouden kunnen
breken. Helberg was zo hard
tegen de grond gesmakt dat het
hem een week kostte om van zijn
verwondingen te herstellen.
Gedurende de volgende uren was
men bezig om de containers en de
pakketten te verzamelen waar hun
leven vanaf zou hangen. Om vier
's morgens hielden zij ermee op,
door de duisternis en het
golfende terrein was het
onmogelijk om alles te vinden.
De rest van de nacht brachten
zij door vlak bij de
landingsplaats, opgerold in hun
slaapzakken in de luwte van een
rots om zich tegen de snijdende
wind te beschermen. Vlak voor de
mannen in hun slaapzak kropen
lichtte Poulsson hen in over het
doel van hun missie: zij waren
de verkenners voor een groep
Britse commando's wiens taak het
was de zwaar-water fabriek in
Vemork op te blazen. Poulsson
herinnert zich: "Voordat wij
vertrokken naar Noorwegen had
Kolonel Wilson mij verteld hoe
belangrijk de missie was, als de
Nazi's het zwaar-water in handen
zouden krijgen, zouden zij in
staat zijn een deel van Londen
in 'n klap te vernietigen"." Ik
had geen idee wat zwaar-water
was en ik geloofde er geen klap
van wat hij vertelde". In die
tijd kon men zich niet
voorstellen dat er iets bestond
wat een grotere kracht had dan
een 500 pond wegende bom die net
in productie genomen was.
Het kostte de groep mannen twee
uitputtende dagen om, al wadend
door de natte sneeuw, alle
gedropte uitrusting, die zich
over een groot gebied verspreid
had, te verzamelen. Ieder van
hen vertrok in een andere
richting om de containers, die
deels met sneeuw bedekt waren,
of tussen rotsen terecht waren
gekomen op te sporen. Al met al
duurde het zo lang omdat de ski
uitrusting juist in die
container zat die als laatste
gevonden werd. Als zij deze
container echter als eerste
gevonden hadden dan had het
zoeken naar de overigen slechts
enkele uren gekost, want in deze
omstandigheden zijn ski's een
absolute noodzaak.
Het weer was goed in die eerste
4 uren van hun operatie, maar
zij waren verbaasd toen zij
uiteindelijk in staat waren te
bepalen waar zij zich bevonden.
Zij waren op de helling van een
berg geland oostelijk van
Fjarefit in het Songedal,
16 kilometer westelijk van het
punt waar zij door de RAF
gedropt zouden worden.
De gekozen dropzone lag in
moerassen van Ugleflott,
die ongeveer 35 kilometer van
Vemork lagen. Onder normale
omstandigheden was het afleggen
van deze afstand voor de zeer
ervaren skiers van de Grouse
groep geen probleem. Het
probleem was echter dat zij
ongeveer 300 kilo aan uitrusting
moesten dragen, inclusief eten
voor een maand, radio apparatuur
en wapens. Men besloot de helft
van de uitrusting op een veilige
plaats achter te laten en dit na
be'ndiging van de actie weer op
te graven, maar zij moesten wel
al het eten meenemen, want zij
mochten onder geen beding
contact opnemen met de
plaatselijke bevolking.
Tot overmaat van ramp was hun
kachel tijdens de dropping
defect geraakt en hierdoor
konden zij nu niet meer dwars
door de bergen trekken. Warmte,
om kleding te drogen en op mee
te koken, is noodzakelijk in
dergelijke winterse
omstandigheden. De Grouse groep
realiseerde zich dat zij zich
schuil moesten houden en door
het Songedal moesten trekken,
hier zouden zij in staat zijn om
een vuur aan te leggen met
berkenhout.
Op 21 oktober, drie dagen
na hun aankomst, stak er een
geweldige sneeuwstorm op die het
de mannen bijna onmogelijk
maakte om de plek te bereiken
die zij als basiskamp wilden
inrichten. De overgang van
herfst naar winter was een
kwestie van enkele uren geweest.
Dergelijke sneeuwstormen waren
de redenen van Amundsen en
Nansen geweest om hier te
trainen voordat zij aan hun
poolexpedities begonnen. Maar
zelfs zij raakten hier in de
problemen. De Hardangervidda is
namelijk een vlakte met
nauwelijks hoge bergen, maar het
ligt wel 1000 meter boven
zeeniveau en is op die manier
geheel blootgesteld aan de
elementen. Dit is een van de
redenen waarom het hier heel
snel kan gaan stormen en op die
manier een gevaar vormt voor
zelfs de meest ervaren
buitensporters, zeker als er
sneeuw ligt. De temperatuur kan
plotseling dalen naar -30 graden
en samen met de windsterkte
leidt dit tot een extreme
windchill factor, hierdoor
ontstaan levensgevaarlijke
situaties. Tijdens zo'n
sneeuwstorm kun je geen hand
voor ogen zien en de kans op
verdwalen is zeer aanwezig en al
ronddwalend raakt men heel snel
onderkoeld.
De kracht van een sneeuwstorm is
verschrikkelijk en in het
slechtste geval is men al na een
paar uur dood. Redelijk
verstand, initiatief en moderne
hulpmiddelen helpen maar een
beetje. Overlevingstechnieken,
of dat nu in het oerwoud, of in
de sneeuw is, zijn kennisbronnen
die gedurende vele eeuwen
verzameld en opgeslagen zijn en
van generatie op generatie zijn
overgedragen door stammen en
mensen in de hele wereld. Om te
overleven in de moeilijkste
klimaten en in de zwaarste
terreinen heeft men kennis nodig
om deze het hoofd te kunnen
bieden. Deze kennis en lef was
bij de leden van Grouse meer dan
aanwezig. Gezien deze
omstandigheden is het niet meer
dan eerlijk om toe te geven dat
alleen Noren en echt alleen
Noren deze operatie uit konden
voeren.
Vechtend tegen de storm
vertrokken Poulsson en Helberg
met volle bepakking naar een
vallei genaamd Haugedalen.
Vanuit hun herinneringen uit hun
jeugd wisten zij dat hier een
hut moest staan. Tot hun wanhoop
konden zij de hut echter niet
vinden en moesten zij in het
donker en in de mist, die
plotseling in het dal was
opgekomen toen de wind
plotseling was gaan liggen, met
volle bepakking weer terug naar
de andere twee. Later kwamen zij
er achter dat de hut verplaatst
was naar een andere locatie. Die
nacht probeerden zij vergeefs
met hun radioset contact met
Engeland te krijgen.
Communicatie was uberhaupt een
probleem in Noorwegen als gevolg
van de nauwe dalen, de steile
hellingen en het
verschrikkelijke winterweer. SOE
slaagde er echter in een
radioset te produceren die
voldoende vermogen had om toch
contact te maken, de beroemde B2
"suitcase" set. Deze
zendinstallatie was verpakt in
een alledaags koffertje. Grouse
had echter het geluk om over
Knut Haugland te kunnen
beschikken, hij was
waarschijnlijk de beste
radiobedienaar in bezet gebied
gedurende de hele oorlog. Maar
ook hij was echter niet in staat
contact te maken.
Bij SOE begon zich men ernstige
zorgen te maken wat er met de
verkenners gebeurd zou kunnen
zijn. Zou hun komst uitgelekt
zijn en stond er al een Nazi
ontvangst- comite op hen te
wachten? Misschien waren het
vliegtuig en de parachutes
gezien, of misschien was een van
hen ernstig gewond geraakt
tijdens de landing? Dit waren
allemaal mogelijkheden die SOE
al eerder mee had gemaakt met
het droppen van agenten achter
de vijandelijke linies. Denk
hierbij aan het Englandspiel,
waarbij tientallen agenten
direct na hun dropping in de
handen van de Nazi's vielen.
De volgende dag vertrokken de
vier om een tocht te maken die
Poulsson een zware en afmattende
mars noemde. Zij moesten
ongeveer 250 kilo aan uitrusting
verplaatsen waaronder: een
radioset, twee accu's, een
Eureka radiobaken, een
handgenerator, velduitrusting,
een wit geschilderde Stengun en
voldoende voedsel voor dertig
dagen, verdeeld in kleine
rantsoenen. De totale uitrusting
werd verdeeld in 8 ladingen van
elk 30 kilo. Dit betekende dat
de groep elke trip twee keer
moest maken om alles te kunnen
verplaatsen naar hun volgende
stop. In hun officiele logboeken
en rapporten, wordt luchtig
gesproken over de uitdagingen
die zij gedurende hun eerste
week na aankomst ondergingen,
maar tussen de regels door valt
te lezen dat deze onderneming
bijzonder zwaar was. De tocht
door Songedalen was extreem
zwaar, het ijs op de meren was
nog niet betrouwbaar, het
terrein was oneffen en bedekt
met een laag natte sneeuw
waardoor het ongeschikt was om
goed met ski's overweg te
kunnen.
Wanneer zij van het spoor
afweken zakten zij tot aan hun
knieen in de natte sneeuw weg.
De storm was een voorbode
geweest van zachter weer en aan
hun ski's bleven grote klonten
sneeuw plakken waardoor zij nog
langzamer vooruit kwamen. Zij
hadden weliswaar voldoende
skiwas meegenomen, maar dit
wilden zij bewaren voor de
terugtocht na de aanval. Volgens
Helberg was het verse sneeuw en
de temperatuur was niet erg
laag, daarom bleef het aan onze
ski's plakken.
Langlaufen is onder de juiste
omstandigheden geweldig leuk,
het schijnt een van de meest
intensieve sporten te zijn die
er bestaat, vrijwel alle
spiergroepen worden gebruikt en
er wordt veel gevraagd van hart
en longen. Maar als men
ondervoed is, uitgeput en koud
en als de omstandigheden
tegenwerken dan wordt het een
pijnlijke martelgang. Het is
echter nog altijd beter dan het
enige alternatief, door de
sneeuwbanken heen waden.
Conditioneel moest Grouse in
staat zijn om deze uitdagingen
het hoofd te bieden na hun
uitgebreide training in de
Cairngorms. Zonder deze training
en aanvullende spiertraining
zouden zij nog veel langer met
deze verplaatsing bezig geweest
zijn.
Een bijkomend probleem was dat
zij zich niet linea recta konden
verplaatsen, zij moesten in de
lager gelegen gebieden blijven
om brandhout te kunnen vinden.
Vuur is een absolute must in
deze omstandigheden, warm eten
en drinken zijn noodzakelijk,
maar ook moesten zij hun natte
kleding kunnen drogen omdat het
nat werd van de sneeuw en van
zweet, als gevolg van hun
bovenmatige inspanning. Zij
wilden zich zoveel mogelijk in
een rechte lijn verplaatsen,
maar zij waren gedwongen om
steeds om rivieren en meren heen
te trekken, het ijs was nog te
dun om er overheen te trekken en
hier en daar stond er ook nog
water op het ijs waardoor hun
voeten drijfnat werden. Uit het
logboek van Poulsson blijkt dat
hun trips belachelijk kort
waren, soms maar een paar
kilometer per dag. En tot
overmaat van ramp brak Poulsson
een van zijn skistokken en het
duurde nog een maand voordat hij
hem vervangen kon.
Op 24 oktober, zes dagen
nadat zij geland waren, kwam de
groep volledig uitgeput, nat en
hongerig bij een verlaten
(zomer) boerderij aan op een
plek die Berunuten
genoemd werd. Hier vonden zij
wat vlees en meel en konden
daarmee hun eerste fatsoenlijke
maaltijd bereiden sinds hun
aankomst in Noorwegen. Het was
gebruikelijk dat men in geval
van nood gebruik kon maken van
de voorraden in de hutten op de
Hadandervidda. Onder normale
omstandigheden werd verwacht dat
men de gebuikte voorraden op een
later tijdstip verving, een
presentje, of geld in de hut
achterliet. Dit waren echter
geen normale omstandigheden en
de Grouse leden waren
genoodzaakt voedsel en andere
levensmiddelen te stelen. De
eerste dagen leefden wij in een
tent in de buurt van de
drop-zone, maar het werd te
zwaar en wij wisten dat wij in
de hutten in konden breken en in
deze tijd van het jaar en in
deze weersomstandigheden zou er
niemand in de Hardangervidda
zijn, aldus Poulsson. Naast
voedsel vonden zij hier ook een
toboggan, dit is een slee die
door een ski's getrokken kan
worden met behulp van een leren
tuig en trekstangen. Het bleek een bijzondere vondst
te zijn, want de slee had eens
aan Poulsson behoord, hij was
als kind in bezit gekomen van
deze slee, maar deze was
verdwenen aan het begin van de
oorlog. Deze vondst maakte de
dagmarsen echter een stuk
eenvoudiger. Het team ging dit
keer slapen met een volle maag
en toen zij de volgende dag
wakker werden bleek het mooi
weer te zijn, dit was een
geweldige oppepper, zodat zij
verder gingen met hun tocht
langs de hellingen van de
vallei..
Die dag bereikten zij de top van
de Valasjavallei,
lieten hier hun lading achter en
keerden weer terug naar de
Berunuten boerderij. Poulsson en
Kjelstrup, de sterksten van het
team, gingen nogmaals met een
lading naar een hut bij de
Valasjavallei en brachten daar
de nacht door. Helberg en Haugland bleven op de boerderij
en deden 's nachts wanhopige
pogingen om contact met Engeland
te maken. Ook dit keer hadden
zij geen succes en door de
plotseling opgekomen mist waren
zij ook niet in staat om op 27
oktober in de hut aan te komen.
De volgende ochtend slaagden zij
daar echter wel in en de vier
vertrokken meteen weer nadat
zoveel mogelijk uitrusting op de
slee geladen was als maar
enigszins mogelijk was. Als de
bodem vlak is, is een slee een
geweldig hulpmiddel en de
trekkers kunnen dan een
redelijke snelheid ontwikkelen.
Wanneer een slee eenmaal in
beweging is blijft hij glijden
en is er weinig kracht voor
nodig om hem voort te trekken
waardoor men weinig energie
verbruikt. Dit is van belang in
extreem koude omstandigheden en
zeker wanneer men eigenlijk te
weinig voedsel binnenkrijgt om
goed te kunnen functioneren.
De groep Grouse schrok zich dood
toen zij tussen Valasjadalen en
Bitdalen twee mannen uit de stad Rauland tegen kwamen, de twee
waren op zoek naar schapen die
hier in de warmere maanden
graasden en zij waren nu op weg
naar hun hut. Het was hun meteen
duidelijk dat de vier, gezien de
hoeveelheid uitrusting niet voor
hun plezier op de Hardangervidda
waren. Dit was de eerste
ontmoeting met mensen sinds hun
aankomst tien dagen geleden en
dit was een situatie waar zij
gedurende hun training steeds
voor gewaarschuwd waren. Zij
hadden geen andere keuze dan met
de mannen een gesprek aan te
gaan. Tenslotte gebeurt het niet
elke dag dat je in deze tijd van
het aan jaar mensen in de
Hardangervidda tegenkomt. De
vier soldaten hielden hun
engelse legeruitrusting
verborgen en vertelden de mannen
dat zij deel uitmaakten van een
soort inlichtingendienst.
De mannen moesten beloven dat
zij wanneer zij terug waren in
Rauland aan niemand zouden
vertellen wie zij waren tegen
gekomen. In eerste instantie
leken zij J'sings (trouwe
Noren), maar in tijd van oorlog
is dat moeilijk te bepalen. Je
weet nooit met wie je te maken
hebt, een Nazi-colleborateur,
een verzetstrijder, of patriot.
Jezelf kenbaar maken kan tot
arrestatie lijden en mogelijk de
dood tot gevolg hebben.
Klinklare nonsens vertellen zou
alleen maar leiden tot
verwarring, achterdocht en
geruchten in de plaatselijke
dorpen. De mannen stelden geen
vragen en bleken vriendelijk en
behulpzaam te zijn, zij haalden
zelfs een hamer en spijkers uit
hun hut op om de oude, door het
gewicht uit elkaar vallende,
slee van Poulsson te repareren.
Die avond, terwijl de mannen het
Bitdalsvatnet meer bereikten,
verslechterde het weer in een
hoog tempo en omdat het meer nog
niet bevroren was waren zij
gedwongen om langs de oostelijke
oever om het meer heen te
trekken. Op 30 oktober
bereikten zij een hut in de
buurt van Reinar.
De hele groep was totaal
uitgeput, zoals Poulsson het
uitdrukte:"we waren behoorlijk
kapot". Poulsson zelf had last
van een kloppende steenpuist op
zijn rechter hand en droeg zijn
arm in een mitella. Het gezwoeg
op een mager rantsoen begon ook
zijn tol te eisen. Tijdens de
marsdagen bestond het dagelijks
rantsoen voor een kwart uit een
plak pemmican (gecondenseerd
gedroogd vlees vermengd met
fruit en vet), een handvol
havergrutten, vier beschuiten,
een beetje boter, kaas, suiker,
wat chocolade en een handvol
tarwebloem. Onder normale
omstandigheden was dit al niet
genoeg voor een man om goed te
functioneren, laat staan in deze
ijskoude omstandigheden waarbij
het lichaam alles verbruikt om
warm te blijven. Daar komt nog
bij dat men door diepe natte
sneeuw moest waden en hiervoor
was het rantsoen al helemaal
niet voldoende.
De mannen besloten de groep op
te splitsen, Helberg zou
terugkeren naar de boerderij bij
Berunuten om daar, zoveel als
hij maar dragen kon, aan voedsel
te stelen, terwijl Haugland
opnieuw zou proberen
radiocontact te maken met de
stations Poundon of
Grendon-Underwood in Engeland.
Poulsson en Kjelstrup zouden
ondertussen een voorwaartse
verkenning doen om de beste
route naar de volgende hut te
vinden. Hun taak was extra
lastig omdat Poulsson zijn kaart
vergeten had en het betreffende
gebied niet kende. De bedoeling
was om elkaar over drie dagen
weer in Reinar te treffen.
Helberg maakte de
35-kilometer-trip naar Berunuten
en terug onder de meest
verschrikkelijke omstandigheden,
de temperatuur was naar beneden
gedoken en er was een storm
opgestoken die over de
Hardangervidda huilde vanuit het
noord-oosten. Helberg en de
andere leden van het Grouse team
waren allen bekend met strenge
winters op de Hardangervidda,
maar geen van hen had verwacht
dat de winter zo vroeg zou
invallen en dat het gepaard zou
gaan met deze temperaturen. Toen
Helberg eindelijk weer in Reinar
arriveerde stond hij op het punt
in elkaar te zakken, hij was
totaal uitgeput geraakt door
zijn gevecht met de elementen.
In het officiele rapport dat na
de operatie werd opgemaakt
schreef Poulsson over dit sterke
staaltje van Helberg: Een man
gaat door tot hij erbij neervalt
en dan gaat hij nog een keer zo
ver. Later zei hij over
Helberg:"Zelf ben ik heel
praktisch ingesteld, maar
Helberg was de meest praktische
man in de hele groep".
Pulsson en Kjelstrup verging het
maar weinig beter in deze
erbarmelijke omstandigheden, zij
waren in staat een paar
kilometer af te leggen en
moesten uitgeput naar de hut in
Reinar terugkeren. Om het nog
erger te maken, was Poulsson
voor de tweede keer sinds hun
aankomst door het ijs gezakt.
Er zijn zo veel meren en
rivieren in de Hardangervidda
dat in het water terecht komen
een constant gevaar is.
Onderkoeling zet heel snel in
als je in het water valt en je
moet binnen enkele minuten je
natte kleren uittrekken en je
afdrogen, anders ben je binnen
enkele minuten dood. Dit is met
name een probleem als je alleen
bent, dit was voor de
Grouse-leden meestal het geval
wanneer zij aan het jagen waren
of op verkenning uit gingen. Als
zij reserve kleding in hun
rugzak hadden werd deze ook nat,
dus alleen wanneer zij in
elkaar's gezelschap waren, of in
de buurt van een van een hut
waren die rond de meren liggen,
hadden zij een kans om te
overleven. Zelf uit een wak
klimmen is vaak bijna
onmogelijk. De beste manier om
iemand uit een wak te halen is
om plat op het ijs te gaan
liggen en met behulp van een
touw of een ski de persoon uit
het wak te trekken. In dit geval
was Kjelstrup in staat zijn
commandant uit het wak te
trekken.
Er waren echter ook een paar
positieve zaken te bespeuren in
deze zware dagen die allen tot
op de grens van menselijk kunnen
brachten. Ten eerste vonden
Poulsson en Kjelstrup een goed
uitgeruste hut, genaamd
Folabu, waar zij konden
schuilen voor de huilden storm
en waar zij op krachten konden
komen voor hun volgende trip.
"Bu" betekent hut in het Noors
en daaraan voorafgaand komt
meestal de naam van de eigenaar.
Ook hadden zij een ijsbrug over
de rivier de Farhovd gevonden en
dat scheelde hen enkele dagen
van nog meer zware marsen.
In Baker Street, het
hoofdkwartier van SOE,
begon men intussen te
geloven dat het met
Grouse gedaan was. Het
verlies van de vier
mannen was erg genoeg,
maar men moest daarbij
wel het doel van de
missie in de gaten
houden. Als Grouse niet
spoedig van zich zou
laten horen, dan kon
men dit plan in de
prullenbak gooien en was
men gedwongen weer van
voren af aan te
beginnen.
Grouse zelf zat
vreselijk verlegen om
een nieuwe accu om de
radioset aan de praat te
krijgen, want de
handgenerator werkte
niet naar behoren.
Poulsson besloot dat het
noodzakelijk was contact
op te nemen met de broer
van Einar Skinnerland,
Torstein, die bewaker
was van de Movatndam.
Nadat
de meeste uitrusting in
Berunuten en Reinar hadden
achtergelaten was namen zij naar
Folabu alleen het meest
noodzakelijke mee. Tevens werd
besloten dat de Sandvatn hut bij
Grasfjell als basis zou dienen
om de engelse commando's op te
vangen. Ondanks dat deze hut
vijf kilometer van de
afgesproken landingsplaats voor
de zweefvliegtuigen bij
Skoland lag, was het toch
een prima locatie omdat het zeer
afgelegen lag en waarschijnlijk
niet door de Nazi's gevonden zou
kunnen worden. Er waren ook een
paar hoge bergtoppen in de buurt
die geschikt zouden zijn om via
de radio contact met Engeland op
te nemen.
Toen het viertal de hut bereikte
waren zij totaal uitgeput door
de vijftiendaagse trektocht in
de meeste barre omstandigheden
en in het zwaarste terrein wat
er op het noordelijk halfrond te
vinden is. Onder normale
omstandigheden in dat deel van
het jaar zou de tocht maar een
fractie van de tijd gekost
hebben, van de tijd die de
mannen nu kwijt waren. Hun
vastberadenheid is des te
opmerkelijker gezien de beperkte
rantsoenen waar men van moest
leven. "Onder normale
weersomstandigheden had het ons
een paar dagen gekost, maar door
de natte sneeuw, de nog niet
bevroren grond en de meren en
rivieren die nog niet bevroren
waren kostte het ons
verschrikkelijk veel tijd om al
die uitrusting te
verplaatsen" aldus Poulsson. "Het
was erg vermoeiend, maar omdat
wij van hut naar hut trokken
waren onze nachten redelijk
comfortabel. Het eten was ons
probleem, We gebruikten snel al
onze rantsoenen op en we kregen
echt honger". .Het was nu absoluut
noodzakelijk dat Haugland met
Engeland contact te kreeg.
Torstein Skinnerland had hen van
een nieuwe accu voorzien, wat
eten en de laatste informatie
over Duitse troepenbewegingen in
het gebied. Bij aankomst in de
hut begonnen zij onmiddellijk
antennemasten op te richten en
schakelden zij de radioset in.
Weer hadden zij geen succes, dit
keer omdat de radioset gedurende
het laatste deel van de mars nat
geworden was en eerst moest
drogen. Drie dagen later, op
9 november, drie weken nadat
zij uit Schotland vertrokken
waren stuurden zij dit bericht,
een meesterlijk staaltje van
understatement:
"Veilig geland ondanks
alle rotsen in de buurt. Excuses
dat wij niet eerder contact op
konden nemen. Sneeuw en mist
dwongen ons in de dalen te
blijven. Ruim een meter sneeuw
maakt het bijna onmogelijk om
alle apparatuur over de bergen
te verplaatsen".
Volgens Leo Marks was
het bericht in eerste instantie
niet te ontcijferen geweest door
de FANY's van Grendon-Underwood.
Daarom moest hij er zelf aan te
pas komen. Hij wist dat ergens
in het bericht de identificatie
code DRIE ROZE OLIFANTEN voor
moest komen en met behulp van
deze zin wist hij het bericht te
decoderen. Haugland had geen
coderingsfout gemaakt en ook
zijn seinschrift was correct
geweest. Er zaten echter een
typfouten in zijn noorse code
gedicht waarin de decodersleutel
verwerkt was.
De door Haugland gebruikte
radioset was door John Brown
ontwikkeld in opdracht van SOE
en kwam in het begin van 1942 in
productie. De A MkII, ook wel B2
genoemd, was de krachtigste
zendontvanger van SOE. De set
was alleen geschikt was voor het
verzenden en ontvangen van
morseberichten. Het zendvermogen
was maximaal 20 watt en de set
kon werken op accu's, een
meegeleverde handgenerator en op
110, of 200 Volt netspanning. De
morseberichten werden volgens
speciaal door Leo Marks
aangemaakte gedichten gecodeerd,
of gedecodeerd volgens de
dubbele transpositie methode. Grouse gebruikte echter een
Noors gedicht. Haugland was een
meester in dit vak en was
waarschijnlijk de beste coder/decoder
van alle SOE agenten gedurende
de oorlog. De koffer van de B2
beviel Haugland echter niet en
hij gooide het ding weg.
Haugland had of contact met een
SOE station in Grendon-Underwood
(53A), of met het SOE station in
Poundon(53B). Hier
stonden allerlei zenders,
ontvangers en antennes opgesteld
om contacten te onderhouden met
agenten in de bezette gebieden.
Het werkterrein strekte zich uit
van Noord-Noorwegen tot en met
gebieden rond de Middellandse
Zee, hiervoor kon met schakelen
tussen verschillende
antennesystemen die in diverse
richtingen straalden. Ook
beschikte men over zeer
krachtige zenders om ook tijdens
perioden met weinig propogatie
toch berichten te kunnen
verzenden. Ontvangers en zenders
stonden ver van elkaar opgesteld
om onderlinge beinvloeding te
voorkomen. De apparatuur werd
door FANY's bediend, dit was een
vrouwelijk vrijwilligerskorps.
Poundon en Grendon-Underwood
stonden via een telexlijn in
verbinding met SOE in
Bakerstreet. Hiermee werden de
door de FANY's niet te
ontcijferen berichten verzonden.
Onder andere de berichten van Einar Skinnerland die door Leo
Marks zelf gedecodeerd moesten
te worden.
Zoals Haugland een meester was
in het foutloos coderen, zo was
Einar Skinnerland een meester in
het verzenden van nauwelijks te
decoderen berichten.
Drie dagen later vroeg Haugland
in een volgend bericht of de RAF
de volgende voorraden kon
droppen: vervalste bonkaarten
voor brood, boter, laarzen,
vitamine-C tabletten en horloges
(de standaard horloges waren
waardeloos en bijna alle leden
van de groep hadden hun horloges
al na enkele dagen weggegooid).
De felle sneeuwstormen en de
lichamelijke uitputting die zij
de afgelopen tijd hadden ervaren
maakte duidelijk dat het
verkrijgen van voldoende voedsel
met de hoogste voedingswaarde nu
de hoogste prioriteit had voor
de komende weken. De
voedselbonnen zou men aan
Torstein geven zodat hij voedsel
kon halen en dit naar de hut kon
vervoeren zolang als het veilig
was.
De groep deed zijn best weer op
krachten te komen na hun
afmattende mars naar de hut. De
volgende dagen hadden zij een
feestmaal, omdat Haugland een
verdwaald schaap en twee
lammeren in een ravijn had
gevonden. "Wij hadden op dat
moment erg veel honger, dus
slachtten wij meteen een van de
lammeren en vilde hem op de
vloer van de hut", aldus Haugland.
"Wij sneden het vlees
in kleine stukjes en deden het
in een grote ketel met wat
gedroogde bonen die wij nog over
hadden uit onze noodrantsoenen.
Het geheel rook verrukkelijk en
wij gingen likkebaardend aan
tafel. Maar toen een van ons de
ketel naar de tafel droeg liet
hij hem uit zijn handen vallen.
Wij lagen meteen op handen en
voeten op de vuile vloer die
bedekt was met rendierhuiden en
schepten alles op onze borden en
aten alles op. Het smaakte
heerlijk".
"Als je honger hebt eet je
alles. De volgende dag slachtten
wij het schaap en het lam dat
wij vastgebonden hadden. Er
hingen labels rond de nekken van
de dieren waarop stond dat zij
eigendom waren van een tandarts
uit Zuid-Noorwegen, dus voelden
wij ons niet schuldig. Wij
hadden gestolen van rijk man en
niet van een arme boer".
Degene die de ketel had laten
vallen was Poulsson, de
commandant, maar er heerste zo'n
solidariteit binnen de groep dat
men heel lang, zelfs vele jaren
later, niet wilden vertellen wie
het gedaan had. "Maar de jongens
vonden het niet grappig",
schreef Poulsson in zijn
officiele notities.
Op het moment dat een
weersverbetering inzette liepen
de verbindingen met Engeland als
gesmeerd, men had de hut naar
behoefte ingericht en Grouse
kwam zo langzamerhand in hun
operatieritme. Er was hun
verteld dat de Britse troepen
met zweefvliegtuigen zouden
komen en Grouse begon daarom
verkenningen uit te voeren om
een geschikte landingsplaats
voor hen te vinden. Op 12
november kon Haugland SOE
meedelen dat zij een plek hadden
gevonden die voldeed aan de
gestelde vereisten. De
voorgestelde plek lag vijf
kilometer ten Zuid-Westen van de
Movatndam, het terrein was
vlak, was vrij van stenen en was
ongeveer 700 meter lang. Haugland kon Londen ook
informeren over het feit dat de
spionnen van Einar Skinnerland
hadden doorgegeven dat Dr. Brun
en zijn gezin uit Vemork
gevlucht waren en waarschijnlijk
in Zweden zaten.
Dit gaf SOE gelegenheid een
ontvangst comit'samen te
stellen, zodat geen tijd
verloren zou gaan om hem eerst
te moeten te ondervragen en aan
de hand van de uitkomst de
laatste details voor de missie
in te vullen. Haugland's
boodschappen moesten kort zijn
en hoe sneller hij klaar was hoe
beter om daarmee de kans op
uitpeilen door de Nazi's te
beperken. Als je vandaag de dag
zijn telegrammen leest (de
originelen kunnen in het
openbaar archief in Kew,
Engeland, bekeken worden en van
sommigen zijn kopie's in het verzets-museum in Olso te
vinden), kom je al snel te weten
dat Haugland zoals gezegd een
meester was in zijn vak. Al zijn
berichten die in Engeland
gedecodeerd werden waren kort,
accuraat, vol informatie met
geen woord teveel en geen woord
te weinig. Haugland is een
interessant figuur, hij past
helemaal niet in het standaard-
beeld van een getrainde SOE
agent, die iemand op honderd
verschillende manieren
geruisloos om kan brengen. Hij
zou zonder meer elke taak die
hem door SOE opgedragen worden
uit voeren, maar hij was ook
uiterst intelligent zoals zoveel
radiobedienaars tijdens de
oorlog. De rol van de
radiobedienaars wordt altijd
overschaduwd door de kleurrijke
en herotische acties van de
saboteurs, maar de rol van deze
mensen was uiterst belangrijk
voor de uitkomst van het
conflict. Zonder deze mensen
zouden verzetsgroepen niet
hebben kunnen bestaan. Geheime
communicatie tussen Londen en de
bezette gebieden werd door hen
in stand gehouden. Berichten
werden ook op andere manieren
naar buiten gesmokkeld, maar
vanuit het standpunt van uit te
voeren operaties was het
belangrijk dat troepen- en
scheepverplaatsingen zo snel
mogelijk werden doorgegeven. De
radiobedienaars met hun
informatiebronnen waren de ogen,
oren en mond van de geallieerden
in bezet Europa. De Nazi's
hadden van meet af aan door dat
deze mensen een reele bedreiging
voor hen vormden en hadden
daarom een zeer doeltreffend
opsporingsysteem ontwikkeld
waarbij het mogelijk was om een
zender in enkele minuten op te
sporen. Tevens waren zij in
staat alle berichten die vanuit Poundon, Grendon-Underwood, of
vanuit andere geallieerde
stations werden verzonden te
ontvangen. Het enige probleem
was echter om de gecodeerde
berichten te kraken. Omdat zij
hierin niet slaagden was er maar
'n oplossing: de
radiobedienaars in de bezette
gebieden uitpeilen en oppakken.
Radiotelegrafisten die achter de
linies opereerden leden een
uiterst gevaarlijk bestaan, zij
moesten continue hun zware
apparatuur van de ene naar de
andere locatie verplaatsen om op
die manier te voorkomen dat zij
uitgepeild zouden worden. Het
gewicht en de omvang van de
apparatuur vormde een groot
probleem. Aan het begin van de
oorlog woog een radioset
gemiddeld 15 kilo, later werd
dit gereduceerd tot 8 kilo.
Stroomvoorziening was een grote
hoofdbreker voor Grouse gezien
de veiligheidsmaatregelen die
men moest treffen om niet
ontdekt te worden. Er was in hun
afgelegen locatie geen
stroomvoorziening aanwezig . Het
opladen van batterijen was voor
de mannen in de bergen een groot
probleem, want hiervoor moesten
zij contact opnemen met de
buitenwereld en moesten de
accu's van - en naar de hut
vervoerd worden..
Als laatste optie was er nog de
handgenerator, maar deze bleek
verre van perfect.
De radiobedienaars moesten eerst
de boodschappen via een
gecompliceerd systeem coderen en
daarna zo snel mogelijk
verzenden. Hoe langer men in de
lucht was hoe groter de kans was
gepakt te worden. Dit was voor
Haugland en Torstein Skinnerland
niet zozeer een probleem omdat
zij min of meer door de
wildernis beschermd werden, maar
ook zij moesten een aantal keren
hun apparatuur snel inpakken en
vluchten, omdat zij het geluid
van een naderend Duits vliegtuig
hoorden.
De derde operatie "FRESHMANN"
Terug naar Londen, op 15
november 1942 waren SOE en
Combined Operations bijeen in
het Noorse hoofdkwartier op
Chiltern Court, Baker Street.
Voor deze gelegenheid waren
aanwezig Overste Henneker,
Lt-Commander Wedlake beide van
Combined Operations. Overste
Wilson, Professor Tronstad en de
Majoors Reheams en Nicholls
namen deel aan het overleg
namens SOE.
Leif Hans Tronstad
1903 - 1945
Er werd besloten dat twee leden
van de Grouse-groep de Britse
commando's in twee aparte
groepen naar de fabriek zouden
leiden. De andere twee zouden
bij de radioset blijven en het
Eureka baken vernietigen zodra
de zweefvliegtuigen geland
waren. De naam van de operatie
werd "Freshman" en zou in de
volgende "maan-periode", over
drie dagen beginnen. De
maan-periode waren de dagen die
rond volle maan lagen, zodat er
voldoende licht was voor
nachtelijke operaties. Binnen
een week na hun afmattende
marsen werd Grouse op stand-by
gezet in afwachting van de
aankomst van de
zweefvliegtuigen. Tijdens de
vergadering lanceerde Tronstad
een aantal nieuwe voorstellen om
de fabriek te vernietigen.
Generaal Hansteen van het Noorse
leger was bang dat de fabriek op
grote schaal schade zou
ondervinden en dat deze mogelijk
voor altijd buiten bedrijf zou
worden gesteld. Tweehonderd
mensen in de directe omgeving
waren afhankelijk van de fabriek
en de kunstmest die zij bereiden
was van nationaal belang voor de
Noorse economie. De fabriek van
Norsk Hydro, ontworpen om
diverse commerciele- en industriele producten te
vervaardigen, was de grootste industriele onderneming van
Noorwegen en zijn vernietiging
zou een zware tegenslag voor het
land betekenen. Toen erop aan
werd gedrongen zei Tronstad dat
een succesvolle vernietiging van
de zwaar-water installatie de
fabriek voor een- of twee jaar
buiten bedrijf zou stellen. Dit
scenario gaf de geallieerden een
dusdanige voorsprong op de
ontwikkeling van de atoombom dat
zij niet meer door de Nazi's
ingehaald zouden kunnen worden.
Tronstad's informatie was van
cruciaal belang voor het slagen
van de operatie. Hij kende elke
centimeter van de indeling van
de fabriek en de zwaar-water
installatie, maar ook van
werkwijze en werktijden van de
werknemers.
In het betreffende rapport om
Tronstad naderhand voor een
onderscheiding in aanmerking te
laten komen stond: Zijn
technische adviezen waren van
grote waarde omdat gebleken was
dat de operatie door een kleine
groep mensen uitgevoerd kon
worden, zonder dat daarbij de
levens van trouwe Noren gevaar
liepen en de Noorse economie
geen blijvende schade opliep na
de beeindiging van de oorlog. De
meest accurate informatie werd
aangeleverd door Dr. Brun die
recentelijk in Engeland
aangekomen was, nadat hij en
zijn vrouw door het verzet uit
Noorwegen gesmokkeld waren.
Tijdens de periode dat Grouse in
afwachting was van de aankomst
van de zweefvliegtuigen werd er
twee keer alarm geslagen omdat
tot twee keer toe iemand naar de
hut kwam. De SOE-instructies op
dat punt waren heel duidelijk,
zij moesten iedereen ombrengen
die hen ontdekte, tenzij men er
zeker van was dat het trouwe
landgenoten betrof. Deze twee
waren overigens goede Noren, de
eerste was een man uit Oslo die
de antennemasten gezien had en
eens wilde kijken wat dat
allemaal betekende. Zij legden
onder bedekte termen uit dat zij
een soort luisterpost waren om
informatie te verzamelen. De
tweede man was genaamd Brorusten,
en zowel Poulsson, als Haugland
kenden hem van voor de oorlog.
Hij stelde geen vragen. Het
risico om ontdekt te worden
veroorzaakte veel onrust binnen
de groep. Onder geen enkel
beding mocht hun dekmantel
bekend worden, maar gelijktijdig
wilden zij ook geen landgenoten
ombrengen, tenzij het verraders
waren. Om iemand om te brengen
die mogelijker wijs praatjes
rond zou strooien was niet
acceptabel voor hen, maar in een
oorlog gelden andere regels.
Ondanks de afgelegen ligging van
hun locatie brachten de bezoeken
van beide mannen de
kwetsbaarheid van Grouse aan het
licht. Het was een vreemde
situatie. Drie van hen waren in
het gebied geboren en getogen,
terwijl de vierde man het gebied
ook heel goed kende, maar zij
voelden zich als vreemden,
professionele bandieten in het
wild, maar vastberaden om de
buitenlandse bezettingsmacht
omver te werpen. Veel vrienden
en familieleden woonden maar een
paar kilometer verderop, zonder
dat zij zich er van bewust waren
dat hun geliefden op de
hoogvlakte kampeerden en hun
levens riskeerden, maar ook die
van de plaatselijke bevolking
als de bezetters er achter
kwamen dat zij de in Engeland
getrainde sabotageploeg hadden
geholpen.
De groep had geen keus dan in de
bergen te blijven. Als zij
geprobeerd hadden om vanuit
Rjukan of een van de omliggende
dorpen de actie op touw te
zetten, dan zouden zij meteen
door de mand gevallen zijn. Er
waren niet alleen Nazi's in de
directe omgeving, maar ook
landverraders en in de kleine
gemeenschappen zou opvallend
gedrag direct tot gevaar leiden.
Gedurende de stand-by periode
begon Haugland Engeland van
weerberichten en andere accurate
informatie te voorzien.
Hoofdzakelijk dankzij de
inspanningen van Torstein
Skinnerland maar ook dankzij
eigen verkenningsmissies was
Grouse in staat om Engeland op
de hoogte te stellen van
troepensterkte van de bezetter
in het gebied
Zo waren er, zoals zij
ontdekten, twaalf manschappen
gelegerd in een hotel bij de
Mosvatndam, twaalf soldaten in
de fabriek zelf en veertig
manschappen waren verderop in
Rjukan gelegerd. Alle
manschappen stonden onder het
commando van een oudere kapitein
die in Rjukan gestationeerd was.
De meeste manschappen en
officieren waren Oostenrijkers
die gedurende het begin van de
oorlog gewond waren geraakt en
daardoor niet geheel
gevechtsklaar waren. Af en toe
kwamen eerste klas nazi
stoottroepen naar Rjukan, bleven
daar een week en trokken dan
weer verder. Er waren 300.000
Nazi's in Noorwegen gelegerd op
dat moment, dus was het
waarschijnlijk dat in geval van
een aanval op de fabriek heel
snel versterking zou kunnen
worden aangevoerd. Ook gaf
Torstein aan dat recentelijk
enkele burgers in Rjukan aan
waren gekomen. Van hen werd
aangenomen dat zij tot de
Gestapo behoorden. Zij hadden
niets in de fabriek in Vemork te
zoeken en waren duidelijk ook
geen Duitse geleerden. Eind
september 1942 had een groep
mannen van de Genie Vemork
bezocht en hadden rond de
fabriek mijnen gelegd. Elke dag
gingen Duitse officieren bij de
fabriek kijken om de
veiligheidsmaatregelen nog
verder opgevoerd konden worden.
Begin oktober had Generaal
Falkenhorst, de
opperbevelhebber van de Duitse
troepen in Noorwegen, samen met
de Duitse Consul een bezoek aan
de fabriek gebracht.De generaal
had een lange preek gehouden
tegen de directie, managers en
bewakers, dat, gezien recente
Engelse commandoacties, het hem
duidelijk geworden was dat de
fabriek in Vemork ook bloot
stond aan een dergelijke actie.
Volgens Skinnerlands bronnen
binnen de fabriek was de
generaal erg onder de indruk van
de tactieken van de commando's
en demonstreerde persoonlijk hoe
zij bewakers uitschakelden. Hij
vertelde de toehoorders hoe de
commando's gebruik maakten van
chloroform, automatische wapens
voorzien van geluiddempers,
handgranaten en boksbeugels. Hij
zei verder dat hij geloofde dat
de commando's, als zij kwamen,
verkleed zouden zijn als burgers
en per bus, of trein zouden
arriveren met gewone kleding
over hun uniformen heen.
Schoorvoetend gaf hij toe dat er
niet voldoende middelen waren om
een garnizoen op de fabriek te
legeren hij zei dat honderd man
voldoende zou zijn om de fabriek
goed te beveiligen en hij was
bezig met plannen om nog
dozijnen mijnen rond de fabriek
te leggen. De Duitse
versterkingen waren
geconcentreerd rond de
waterbuizen aan de achterzijde
van de installatie in de
veronderstelling dat een
frontale aanval onmogelijk zou
zijn gezien de ligging van de
diepe kloof aan de voorzijde.
De Duitsers hadden ook
zoeklichten op het dak van de
fabriek geinstalleerd, er was
een machinegeweernest aanwezig,
verborgen in een hut naast de
ingang van de fabriek. Verder
waren er boobytraps en
struikeldraden aangebracht. Deze
waren aan de achterzijde van de
fabriek geconcentreerd, want men
nam aan dat de aanval daar
vandaan zou komen.
De brug over de kloof van de weg
naar de fabriek was afgesloten
met een hek aan het einde van de
weg en werd bewaakt door
bewakers, die overigens meer
tijd doorbrachten in het
wachtlokaal met kaarten en warm
blijven, dan met patrouille
lopen.
Rjukan was een slaperig stadje,
240 kilometer landinwaarts
gelegen, ver verwijderd van het
oorlogstoneel en het idee dat
Britse troepen in staat zouden
zijn om het gebied te bereiken
leek onwaarschijnlijk voor
degene die er gestationeerd
waren.
Door alle recent binnengekomen
inlichtingenrapporten te
verwerken en samen te voegen met
de bouwtekeningen van de
fabriek, leek het de
operatieplanners het beste om de
bewakers op de brug met behulp
van geluidloze wapens uit te
schakelen en dan via een steile
helling naar boven te klimmen om
uiteindelijk uit te komen op de
spoorbaan die de fabriek van
materiaal voorzag. Een van de
bewakers zou waarschijnlijk een
Nazi zijn, gewapend met een
karabijn en de ander een Noor,
te herkennen aan zijn glimmende
pet, een bruine jas en gewapend
met een revolver. Alle
telefoonlijnen die vanaf de
fabriek langs de weg liepen
dienden van te voren doorgeknipt
te worden. De aanvallers moesten
vervolgens een hek doorknippen
om op het fabrieksterrein binnen
te komen tussen het
krachtstation en de
elektrolysefabriek, daarna
moesten zij de kelders van Norsk
Hydro binnen zien te komen waar
het zwaar-water lag opgeslagen.
Binnen zou men vier
vaderlandslievende Noorse
technici aantreffen die onder
geen beding gewond mochten
raakten.
Er waren acht maanden voorbij
gegaan sinds het bericht
Whitehall had bereikt dat de
productie van zwaar-water in
Vemork opgevoerd moest worden.
Er waren talloze vergaderingen
en berichten uitgewisseld tussen
de betrokken partijen over hoe
de operatie uitgevoerd zou
moeten worden. Elke dag die
voorbij ging betekende dat de
nazigeleerden steeds een stap
dichter in de buurt kwamen van
het ontwikkelen van een wapen
dat voor het eerst in de
geschiedenis een complete stad
zou kunnen vernietigen. Maar nu
was het wachten voorbij, ruim
dertig Britse commando's pakten
hun rugzakken in en werden vanaf
de opleidingcentra op transport
gezet naar een van de zwaarst
bewaakte gebieden in het noorden
van Schotland.
Tegen het einde van september
1942, waren de plannen van de
aanval slechts in grote lijnen
opgezet door Combined Operations.
Uit memo's die langs de diverse
betrokkenen circuleerden bleek
dat alle opties nog open waren.
Er was echter een duidelijke
reden waarom de definitieve
planning van de operatie zo lang
duurde. Hoe men het ook bekeek,
men had geen idee hoe men de
mannen Noorwegen weer heelhuids
uit moest krijgen. Een van de
varianten was om de mannen met
een Catalina vliegboot op het
Mosvatn meer af te zetten,
waarna men zich gedurende de
nacht in de bergen zou
terugtrekken, om daarna binnen
24 uur toe te slaan voordat men
ontdekt werd. De groep moest
zich in drieen splitsen en op
een vooraf afgesproken punt weer
samenkomen. De groep zou daarna
in zijn geheel ten aanval gaan,
nadat alle weerstand gebroken
was zouden de drie groepen apart
drie verschillende taken
uitvoeren.
De eerste groep zou de voorraad
zwaar-water vernietigen, de
tweede groep moest de
zwaar-water- installatie
vernietigen en de derde groep
zou de weg naar de fabriek in
beide richtingen blokkeren en
duitse versterkingen zo lang
mogelijk ophouden. De drie
groepen zouden zich daarna
gezamenlijk tien kilometer naar
het westen terugtrekken, naar
het Mosvatn meer en daar zou een
Catalina vliegboot hen oppikken
en terugkeren naar Engeland.
Er waren natuurlijk problemen
met dit plan, een vliegboot
heeft water nodig om op te land
en tegen het einde van oktober
zouden de meren in Noorwegen al
bevroren zijn. Gezien de grootte
van het vliegtuig leek het zeer
waarschijnlijk dat de bewakers
van de Mosvatndam het vliegtuig
zouden zien. De ontsnapping zelf
zat vol risico's, er zou razend
snel alarm worden geslagen en
zelfs al zouden de commando's
het vliegtuig kunnen bereiken
dan nog was de kans groot dat
het op de terugweg door
gealarmeerde jagers zou worden
neergeschoten.
De besluiteloosheid van Combined
Operations begon Whitehall te
irriteren als mede de SOE, wiens
kwartiermakers (Grouse) zaten te
duimendraaien in Noorwegen.
Begin oktober werd Combined
Operations via de
privesecretaris van de
voorzitter van de Raad van
Oorlog tot spoed gemaand. Uit de
neergekrabbelde notities van een
vergadering van 13 oktober
valt op te maken dat er nog
steeds geen concreet plan gereed
was. Een schetsje geeft de
landingplaats van de
zweefvliegtuigen aan, maar een
aanvalsplan is er nog steeds
niet.
De notities zagen er ongeveer
als volgt uit: Een vrachtwagen met onze
mannen naar (de parkeerplaats
bij de hangbrug) en de bewakers
uitschakelen in het
wachtlokaal)(de door de
aanvallers meegebrachte
containers met explosieven
moeten de hele installatie
vernietigen) tijdvertragers van
2 uur moeten de gewaarschuwde
bevolking de kans geven te
vluchten(de aanvallers moeten
vanuit het Noorden de brug
oversteken).toegang vanuit het
Zuiden is niet mogelijk wegens obstakels'skinnerland en zijn
vrouw moeten gewaarschuwd worden
om die dag hun schoonouders in
Rjukan te bezoeken (.busvervoer
wordt aanbevolen) dichtst bij
gelegen garnizoen is 120
kilometer verderop.in Rjukan
zitten maar een paar Moffen.
Deze haastig neergekrabbelde
notities laten blijken dat men
van plan was de hele vallei op
te blazen, maar dat men het ook
niet uit de hand wilde laten
lopen. Het geeft wel een beeld
dat men eigenlijk geen idee had
wat men precies moest
vernietigen en hoe men
slachtoffers bij de
burgerbevolking moest zien te
voorkomen. Enige dagen na deze
vergadering werden de plannen
uiteindelijk goedgekeurd. De
operatie kreeg de codenaam "Freshman" en het doel van de
missie was: voorraden Lurgan
(codenaam voor zwaar-water) te
vernietigen, dit is het
belangrijkste doel van de
missie. Pas als dit uitgevoerd
is kan begonnen worden met de
vernietiging van de
productieinstallatie in de
fabriek van Norsk.Hydro. De
aanval zou uitgevoerd worden met
zweefvliegtuigen en dit zou de
eerste operatie van de
geallieerden zijn die op deze
wijze ondernomen werd in de
Tweede Wereld Oorlog. De
aanvalsgroep zou uit 36 man van
de Royal Engineers van de 101ste
Luchtlandings Divisie bestaan,
inclusief drie officieren, vier
bemanningsleden van de
zweefvliegtuigen en de vier
mannen van Grouse. Men moest
desnoods al vechtend het doel
zien te bereiken en de eventuele
gewonden moesten voorzien van
morfine achtergelaten worden. Na
de actie moesten de Engelse
Commando's desnoods vechtend
naar Zweden zien te ontsnappen,
een vluchtweg van 400 kilometer
tot de grens! Gouse moest zich
diep in de bergen terugtrekken
en zich schuilhouden tot de
Duitse zoektochten voorbij
zouden zijn.
Aan de Engelse soldaten zou geen
enkel detail van de operatie
meegedeeld worden, ook werd hen
niet verteld naar welk land men
ging, dit zou pas een paar dagen
voor vertrek bekend gemaakt
worden. Wel werd hen verteld dat
zij speciaal geselecteerd waren
om een operatie achter
vijandelijke linies uit te
voeren. Zij werden gewaarschuwd
voor welke gevaren zij zouden
komen te staan en men kon
desgewenst om zwaarwegende
persoonlijke redenen als men
bijvoorbeeld een klein kind had,
of een zwangere vrouw, de missie
weigeren. Degenen die dit deden
werden naar hun eigen eenheden
teruggestuurd zonder dat er
vragen gesteld werden. De
operatie werd omgeven door de
hoogste vorm van veiligheid, er
werd zelfs een dekmantel bedacht
waarom de mannen hun eigen
eenheden verlieten en waarom zij
een speciale training kregen. De
dekmantel was een creatie van
Overste Henneker, van de Royal
Engineers Airborne Division,
ondersteund door Combined
Operations en hield in dat de
mannen uithoudingsproeven zouden
doen samen met hun Amerikaanse
tegenhangers in verschillende
delen van het land en de
winnaars zouden de prijs, de
Washington Cup, ontvangen. De
zweefvliegtuigen die voor de
operatie bestemd waren werden in
hangars gestald om te voorkomen
dat ze door Duitse
fotoverkenners gefotografeerd
zouden worden. De soldaten
kregen een uitputtende
commandotraining, wat onder
andere in hield dat er lange
marsen met volle bepakking (40
kg) werden gelopen. Het idee was
niet alleen om de mannen
lichamelijk fit te krijgen, maar
ook degenen te selecteren die
het fysiek niet aan konden. Na
de basistrainingen werden de
mannen op 27 oktober 1942
overgeplaatst naar Snowdonia en
opgesplitst in paren. Daarna
werden zij "blind" op een berg
gedropt en zij moesten gedurende
vier dagen en nachten zien te
overleven. Met een kaart en
kompas moesten zij naar van te
voren vastgestelde rendezvous
punten navigeren. Zij kregen
rantsoenen mee die ook in
Noorwegen gebuikt zouden worden
zodat hun lichaam er al gewend
was voordat men vertrok.
Sommigen werden na de training
in Wales als nog uit het
programma gehaald, maar de
meesten gingen verder met een
cursus explosieven, eerst op het
SOE station in Hertford North en
later in Port Sunlight in de
Wirral en Fort William in de
Hooglanden.
De commando's werden nooit
verteld waar zij zich bevonden
en werden 's nachts van het ene
opleidingscentrum naar het
andere verplaatst. Zij voerden
nepacties uit zodat de mannen
gewend waren in het donker een
ruimte te betreden, hun
explosieven rond apparatuur aan
te brengen alsof zij blind
waren. Net als SOE-rekruten
werden zij ook opgeleid in de
kunst van ongebruikelijke
oorlogsvoering, zoals iemand
geruisloos doden,
straatgevechten, het gebruik van
een dolk en wurgkoord en doden
met blote handen. In een
namaakdorp met omhoog komende
doelen die er uitzagen als
vijandelijke soldaten werd
getraind in straatgevechten en
wapens trekken op een Wild-West
manier.
Eind oktober werd er een
bijeenkomst belegd om de
ontsnappingsroute na de aanval
te bespreken. Overste Henneker
begon de discussie door te
stellen dat het soldaten benam
om zich als groep al vechtend
een weg naar de vrijheid te
banen. Majoor de Bruyne van
MI-9, een specialist in ontwijk-
en ontsnappingstechnieken legde
echter uit dat zij, om als groep
te kunnen ontsnappen, over een
afstand tussen de 200 en 400
kilometer in vijandelijk terrein
vrijwel geen kans hadden. Hij
stelde voor dat men zich weer in
paren zou splitsen en via
verschillende routes de Zweedse
grens zou proberen te bereiken
door zich als Noren te
verkleden. Henneker gaf zich
gewonnen, maar stelde wel dat
men zoveel mogelijk moest zien
te voorkomen om niet twee
idioten bij elkaar te zetten.
MI-9 werd opgedragen een plan op
te stellen waarbij tenminste
drie verschillende
ontsnappingsroutes uitgewerkt
zouden worden. Elk van de mannen
zou voorzien worden van een
"ontsnappingsset": een
portefeuille met 200 Noorse
Kronen, een kaart schaal
1:100.000 gedrukt op zijde en
een instructie hoe zij zich als
Noren moesten kleden en
gedragen. De ontsnapping zou
beginnen in battledress, maar
zodra de gelegenheid zich voor
zou doen moest men zich omkleden
in civiele kleding die door MI-9
genaaid was om zo veel mogelijk
op Noorse kleding te lijken. De
kleding werd nog voor de
operatie uitgereikt zodat deze
er, als de missie van start
ging, gedragen uit zou zien. Hun
werd ook verteld zich elke dag
te scheren, zij die een snor
droegen moesten hem afscheren,
omdat Noorse mannen geen snorren
droegen. Ook moesten zij hun
haar laten groeien en lang haar
dragen op de Noorse wijze. Er
mocht vlak voor de operatie geen
haarwater meer gebruikt worden,
omdat dit waarschijnlijk in
Noorwegen zelf niet meer te
krijgen was. Ook werd hen
bijgebracht een paar Kronen in
een boot als bedankje achter te
laten als zij die zouden moeten
stelen. Als zij gevangen genomen
werden moesten zij alleen
volgens de Geneefse Conventie
hun naam, rang en nummer
prijsgeven
Tijdens het overleg werd
nogmaals benadrukt dat men
tijdens de actie de Engelse
gevechtskleding moest dragen,
dat er geen twijfel zou kunnen
bestaan over het feit dat dit
een operatie van de Geallieerden
was en niet van een lokale
verzetsbeweging, om hiermee te
voorkomen dat er represailles
tegen de burgerbevolking
ondernomen zouden worden.
Elke
soldaat kreeg de volgende
uitrusting mee: normale
gevechtskleding met daaronder
civiele kleding, een witte
winddichte anorak, een wollen
zeemanstrui, een blauwe
skibroek, laarzen met
beenkappen, een paar schoenen
van Noors model , zes paar
sokken, lang ondergoed, khaki
wanten met wijsvinger, een paar
rubber handschoenen (voor de
explosieven), een pet, een
bivakmuts, skisjaal en een
stalen helm. De rest van de
uitrusting bestond uit een
lichte waterproof slaapzak van
ongeveer twee kilo, een Bergen
rugzak, een alcoholkompas en
Stengun met magazijnen,
rantsoenen voor tien dagen, een
EHBO-set en de benodigde
explosieven.
Majoor Munthe, een Gordon
Highlander toegevoegd aan SOE
(zoon van de Zweeds schrijver
Axel Munthe), stelde een memo
samen met daarin een paar zinnen
die de Britse commando's konden
gebruiken tijdens hun
ontsnapping naar het neutrale
Zweden: "Jeg Har vert ut kopt
lit proviant til Mor" (Ik ben
wat boodschappen voor mijn
moeder wezen doen) en "Unskyld
men jag maa hurtigst til
tannlegeren" (Sorry, maar ik
moet zo snel mogelijk naar de
tandarts). Munthe stelde voor om
deze laatste zin met een kurk,
of een steen in de mond uit te
spreken.
Uit deze voorbeelden blijkt wel
hoe ver SOE ging om, zelfs bij
een haastig in elkaar gezette
operatie als Freshman, het
uiterste te doen voor de
veiligheid van de deelnemers.
Munthe's voorstel was op zich
niet zo gek want het was zeer
onwaarschijnlijk dat de mannen
een Duitser tegen zouden komen
die Noors sprak. De meeste
Hollywood films geven de indruk,
zeker bij "The Heroes of
Telemark", dat SOE en Combined
Operations uit een stel dol
dwaze avonturiers bestond die
geleid werden door een stel
roekeloze schooljochies.
De waarheid is echter dat SOE,
ondanks de kritiek in de eerste
jaren van zijn bestaan, een
uiterst effectieve en
professionele organisatie was,
die geleid werd door
intelligente soldaten met
gevechtservaring.
Nu wij toch met mythes en
nonsens bezig zijn, de in 1963
door Kirk Douglas gemaakt film
over de aanval in Vemork werd
door de echte saboteurs ronduit
voor rotzooi uitgemaakt, ondanks
het feit dat een aantal van hen
geholpen hadden bij het tot
stand komen van de film.
In het midden van November 1942
werd het gezelschap naar het
noorden getransporteerd, net
voor de aanvang van de november
maan-periode in de buurt van
het vliegveld Skitten bij Wick.
Het was een vlak landschap
zonder enige bomen, aan de
noord-oost kust van Schotland.
Hier vandaan zou de operatie
beginnen.
Op 15 november gaf
Haugland door dat er 30
centimeter hard bevroren sneeuw
lag op de landingsplaats. Als
het weer zo bleef zou de mars
naar de fabriek niet meer dan
vijf uur in beslag nemen.
Op 18 november 1942
stuurde Louis Mountbatten,
bevelhebber van Combined
Operations, het volgende bericht
naar Premier Churchill via de
natuurkundig adviseur van
Downingstreet, Lord Cherwell:
Zes-en-dertig (in werkelijkheid
waren het 34) leden van de
Airborne Divisie worden op de
nacht van 19 op 20 november, of
de nacht van 26 op 27 november,
per zweefvliegtuig naar de
krachtcentrale, elektrische-
installatie voor de productie
van zwaar-water en de voorraden
zwaar-water gevlogen om deze te
vernietigen. De Nazi's
beschikken over ongeveer 1500 kg
zwaar-water, wat bijna allemaal
in Vemork opgeslagen ligt.
Mochten zij over een hoeveelheid
van vijf ton van dit materiaal
beschikken dan zullen zij in
staat zijn een explosief te
ontwikkelen dat duizend keer
sterker is dan wat voor
explosief waar wij vandaag de
dag over beschikken. Als de
operatie succesvol is, zal het
zeker drie jaar duren voordat de
Nazi's vijf ton zwaar-water
kunnen produceren. Als het
echter mislukt dan kunnen zij
reeds over 18 maanden over deze
hoeveelheid beschikken. De
aanvallers hopen naar Zweden te
kunnen ontsnappen.
Churchill antwoorde: C.C.O. gaat
akkoord, vraag Lord Cherwell om
bij mij rapport uit te brengen
over technische details. Hij is
al mijn adviseur over deze
kwestie. Getekend W.S.C
Van alle landen in Europa was
Noorwegen het meest ongeschikt
voor operaties met zweefvliegen,
deze vliegtuigen zijn al extreem
gevaarlijk zelfs als het terrein
geschikt is en het weer mee zit.
De troepen zelf gaven de
voorkeur aan parachutes, hoewel
deze vergeleken met het huidige
materiaal, nog heel primitief en
gevaarlijk waren.
Zweefvliegtuigen hebben een vlak
landingsterrein nodig en dat is
in heel Noorwegen niet te vinden
met zijn rotsige, slingerende
valleien en fjorden. Landen op
het ijs van de meren was ook
geen optie, door het gewicht van
het toestel met daarin twaalf
zwaar bepakte mannen zou door
het ijs zakken. Het toestel kon
ook een massa keihard ijs voor
zich uit stuwen en daardoor over
de kop slaan.
Door het pokdalige terrein
konden ook valwinden ontstaan
waardoor de moeilijk te besturen
zweefvliegtuigen konden gaan
slingeren als een rodeo stier.
Om het nog erger te maken bleek
het weer in Noorwegen die herfst
verschrikkelijk te zijn, zonder
accurate weersvoorspellingen kon
het maar zo zijn dat men met
prachtig weer zou vertrekken, om
even later in de storm verzeild
te raken die boven de
Hardangervidda raasde. De
piloten van de zweefvliegtuigen
hadden een zeer gevaarlijk
beroep en hun kans op overleving
was uiterst klein naar mate het
aantal operaties opliep.
Nadat zij op standby gezet waren
in afwachting van de aankomst
van Fresman, namen de mannen van
Grouse de plannen keer op keer
door om te voorkomen dat het die
nacht mis zou gaan. Hun inzet
was van vitaal belang gedurende
de gehele operatie. Helberg en
Poulsson moesten de
landingslichten klaar zetten en
het Eureka baken moest op de
juiste plaats staan om de
zweefvliegtuigen naar de
landingsbaan bij de moerassen
bij de Movatn dam te leiden.
Haugland en Kjelstrup moesten
bij de radioset blijven om op
bericht van Londen te wachten om
de landingsbaan gereed te maken.
Helberg moest eerst in de
volgende nacht de telefoonkabels
doorknippen voordat hij en
Poulsson de Britse saboteurs
naar Vemork konden leiden.
Voordat Haugland en Kjelstrup
naar de hut konden terugkeren
moesten zij eerst het Eureka
baken vernietigen en de
landingslichten verzamelen. De
beide Grouse-paren zouden elk
een andere route nemen na de
actie en elk op een aparte plek
een week onderduiken alvorens
men elkaar weer bij een hut in
de buurt van de dam zou
ontmoeten. Tijdens de nacht van
18 november zat men gespannen in
de hut op bericht van Londen te
wachten, maar tot hun
teleurstelling werd het woord
BOY uitgezonden, wat inhield dat
de operatie die nacht niet door
zou gaan. Om kwart over vijf de
volgende middag gaf Haugland aan
Londen door dat het weer in
Telemarken goed was. Er was
enige wind uit het westen en wat
flarden bewolking en het zicht
was tien kilometer. Kort daarop
werd het woord GIRL ontvangen,
de operatie gng van start.
De 34 Royal Engineers, in
volledige gevechtskleding en
beladen met uitrusting, staken
op 19 november op het
vliegveld Skitten de startbaan
over om in hun Horsa
zweefvliegtuigen te klimmen die
door Halifax bommenwerpers
getrokken zouden worden. Naast
de zeventien commando's waren er
nog twee RAF piloten in het
vliegtuig aanwezig. Zij konden
door middel van een telefoonlijn
die in de trekkabel zat met de
piloten in de bommenwerper
communiceren. De planners van
Combined Operations en SOE
hadden uitgerekend dat 15 mannen
nodig waren om de missie
succesvol uit te voeren, maar
zij hadden het aantal verdubbeld
en verdeeld over twee
zweefvliegtuigen. Als er een zou
verongelukken, of tijdens de
landing onder vuur zou komen te
liggen, dan kon de rest de
operatie als nog uitvoeren.
Op het moment dat de vier
vliegtuigen om zes uur 's avonds
vertrokken was het weer gunstig,
er was echter een lichte bries
en een van de weerkundigen op de
basis waarschuwde hiervoor en
vond dat de missie niet door kon
gaan. De wind begon aan te
trekken toen zij boven de
Noordzee vlogen. De
zweefvliegtuigen begonnen te
slingeren en te stampen waardoor
de magen van de commando's
aanboord gespannen werden.
Dergelijke missies wekten altijd
in gelijke mate stress en
opgewondenheid op en als men
daarbij ook nog in de houten
vliegtuig zonder motor zit, wat
ook nog als een gek tekeer gaat,
dan worden de zenuwen danig op
de proef gesteld.
Helberg en Poulsson
zetten het
Eureka-baken in
elkaar, dat hen zou
waarschuwen wanneer de
vliegtuigen in de buurt
waren. Dit soort baken
was aan het begin van de
oorlog ontwikkeld.
Ondanks het feit dat het
ten opzichte van de
huidige systemen uiterst
primitief was, was het
van onschatbare waarde
voor SOE agenten, wiens
levens er soms van af
hingen om met de RAF te
kunnen communiceren.
In het vliegtuig zat een
apparaat wat Rebecca
heette dat pulsen
uitzond richting Eureka
op de grond, deze zond
de pulsen automatisch op
een andere frequentie
uit. Deze pulsen werden
weer door Rebecca
ontvangen en vergeleken
met de eerder
uitgezonden pulsen. Op
deze wijze konden de
piloten precies
vaststellen wat hun
positie was ten opzichte
van Euerka.
Haugland die
Eureka die nacht
bediende zette de
koptelefoon op en
schakelde de spanning
in. Wanneer de
naderende vliegtuigen het
signaal van Eureka ontvingen,
kon Haugland een bepaald soort
brom horen en wist daarmee dat
zij in de buurt waren. Meteen
legden zij drie rode
landingslichten in een driehoek,
elk honderd meter uit elkaar,
met een knipperende witte lamp
in de top die de richting van de
wind aangaf. Met de witte lamp
werd de letter L geseind en deze
werd op het vliegtuig gericht.
De groep zat gespannen te
wachten op het geluid van de
bommenwerpers.
Zij wachtten en wachtten, totdat
om twintig voor tien Helberg en Poulsson het geluid van een
vliegtuig hoorden dat naderde
vanuit het zuid-westen en
Haugland hoorde een zwak geluid
uit het Eureka apparaat komen.
Eindelijk waren de Engelsen er!
Over een aantal uren zouden zij
optrekken naar de fabriek in
Vemork en daarmee voor het eerst
met de vijandige bezettingsmacht
geconfronteerd worden. Hun
harten sprongen op bij het horen
van het vliegtuig dat minder dan
twee kilometer van hen
verwijderd was in de enorme
verlatenheid van de
Hardangervidda. Maar de moed
zonk hun in de schoenen toen zij
hoorden dat het vliegtuig van
hen vandaan draaide. Het
volgende uur konden zij af en
toe het geluid van een vliegtuig
horen omdat de RAF piloten
naarstig naar het baken in de
witte wildernis onder zich aan
het zoeken waren. Het was voor
de mannen van Grouse niet
duidelijk of het om een, of twee
vliegtuigen ging. De bewolking
begon dikker te worden en in de
war gebracht door de hoeveelheid
meren en ravijnen onder zich,
kon de bemanning niet bepalen
waar het landingsterrein lag. De Grouse-groep voelde zich
hulpeloos. Om elf uur hoorden
Poulsson en Helberg voor het
laatst het geluid van een
vliegtuig en een half uur later
keerden zij terug naar de hut.
"Wij hebben absoluut het geluid
van vliegtuigmotoren gehoord,
maar er gebeurde maar niets"
vertelt Helberg achteraf. "Het
weer was niet eens heel erg
slecht, er was een beetje
bewolking, wat wind, maar het
stormde zeker niet. De maan was
zichtbaar en daardoor was het
niet eens heel erg donker! Na
de oorlog bevestigde Haugland
dat er enig contact was geweest
tussen het Rebecca- en
Eurekasysteem en dat zij het
vliegtuig boven zich hadden
gehoord. Ik heb nog geprobeerd
met Engeland contact op te nemen
vanwege het weer, maar ik kon er
niet door komen. Ik had last van
storing veroorzaakt door het
Eureka systeem, maar al snel
hoorden wij het geluid van
vliegtuigmotoren boven ons, maar
het stierf weer weg. Om vijf
voor twaalf ontving Combined
Operations een vaag bericht dat
een van de zweefvliegtuigen
boven zee, vlak voor de Noorse
kust, losgekoppeld was, maar er
was geen nieuws over het
sleepvliegtuig. Om half twee
ontvingen zij het bericht dat
een van de Halifax
bommerswerpers veilig op Wick
was geland. Tijdens het
ochtendgloren stegen tien
vliegtuigen op om voor de Noorse
kust naar het zweefvliegtuig te
zoeken, maar zij keerden allen
terug zonder iets gevonden te
hebben. Gedurende de volgende
twee dagen was er veel
verwarring over het lot van de
bommenwerper en de twee
zweefvliegtuigen. Op de derde
dag onderschepte een
luisterstation een Duits bericht
waarin vermeld werd dat twee
zweefvliegtuigen en een
bommenwerper gedwongen waren te
landen en dat de sabotagetroepen
waren aangevallen en geelimineerd. Wat er echt met de
manschappen gebeurd was werd pas
duidelijk toen Engelse troepen
na de oorlog naar Noorwegen
terugkeerden.
Een van de bommenwerpers met een
zweefvliegtuig achter zich, had
de dropzone bereikt, maar omdat
men niet zeker wist of dit de
juiste lokatie was en omdat de
brandstofvoorraad snel afnam
besloot de bemanning de
terugweg te aanvaarden. Vechtend
om hoogte te winnen vloog het
vliegtuig een wolk in en er
ontstond hevige turbulentie . De
trekkabel bevroor compleet en
brak, hierdoor stortte het
zweefvliegtuig in de
ijzingwekkende spiraal met 160
km/uur met de neus naar beneden.
De vliegtuigen waren in de buurt
van de kust toen de kabel
knapte, dit verklaart waarom de
RAF bemanning een bericht naar
het hoofdkwartier stuurde dat
men het zweefvliegtuig boven zee
had losgelaten. Daarentegen
stortte het vliegtuig in de met
sneeuw bedekte bergen op een
plek die Fyljesdal
genoemd wordt bij Lysefjord.
Door de crash kwamen direct
zeven mensen in het vliegtuig om
het leven. Van de gewonden had
er een een gebroken rug en was
vanaf de heupen verlamd, een
ander had twee gebroken benen,
een had een gebroken kaak en een
had een schedelfractuur en
ernstige ademhalingproblemen.
Crashsite Horsa DP 349
Crashsite Horsa HS 144 &
Geplande Drop Zone
Halifax W 7801
Tom Conacher de adjudant aan
boord van de Halifax zei:"Wij
maakten een bocht en vlogen
terug naar huis. Wij waren
praktisch bij de kust toen er
ontzettend veel ijsvorming
ontstond. Ik zag dat de
sleepkabel ook begon te
bevriezen en het zweefvliegtuig
zat niet langer recht achter
ons. Toen knapte de kabel en ik
zag hem wegschieten. Op een
gegeven zag ik een geweldige
oranje vuurbal naast ons en ik
nam aan dat het hier om het
zweefvliegtuig ging".
De vijf niet gewonde commando's
uit het zweefvliegtuig
verpleegden de gewonden eerst zo
goed mogelijk en gingen
vervolgens op weg om hulp te
halen. Zij hadden kunnen
proberen naar Zweden te
ontsnappen, maar zij wilden hun
gewonde kameraden niet in de
steek laten. Zij gaven zich over
in de veronderstellingen dat hun
collega's volgens de Geneefse
Conventie verzorgd zouden worden
en dat zij uiteindelijk allemaal
tot het einde van de oorlog in
een krijgsgevangenkamp terecht
zouden komen. Toen een groep
Noren met de commando's naar het
wrak gingen troffen zij daar een
ware hel aan, Zij zagen acht
lichamen, inclusief die van een
soldaat die het wrak was
uitgekropen en aan onderkoeling
en bloedverlies was overleden.
Van een was de buikwand
opengescheurd en hij was met
zijn ingewanden aan de grond
vastgevroren. De gewonden kregen
morfine toegediend en werden op geimproviceerde brancards van de
heuvel naar beneden gedragen
naar een nabij gelegen
boerderij.
Kort daarna arriveerden er twee
groepen Duitsers, eerst een
aantal gewone soldaten en daarna
een groep SS-ers onder commando
van een Gestapo-officier. De
doden werden zonder enige vorm
van ceremonie in een ondiep graf
gegooid. De Noorse bevolking
verzocht de Nazi's de volgende
dagen om de doden een passende
begrafenis te mogen geven, maar
dit werd keer op keer geweigerd.
Later heeft men een hek om het
graf gezet om te voorkomen dat
er dieren bij zouden komen. Na
de oorlog werden de lichamen
opgegraven en met alle eer
herbegraven op de begraafplaats
van Eiganes in de buurt van
Stavanger.
Wrak van een Horsa
zweefvliegtuig.
De vijf niet gewonden werden
naar het concentratiekamp Grini
bij Oslo afgevoerd en bleven
daar tot eind januari 1943. Toen
werden zij geblinddoekt en naar
het Trandum Bos gebracht en door
middel van een nekschot om het
leven gebracht.
Na de oorlog
werden zij herbegraven in de
Gemenebest Oorlogs Graven in
Vestre Gravland, een buitenwijk
van de Noorse hoofdstad.
De vier gewonden waren korporaal
James Cairncross uit Hawick,
Chauffeur Peter Farrell uit
Marleybone, Korporaal Trevor
Masters uit Cobh, County Cork,
Ierland en Genist Eric Smith uit
Paddington. Zij werden door de
Gestapo meegenomen en wat er met
hen gebeurd is, is eigenlijk te
gruwelijk om te lezen. Onderzoek
van de Geallieerden na de oorlog
over de dood van deze vier heeft
geleid tot een rechtzaak voor
oorlog- misdaden, hierin werden
alle gruwelijke details van hun
marteling en dood ten toon
gespreid. Zelfs in Gestapo
normen, die al behoorlijk heftig
waren, was de behandeling van de
vier uiterst extreem. De vier
werden naar gevangenis A in de
Lagodsveien in Oslo gebracht en
aan de Gestapo overgelaten. De
mannen hadden erg veel pijn,
want zij waren sinds zij bij de
plaats van het ongeluk waren
opgehaald niet meer behandeld.
Drie van hen werden geslagen en
half gewurgd met leren riemen
alvorens men op hun keel en
borst ging staan, waarna hun
bloedbanen met lucht werden geinjecteerd. Zij stierven heel
langzaam en onder hevig pijnen.
De vierde man, die het minst
gewond was zat in een aparte
cel, maar hoorde hun geschreeuw
en gekreun tot het uiteindelijk
stil werd. Hij lag die nacht in
zijn cel angstig te wachten op
zijn "behandeling", maar er werd
hem een langzame pijnlijke dood
bespaard. De volgende dag kreeg
hij een nek- schot terwijl hij
de trappen van de gevangenis
afdaalde naar de kelders. De
vier lichamen werden vanaf een
schip op zee overboord gegooid.
Na beeindiging van de
vijandelijkheden werden drie
nazi's in staat van
beschuldiging gesteld door het
oorlog tribunaal. Twee werden
ter dood veroordeeld en een tot
levenslange gevangenisstraf,
omdat hij een bijrol had
gespeeld bij de dood van de drie
jonge soldaten.
Monument in Eiganes
IIN
MEMORY OF FOUR
ROYAL ENGINEERS 1ST BRITISH
AIRBORNE DIVISION:
EERSTE-KORPORAAL T. L. MASTERS
KORPORAAL J. D. CAIRNCROSS
CHAUFFEUR P.
P. FARRELL
GENIST E. J. SMITH
Er heerste veel verwarring over
het lot van de andere
bommenwerper en het tweede
zweefvliegtuig, maar toen de
feiten boven water kwamen waren
de details net zo schokkend. Op
11 december 1942, drie
weken na de start van operatie
Freshman, ontving SOE een
bericht van een van zijn agenten
die werkzaam was in het
zuidelijke deel van Telemarken
onder de codenaam SWAN. Hij
berichtte dat het zweefvliegtuig
tegen een berg was gevlogen bij
de kerk van Helleland in de
buurt van Egersund, 200
kilometer verwijderd van zijn
feitelijke bestemming. Twee
bemanningsleden waren op slag
dood, de overigen waren allemaal
gewond. Alle gevangen werden
ongeveer twee uur lang verhoord
en daarna meteen doodgeschoten.
Ook hun lichamen werden in een
ondiepe kuil gedumpt en na de
oorlog herbegraven op het
kerkhof van Eiganes. Die dag
waren in Stavanger en omgeving
de scholen gesloten en hingen de
vlaggen halfstok.
De Halifax die het zweefvlieg
had gesleept was vrijwel meteen
toen het zweefvliegtuig los
raakte tegen een berg gevlogen,
waarbij alle inzittenden om het
leven waren gekomen. De Nazi's
dumpten de stoffelijke resten in
een moeras. Na de oorlog werden
zij herbegraven op het kerkhof
van Helleland . Na de oorlog
hebben de geallieerden veel tijd
gestoken in het opsporen van de
schuldigen van deze
moordpartijen, welke het gevolg
waren van het zogenaamde "Furerbefehl".
Dit bevel werd op 18 oktober
1942 door Hitler uitgevaardigd.
Hij was van mening dat de wijze
van oorlogvoeren door middel van
sabotage- en commando- acties
niet tot de Geneefse Conventie
behoorde en daarom moesten alle
leden van deze groepen direct
aan de Sicherheits Dienst worden
overgedragen om geexecuteerd te
worden.
Zowel op vliegveld Wick, als in
Noorwegen zijn monumenten ter
herinnering aan de slachtoffers
opgericht
Grouse was die nacht van de
operatie met een sterk gevoel
van teleurstelling naar bed
gegaan, maar dit gevoel
veranderde in wanhoop toen zij
via SOE de tragische
belevenissen van die nacht te
horen kregen. "Het was een
bittere ervaring" zo vertelt Poulsson.
"Mede gezien het feit
dat juist de dagen na die nacht
het goed weer bleef". Freshman
was niet alleen een menselijk
drama, ook tactisch gezien was
het een ramp. Ruim dertig man
elitetroepen waren gesneuveld,
maar de Nazi's waren er ook
achter gekomen wat het doel van
de missie was en begonnen
massaal fortificaties rond de
fabriek in Vemork aan te
brengen. De kans op een
succesvolle actie in en rond de
fabriek was dan ook nog maar erg
klein. Het lag voor de hand dat
de Nazi's het hele gebied uit
zouden kammen en massaal mensen
zouden arresteren om er achter
te komen wie betrokken was bij
de planning van de
sabotageoperatie. De
Grouse-groep was nu heel
kwetsbaar en waren gedwongen
zich terug te trekken in een van
de meest afgelegen gebieden
binnen de Hardangervidda tot het
gevaar voorbij was. SOE stuurde
een spoedbericht naar de groep
dat zij zich zo snel mogelijk in
veiligheid moesten brengen. Hen
werd gevraagd om de Duitse
versterkingen in kaart te
brengen en plannen te bedenken
voor een nieuwe missie. Met de
zin: "Houd de rug recht, wij
zullen de klus klaren", eindigde
het telegram. De groep trok zich
zoals gezegd terug diep in de Hardangervidda. Wel melden zij
het hoofdkwartier dat twee van
hen regelmatige
verkenningsacties vanuit de
nieuwe locatie zouden uitvoeren.
De komst van de winter maakte
het twijfelachtig of een
dergelijke operatie nog wel
mogelijk was, maar zij stelden
Londen op de hoogte dat zij
bereid waren de missie zelf uit
te voeren. "Wordt de volgende
actie weer door Engelsen op
dezelfde manier
uitgevoerd""vroegen zij Londen.
'ski-ers zijn in het voordeel.
Als wij enige hulp kunnen bieden
willen wij graag aan de actie
deelnemen".
Ondertussen begonnen de Nazi's
met een geweldige veegactie om
te radiobedienaar te pakken te
krijgen die naar hun idee
betrokken moest zijn geweest bij
operatie Freshman. In een
publicatie in The Times,
geschreven door een
correspondent van de krant uit
Stockholm, was te lezen dat in
Rjukan een vals luchtalarm was
afgegeven, waarna de inwoners
binnen moesten blijven en de
stad bezet werd door 200
Gestapo-agenten die met machine
geweren en granaten bewapend
waren. Na een serie invallen,
die vijftien uur duurden en
waarbij 22 Noren werden
gearresteerd en verhoord konden
de Nazi's de man die zij zochten
echter niet vinden.
Operatie Freshman was al een
ramp voordat deze goed en wel
begonnen was, een plan dat
ontstaan was op basis van wilde
plannen en wanhoop, in plaats
van vertrouwen. Zelfs al was de
landing goed afgelopen en zelfs
al hadden zij kans gezien hun
missie met succes te vervullen,
dan nog was het zeer
onwaarschijnlijk geweest dat zij
uit de handen van de Nazi's
hadden kunnen blijven en het was
zeer zeker de vraag geweest of
zij kans hadden gezien 400
kilometer door bevroren,
onbegaanbaar terrein te kunnen
trekken. Het leek meer op een
zelfmoordactie die de paniek en
de noodzaak van de Geallieerden
weergaf om het Nazi's
atoomprogramma een halt toe te
roepen. De vraag rijst of de
planners van de operatie op de
hoogte waren van de gevaren van
de Noorse wildernis in de
winter. Goed getrainde Noren
hadden deze operatie uit kunnen
voeren, deels omdat zij zich als
burgers voor konden doen, maar
hoofdzakelijk om dat zij weten
hoe zij het klimaat en het
terrein kunnen overleven.
Tor Nicolaysen is een
bergbeklimmer en
outdoorspecialist, die naast
andere zaken ook toeristen langs
het pad en de hutten van de
zwaar-water operatie leidt. Hij
is tevens eigenaar van het hotel
Rjukan Fjellstue, wat op vijf
kilometer afstand van Vemork
ligt. Hij kent als geen ander de
Hardangervidda en hij betwijfelt
of de commando's van Freshman in
dit terrein hadden kunnen
overleven. "Ik denk dat zij de
klus in Vemork best hadden
kunnen klaren, maar ik denk niet
dat zij hadden kunnen
ontsnappen. Zij hadden geen
ski's bij zich, hadden geen
training gehad voor deze
weersomstandigheden en in
november 1942 was het weer
verschrikkelijk slecht.
Als de mannen kans hadden gezien
om de missie succesvol uit te
voeren, de tocht naar Zweden te
overleven, dan was deze actie in
de geschiedenisboeken terecht
gekomen als een van de
stoutmoedigste, de dapperste en
de belangrijkste uit de
militaire geschiedenis. De
soldaten van Freshman waren
geharde, goed getrainde
professionals, maar zij hebben
nooit de kans gehad om zichzelf
te bewijzen.
Na het ter ziele gaan van
operatie Freshman werd de
noodzaak om een dergelijke
operatie opnieuw op te zetten
steeds groter, terwijl de kans
van slagen steeds kleiner werd.
Het vermoeden van de Nazi's dat
de Geallieerden alles op alles
zouden zetten om het Duitse
atoomprogramma de grond in te
boren, werd bevestigd door de
vondst van een kaart op een van
de crashgebieden waarop Vemork
omcirkeld was. Ieder element van
verrassing was hiermee verloren
gegaan. De Engelsen zouden
komen, maar of zij nu over land,
over zee of vanuit de lucht
kwamen, de Nazi's stonden in
steeds toenemende aantallen,
achter steeds sterker wordende
fortificaties, op hen te
wachten.
De Nazi's hadden steeds gedacht
dat de zwaar-water
productiecellen in de kelders
van de fabriek veilig waren ,
beschermd door natuurlijke- en
door hen aangelegde
concentrische defensieve ringen.
De eerste verdedigingslijn werd
gevormd door de Noordzee en de
zwaar gefortificeerde kustlijn.
Dan was er nog een enorm groot
gebied rond de fabriek en de
toegangen tot de Rjukanvallei
die gegeseld werden door de
ijskoude wind en de
bloedstollende koude. De vallei
zelf was alleen maar bereikbaar
via een enkele weg. Dus zou elke
groep saboteurs die dapper of
gek, genoeg waren om de vallei
op ski's te benaderen en daarbij
niet ontdekt werden.Moesten
daarna nog kans zien te voet de
verraderlijk steile kliffen af
te dalen. De Nazi's geloofden
niet dat het mogelijk was om de
kloof te bedwingen en
concentreerden hun
verdedigingswerken rond de
hangbrug over de kloof en de
buizen die achter de fabriek van
de helling naar beneden liepen.
(Vandaag de dag trekt de kloof
de wereldtop van de ijsklimmers
aan, wat een indruk geeft van de
zwaarte van de beklimming) Als
de Engelsen tot het
fabriekscomplex zouden
doordringen, wat hoogst
onwaarschijnlijk was, dan zouden
zij eerst de Nazi verdedigers
moeten elimineren, vervolgens
tot de kelders moeten
doordringen en hun explosieven
aanbrengen voordat de Duitse
versterkingen vanuit Rjukan
zouden arriveren.
Vanuit militair oogpunt was dit
een onmogelijke optie. Als de
Engelsen het wilde proberen, dan
geluk ermee, vonden de Nazi's en
dit gaf precies hun arrogante
houding weer. Maar dit was nou
precies wat SOE een paar dagen
na het falen van operatie
Freshman van plan waren te doen.
Het enige verschil was dat het
uitgevoerd zou worden door
Noren, verkleed als Engelse
soldaten.
SOE was nu alleen
verantwoordelijk voor de nieuwe
missie, want een gecombineerde
operatie samen met Combined
Operations bleek niet werkbaar.
De Noorse sectie in Schotland
kreeg opdracht een aanvalsgroep
samen te stellen die gedurende
de volgende volle maan in
december gedropt zouden worden.
De nieuwe operatie kreeg de
codenaam GUNNERSIDE. Er mocht
geen tijd meer verloren gaan
want het was al bijna een jaar
gelden dat de productie van
zwaar-water in Vemork met 300%
was opgevoerd en men maakte zich
ook zorgen over de
kwartiermakers die hun kamp op
de Hardangervidda hadden
opgeslagen.
De SOE chefs wisten dat de
rantsoenen van Grouse een
gevaarlijk dieptepunt zouden
bereiken en zij waren bang dat
hun kans op overleven gedurende
de komende de winter te klein
waren. Alle vegetatie zou immers
verloren gaan in de
sneeuwstormen, het ijs en de
ijskoude poolwind.
De rendierkudden zouden weldra
naar het zuidelijke deel van de
Hardangervidda trekken, maar
niemand kon voorspellen wanneer.
Vlees en vet zouden voor de
mannen overigens niet voldoende
voedingstoffen leveren om het
voorjaar te halen. Om te kunnen
overleven zouden zij ook
vitaminen en koolhydraten nodig
hebben in de vorm van fruit en
groenten.
Enkele dagen na de Freshman
tragedie, ontving de groep het
bericht dat een volgende aanval
gepland was en dat deze in de
week voor Kerstmis 1942
uitgevoerd zou gaan worden.
De codenaam van hun eigen
operatie zou veranderd worden
van Grouse in SWALLOW, om
er zeker van te zijn dat de
Nazi's op een verkeerd spoor te
zetten die mogelijk iets van hun
bestaan te weten waren gekomen
gedurende de ondervragingen in
de directe periode na Freshman.
Zij besloten de Sandvatn hut
te verlaten en niet meer via de
radio met Engeland contact op te
nemen tot zij er zeker van waren
dar de Nazi-razzia's voorbij
waren. Het was een uiterst
gespannen situatie en Grouse
begreep heel goed dat het beste
wat zij nu konden doen was
onderduiken tot alles weer
rustig werd.
De SOE-regels waren heel
duidelijk, Swallow mocht onder
geen beding contact opnemen met
een andere SOE-agent, maar zowel
Swallow, als Skinnerland, waren
met elkaars aanwezigheid in het
gebied bekend. Het was echter
niet te voorkomen dat zij
elkaars pad kruisten omdat
Swallow hulp nodig had bij het
uitvoeren van hun taken.
Skinnerland die hun accu's op
kwamen halen om deze bij te
laten laden stelde voor dat zij
uit zouden wijken naar de
Grasdalenhut die eigendom was
van het hoofd van de Milorg-cel
in Rjukan. Milorg was de naam
van de ondergrondse
verzetsbeweging in Noorwegen. De
vier besloten zich weer in twee
paren op te delen, alle
uitrusting te verdelen en een
tijdje bij elkaar uit de buurt
te blijven.
Op 23 november
arriveerden zij in hun nieuwe
onderkomen met al hun
uitrustingen behalve het Eureka
apparaat dat elders verstopt was
en van hieruit vertrokken zij
weer naar de plek bij Fjarefit
waar zij de containers hadden
verstopt om de rest van de
uitrusting op te halen. In het
donker waren zij echter niet in
staat de containers te vinden en
waren gedwongen die nacht in hun
slaapzakken in sneeuwholen door
te brengen omdat op de
Hardangervidda een sneeuwstorm
was opgestoken. De volgende dag
konden zij ondanks een geweldige
sneeuwstorm hun containers
vinden en konden zij dankzij een
windscherm, gemaakt van de
parachute, de voorraden
verdelen.
Poulsson en Kjelstrup gingen
naar een gebied genaamd Vinje,
terwijl Haugland en Helberg alle
voorraden die zij maar konden
dragen naar de hut in Grasdal
brachten. Het eerste paar werd
soms letterlijk door de kracht
van de wind omver geblazen.
Volgens Poulsson moesten zij
gewoon op handen en voeten
kruipen om nog vooruit te kunnen
komen. Zij waren gedwongen om in
de nabij gelegen boerderijen
onderdak te zoeken. Dit zouden
zij normaal alleen doen in een
noodgeval omdat zij bang waren
dat mogelijke geruchten over hun
aanwezigheid ook ter ore zou
komen van de Nazi's of Noorse
collaborateurs. Deze laatsten
werden in Noorwegen Quislings
genoemd. Beiden werden echter
steeds door vaderlandslievende
Noren ontvangen die geen vragen
stelden en een aantal dagen
later waren de vier weer bij
elkaar in de Grasdal hut om
vandaaruit elk apart weer op pad
te gaan.
De volgende twee weken ontweken
alle vier leden van Swallow de
Nazi-razzia's alleen, of in
paren, voordat zij naar de
Grasdalhut terug keerden.
Volgens Poulsson was het
opmerkelijk dat zij kans hadden
gezien de zoekacties te
ontwijken. Hij en Kjelstrup
kamen in het gebied rond Rauland
aan terwijl de Nazi's er net weg
waren, terwijl Haugland er net
vertrokken was voordat de Nazi's
eraan kwamen. Helberg had met
Torstein Skinnerland op een
bepaald punt afgesproken, maar
hij was godzijdank gezien het
verschrikkelijke weer niet in
staat geweest te komen. Die dag
was Torstein namelijk door de
Nazi's gearresteerd en naar het
concentratiekamp in Grini, bij
Oslo, gestuurd. Een ander lid
van de Skinnerlandfamilie, Olav,
was ook gearresteerd in een
poging van de Nazi's om alle
vormen van verzet in het gebied
rond Rjukan uit te roeien.
De arrestatie van Torstein
Skinnerland was niet alleen een
slag voor Swallow, naar ook voor
de Geallieerde Inlichtingen
Dienst. Gelukkig was zijn broer
Einar tijdig gewaarschuwd en kon
hij naar de Hardangervidda
ontsnappen. Terwijl de Nazi's
het gebied uitkamden om Einar te
vinden, besloot men dat het
voor iedereen beter was dat
Einar bij hen zou blijven tot de
zoekacties voorbij waren. Einar
bleek een geweldige aanvulling
voor het team te zijn. Zonder
hem hadden zij niet kunnen
overleven, laat staan de
operatie hebben kunnen
uitvoeren. Hij bleek een man met
een goed humeur te zijn en met
zijn opgewekte geest en altijd
aanwezige glimlach wist hij de
spirit van het team weer flink
op te krikken. In zijn rapport
van na de oorlog schreef
Helberg: "Het was een plezier om
in zijn gezelschap te zijn, hij
was een belangrijke factor in
ons bestaan in die moeilijke
omstandigheden". Skinnerland
verzamelde gegevens over
troepenconcentraties in de
omgeving, over de productie van
zwaar-water in Vemork, hij
bracht munitie voor de
rendierjacht en laadde de accu's
op voor de zender en het
Eureka-apparaat. Via zijn broer
Torstein had Einar de groep al
eens eerder van voorraden
voorzien toch dat was meestal
alleen meel en havervlokken,
maar alle beetjes hielpen. Nu
bracht hij ons ook extra dingen
zoals gedroogde melk,
sardientjes, bonen, haver,
aardappels en andere zaken. Deze
dingen waren de jeu van ons
bestaan, aldus Poulsson. Maar
met de arrestatie van Torstein
was deze bron van voedsel
weggevallen en nu moest het team
hun eigen kostje bij elkaar zien
te scharrelen in afwachting van
de zwaarste winter in jaren die
het gebied zou treffen.
Wanneer Einar bij hen in de hut
was, was hij een bonk rustloze
energie , kookte eten, hakte
hout en maakte schoon. Hij was
ook een van de beste ski's van
het Telemarken gebied, hij kende
het gebied net zo goed zoals wij
onze achtertuin kennen. Zijn
vindingrijkheid en zijn
praktische waardigheden redden
ook het radiocontact met
Engeland. De handgenerator,
nodig om de apparatuur van
spanning te voorzien, was een
stukje machinerie dat vol kuren
zat. Daarnaast putte het
ronddraaien van de handels
degene die moest draaien
volledig uit want de generator
liep heel zwaar. Omdat de leden
van Swallow te weinig energie
binnen kregen was het bedienen
van de generator een vervelend
karwei voor het team. Op een
nacht was de situatie hopeloos.
Het vliegtuig dat het
Gunnerside-team zou brengen werd
verwacht, maar het team kreeg de
generator niet aan de praat en
men was bang geen contact te
kunnen maken met de RAF piloten
door middel van Eureka.
Skinnerland was echter redder in
nood, hij deed een paar
noodreparaties waardoor de
generator weer spanning leverde,
maar de dropping werd afgezegd.
De volgende dag fabriceerde
Skinnerland langere handels
zodat het team de generator kon
bedienen zonder uitgeput te
raken. De mannen hadden ook
problemen met de radioset, zij
konden wel boodschappen
ontvangen, maar niet meer zelf
zenden. Einar slaagde er echter
in de onderlinge verbindingen
van de radio aan te passen en
sloot de generator direct op de
radioset aan.
Dit keerde het tij, dankzij
Skinnerland's initiatieven was
Swallow in staat om contact met
Londen te onderhouden en daarmee
was de operatie gered. Zonder Skinnerland's handige
oplossingen zouden wij nooit in
staat zijn geweest de missie met
succes uit te voeren, vertelde
Helberg aan Engelse officieren.
"Zonder hem zou de doelmatigheid
van het verzamelen van
informatie heel laag zijn
geweest. Zonder hem zou de
verbinding met Engeland
verbroken zijn. Zonder hem
zouden wij nog minder voedsel
hebben gehad, tot de jacht op
rendieren begon. Hij was
onmisbaar". Helaas gaf het
weinige brood dat hij hen toe
wist te spelen nog meer
problemen.
Van het Noorse brood kregen wij
steeds diaree, aldus Poulsson.
Bericht van 4 december 1942,
hierin wordt de komst van
Gunnerside aangekondigd. Norsk
Hjemmefrontmuseum.
Het waren zware tijden voor
iedereen die met de missie te
maken had. De voedselvoorraden
waren erg laag, het Eureka-baken
was niet bij hen in de buurt,
Zij moesten zeker zijn van de
sterkte van de bewaking in
Vemork, een absolute voorwaarde
om de operatie uit te kunnen
voeren. Maar het was lastig voor
hen om zich te verplaatsen
zonder achterdocht te wekken.
"Wij hadden drie taken terwijl
wij op team Gunnerside
wachtten", zei Poulsson. "De
eerste taak was om in leven te
blijven, de tweede taak was het
contact met Engeland te
onderhouden en de derde taak was
contact te maken met mensen die
ons van informatie konden
voorzien over wat er in de
fabriek in Vemork gebeurde en
wat de Duitsers van plan waren".
Op 11 december 1942
maakten zij weer contact met
Engeland en kregen te horen zich
gereed te houden voor de komst
van team Gunnerside binnen een
week. Lichamelijk was de groep
in slechte conditie doordat zij
gedurende de voorgaande weken te
weinig en niet voedzaam genoeg
hadden gegeten.
Toen zij op 16 december
op stand-by werden gezet was
iedereen ziek, zij hadden koorts
en hevige maagkrampen. "Wij
werden ziek na het eten van
gedroogd vlees dat wij in een
hut hadden gevonden. Het was in
zout bewaard voor ongeveer twee
maanden, wij maakten de fout het
vlees niet eerst in water af te
spoelen en het niet twee keer te
koken om van het zout af te
komen", zo vertelt Haugland. "Ik
ben nog nooit zo ziek geweest,
maar het duurde gelukkig niet
lang".
Ondanks dat zij ziek waren
trokken Helberg en Kjelstrup
erop uit om zich door het
bevroren landschap te worstelen
om het Eureka-baken bij de
Sandvatnhut op te halen.
Poulsson ging er elke dag met
zijn
Krag-geweer op uit om rendieren
te zoeken. Hij had deze van
Einar gekregen samen met een
paar magazijnen met patronen.
Helaas was het weer te slecht en
kon Poulsson geen rendieren
vinden.
Hun toestand verslechterde nog
meer toen zij door hun voorraad
droog stookhout heen waren, maar
niemand klaagde er tegenover een
ander over. Hun krachten
begonnen langzaam maar zeker af
te nemen en
Kjelstrup en Helberg kregen
hongeroedeem en beiden zwollen
ongeveer 10 kilo op. Deze
opgeblazen toestand ontstaat
doordat het lichaam heel veel
vocht vast houdt, hierdoor
moeten de mannen zo'n zes keer per
nacht urineren, wat hun
uitputting weer verergerde. Het
werd steeds moeilijker om 's
nachts uit slaapzakken te komen
om te gaan plassen. Af en toe
had de hele groep last van
duizelingen, koorts en sterke
vlagen misselijkheid.
"Wij waren al snel door al onze
rantsoenen heen, behalve een
klein voorraadje dat wij voor
noodgevallen apart hielden",
aldus Helberg. "Wij probeerden
rendieren te vinden, maar er
waren er geen in ons gebied te
vinden. Rendieren trekken altijd
tegen de wind in en de wind kwam
domweg uit de verkeerde
richting. Wij braken in hutten
in om iets eetbaars te vinden,
maar wij hadden niet veel
succes. Gedurende vredestijd
lieten de mensen vrij veel
basisvoorraden zoals suiker,
haver of gedroogde vis in de
hutten achter, maar omdat er
door de oorlog een voedseltekort
was waren de hutten vrijwel
leeg".
Een van de meest opmerkelijke
zaken van de strijd van Swallow
om onder deze verschrikkelijke
omstandigheden te overleven was
dat zij hun kalmte bewaarden en
hun gevoel voor saamhorigheid
nooit verloren. Niemand verloor
zijn geduld, zij vertelden
elkaar verhalen over hun jeugd,
tapten moppen en keken vooruit
hoe Noorwegen eruit zou zien na
de oorlog wanneer het land van
Nazi's bevrijd zou zijn. De
geestkracht van elk van de leden
van het team was bepalend voor
het succes van de missie. Hun
mentale gezondheid was bijna net
zo belangrijk als hun
lichamelijke conditie, ondanks
de enorme druk waren zij in
staat positief te blijven
denken. "Wij leefden de hele
tijd in de bergen onder
primitieve omstandigheden"
volgens Poulsson. "Wij zagen
nooit andere gezichten, onder
deze omstandigheden kan de
zogenaamde "Poolziekte"
ontstaan, deze ziekte was niet
bekend bij ons. Het waren de
primitieve omstandigheden
waaronder wij moesten leven en
dat nam al onze energie weg. Wij
hadden gewoon de tijd niet om op elkaar's zenuwen te werken.
Het overlevingselement en de
kunst van het buitenleven waren
de sleutelelementen van het
verhaal van de pogingen van de
Geallieerden om het Duitse
atoomprogramma te vernietigen.
Misschien heeft het gebied niet
de hellingen en de pieken van de
Alpen of de Himalaya, de
vriendelijk glooiende heuvels
van de Hardangervidda kunnen
bedrieglijk zijn. Het is
eigenlijk een vergrote versie
van het Engelse Dartmoor, maar
dan in een poolgebied, een paar
honderd meter hoger en
blootgesteld aan de geselende
stormen uit het noorden. Het
vreemde van de Hardangervidda is
dat het maar 200 kilometer van
Oslo en het dichtbevolkte gebied
van de zuidkust verwijderd is.
Wij moeten dankbaar zijn dat
zo'n gebied nog bestaat, maar in
de winter van 1942 op 1943 zaten
de mannen van Swallow daar
beslist niet voor hun plezier.
De sfeer van onzelfzuchtigheid
van het Swallow- team gedurende
hun gedwongen verblijf op de
Hardangervidda is beslist
opmerkelijk. Iedereen die
gedurende een langere periode
met een groep mensen in de
wildernis heeft gezeten begrijpt
dat de spanningen hoog op kunnen
lopen en zelfs de onderlinge
band tussen de leden op het spel
kan zetten.
Hen was nooit verteld wat het
eigenlijke doel van de missie
was en zij hadden geen idee wat
er voor de Geallieerden op het
spel stond. Op hun schouders lag
een loodzware taak, namelijk de
toekomst van een vrije wereld.
Zij wisten ook niet dat
Churchill in Londen
handenwringend op nieuws over
hun missie zat te wachten, net
als Roosevelt in Washington.
Voor hen was het slechts een
taak die hun was opgedragen in
het kader van een wereldoorlog.
Ondanks de immense problemen die
zij moesten zien te overwinnen,
klaagden zij daar nooit over in
hun communicatie met Londen. Ook
vielen zij nooit tegen elkaar
uit ondanks hun wanhopige
situatie. Het is bepaald niet
overdreven om te stellen dat de
dood, of een ernstige ziekte,
hen dagelijks gedurende die
periode in de ogen keek. Toch
was hun gevoel voor humor en het
gevoel van een onbreekbare
onderlinge band de reden dat zij
voortdurend hun grenzen van
menselijk kunnen verlegden en
daardoor in staat waren hun
missie te volbrengen.
Poulsson: 'Wij konden allemaal
skien, wij konden allemaal
kaartlezen, konden kompas lezen
en wij hadden de vaardigheden om
de extreme kou zelfs buiten te
overleven als wij niet in staat
waren om op tijd naar de hut
terug te keren. Eenzaamheid
heeft een lichamelijk aspect,
maar het psychologische aspect
is ook heel belangrijk.
Langzamerhand leer je je
kameraden erg goed kennen, alle
hun goede en slechte
eigenschappen. Een klein
dingetje kan onder die
omstandigheden een enorme zaak
worden, maar ik had het geluk
dat ik mannen van het hoogste
kaliber bij mij had.
Kameraadschap is heel belangrijk
en mijn mannen hadden de juiste
mentaliteit. Zij hadden een
enorm uithoudingsvermogen. Als
zij zagen dat er iets moest
gebeuren dan deden zij dat
gewoon zonder eerst te wachten
of een ander het zou doen. Zij
vonden het heel belangrijk om
goede vrienden te blijven. Als
een de mannen niet over de
juiste kwaliteiten beschikt had
dan had ons leven daar een hel
kunnen worden".
Het team trok verder naar de
Svensbu hut, ook wel Fetter
genaamd in de buurt van het
Store Saurameer. Daar kregen zij
eindelijk weer eens een goede
maaltijd binnen toen Helberg wat
vis bemachtigde die bij een hut
in de buurt begraven was. De
Svensbu hut was de beste hut
waar zij tot nu toe verbleven.
Hij lag goed verscholen, was
niet aangegeven op de lokale
kaarten en nog belangrijker: het
lag vlak bij een berkenbos waar
haardhout gehaald kon worden. In
de hut was ook een houtkachel
aanwezig waar ook niet gedroogd
hout in gestookt kon worden.
Hier konden zij gewoon
houthakken en het direct
opstoken, terwijl het niet eerst
gedroogd moest worden zoals in
de andere hutten. Wanneer de
dood, of een ernstige ziekte op
de loer ligt als gevolg van kou
in combinatie met hongersnood,
dan is het feit dat je het
ergens warm kunt maken een
enorme opsteker.
De hutten waren van vitaal
belang voor de leden van Swallow.
In extreme kou is het van groot
belang dat kleding, tenten en
andere uitrusting kan drogen en
dat ook het lichaam weer op kan
warmen en bijtanken. Zij konden
op eenvoudige manier warm
blijven door de kachel aan te
steken en te wachten tot de
vloer en de wanden opgewarmd
waren om dan vervolgens onder de
huiden te kruipen. Maar om warm
te blijven was hout nodig en hoe
verder zij vanuit de vallei de
helling op trokken, des te
schaarser de bomen werden. Dus
moesten zij halsbrekende toeren
met de slee uithalen om hout uit
de dalen te bemachtigen.
Hout maakt je twee keer warm,
eerst om het te verzamelen en
daarna door het verbranden, zo
vertelden zij elkaar, maar de
negatieve kant van het verhaal
was dat zij met het verzamelen
van hout meer energie gebruikten
dan het lichaam aanmaakte als
gevolg van ondervoeding en de
alom aanwezige kou en andere
activiteiten als jagen en
verkenningen. Ondanks de
problemen om het te verzamelen
verschafte het hout hun toch
warme maaltijden, warme drank en
droge kleren. Dat was de enige
vorm van comfort die zij
gedurende de lange en zeer koude
winter hadden.
Voedsel daar in tegen, of beter
het gebrek er aan, werd een
steeds groter wordend probleem
en dit hadden zij steeds al in
hun achterhoofd sinds zij voor
het eerst voet in Noorwegen
hadden gezet. Hun rantsoenen
waren voor het eind van oktober
al gehalveerd en nu was alles
op. Het hoofdbestanddeel van hun
voorraad had uit een substantie
bestaan genaamd Pemmican, wat
van oorsprong afkomstig was van
de inheemse stammen van
Noord-Amerika die jagers en
vissers waren in het Canadese
sub-poolgebied. Verbasterd van
het woord Pemikan van de
Cree-indianen, bestaat Pemmican
uit gedroogd vlees, vet en fruit
dat fijngemaakt en vermalen
wordt tot een drab met een zeer
hoge voedingswaarde. Een perfect
soldaten- rantsoen dat rauw, of
met bouillon aangemaakt, gegeten
kan worden. Over het algemeen
waren de rantsoenen van
voldoende kwaliteit, maar het
probleem was de kwantiteit. Zij
hadden niet kunnen weten dat zij
gedwongen waren zo lang op de
komst van de Gunnerside te
moeten wachten en dat het zo'n
strenge winter zou worden die
hen van al hun krachten
beroofde.
Terwijl Poulsson de krachten uit
zijn kameraden zag wegvloeien en
zelf ook steeds verder achteruit
ging, ging hij toch elke dag er
op uit met zijn Krag-geweer over
zijn schouder. Op de grote witte
ijskoude vlakten van de
Hardangervidda was hij
voortdurend op zoek naar
voedsel. Men ervaart een sterk
gevoel van eenzaamheid en
onbeduidendheid wanneer men
alleen in zo?n gebied is en er
in de verste verte geen mens te
bekennen is. Op een heldere dag
kun je op de Hardangervidda in
de winter heel ver kijken, Hij
kon er echter niet van genieten,
duizelig van moeheid en
ondervoeding sleepte hij
zichzelf door de sneeuw in een
wanhopige poging om zijn team en
zichzelf in leven te houden. De
eerder beschreven gevoelens
werkten daardoor nog sterker op
hem in.
Het gesteente van de
Hardangervidda werd 1000 miljoen
jaar geleden gevormd door
vulkanische activiteit voordat
de ijstijd het gebied 9000 jaar
geleden omvormde tot Europa's
grootste bergplateau. Sporen van
bewonens dateren van 6000 voor
het begin van onze jaartelling.
Het was tijdens het Stenen
Tijdperk dat de mens forel naar
de meren en rivieren bracht, dit
legde de basis voor de huidige
hoeveelheid vis die hier nu te
vinden is.
Noorwegen heeft de grootste
kuddes rendieren van heel
Europa, maar zij waren nergens
te bekennen, ondanks dat
Poulsson elke dag zo'n 25
kilometer aflegde, als het weer
tenminste niet te slecht was.
De bergen in het hart van de
Hardangervidda zijn net een klok
waar de kuddes rendieren
gedurende seizoenen omheen
trekken, maar die tijd was nog
niet aangebroken toen Poulsson
de horizon afspeurde.
Eindelijk op 23 december
1942, sprong zijn hart op
terwijl hij voor de zoveelste
keer met zijn verrekijker de
omgeving afzocht. Zag hij
werkelijk bewegende stippen in
de verte, of hallucineerde hij?
Hij keek nog een keer, maar het
waren werkelijk rendieren, zij
waren er eindelijk!
Hij stond bewegingsloos stil en
stond te bedenken hoe hij deze
uiterst gevoelige dieren
ongezien moest zien te naderen.
Een ondoordachte beweging of
geluid zou deze dieren weer over
de horizon jagen en zij zouden
pas stoppen wanneer zij er zeker
van waren van hun belager
verlost te zijn. Rendieren
hebben een sterk ontwikkeld reuk
orgaan, maar Poulsson was een
ervaren jager en langzaam sloop
hij richting de kudde. Door
langzaam te bewegen kreeg hij
het voor elkaar om de kudde niet
op hol te laten slaan en zorgde
hij ervoor dat hij de wind niet
achter zich kreeg zodat de
dieren hem zouden ruiken. Hij
trilde van opwinding en
inspanning terwijl hij de kudde
steeds dichter naderde. Van
opwinding kon hij al bijna het
sappige rendiervlees in zijn
mond proeven en hij wist dat als
hij er een schoot, hij en zijn
teamleden voor een week te eten
hadden. Als hij de dieren bang
zou maken dan was het niet te
voorspellen wanneer hij een
tweede kans zou krijgen. Hij
wist dat de mannen onder zijn
commando op het punt stonden
ernstig ziek te worden. Het
komende uur was de meest
kritische van hun leven. Het was
ook van vitaal belang voor het
slagen van de geplande aanval op
de fabriek in Vemork. Als de
vier waren overleden, of zo ziek
waren geworden dat zij niet meer
konden functioneren, dan zou SOE
de operatie waarschijnlijk
afgeblazen om de levens van zes
mannen niet te riskeren, omdat
er geen accurate inlichtingen
voorhanden zouden zijn. Hoe
moest SOE weten als zij het
contact met Swallow verloren
hadden of zij niet door de
Gestapo gearresteerd waren, of
onder druk van martelingen waren
doorgeslagen?
De dieren waren gestopt met
grazen aan de rand van een meer
op de bodem van de vallei en
Poulsson zat in de val. Als hij
zich in een bepaalde richting
bewoog zouden de dieren hem
zien, bewoog hij de andere kant
op dan zouden zij hem ruiken.
Hij was gedwongen te blijven
zitten en af te wachten tot de
dieren de steile helling weer op
zouden komen. Hier zat hij goed
verscholen en de dieren zouden
vanzelf in zijn schootsveld
komen. De zon begon al onder te
gaan en de temperatuur begon
weer snel te dalen. Hij begon
bang te worden voor
bevriezingsverschijnselen en
daarom begon hij gekke gezichten
te trekken in een poging de
bloedcirculatie op gang te
houden. Af en toe trok hij zijn
handschoen uit om een bepaald
punt op zijn gezicht te masseren
waarvan hij vond dat het te
stijf werd. Terwijl hij daar lag
begon hij ook met zijn tenen
wiebelen en zijn baard te
wrijven zodat die ook niet
zouden bevriezen. Twee stieren
begonnen van de kudde af te
dwalen en bewogen zich in de
richting van hem, maar zij waren
nog steeds buiten het bereik van
zijn geweer.
Hij moest nu snel handelen
voordat het donker werd en
ondanks zijn
voorzorgsmaatregelen begon hij
toch last te krijgen van
bevriezingsverschijnselen. Op
het moment dat de stieren naar
de kudde begonnen terug te keren
nam hij de gok. Hij liet zijn
ski's en rugzak achter, kwam uit
zijn dekking en begon de helling
af te dalen, maar het was glad
en terwijl hij viel draaiden de
stieren zich om en zagen hem.
Zij gooiden hun poten in de
lucht en begonnen op de grond te
stampen om de kudde te alarmeren
en vervolgens sloeg deze op hol
en verdween met hoefgetrappel,
wat veel sneeuw deed opstuiven,
over de heuvel. Deze aanblik was
voldoende om een man te laten
janken, aldus Poulsson. Maar hij
was nog niet verslagen, hij
zocht zijn spullen bij-elkaar,
deed zijn ski's onder en begon
hun spoor te volgen. Rendieren
hebben geen goed geheugen en hij
zag hen weer in het volgende
dal. Deze keer was hij in staat
om de dieren zo dicht te naderen
dat hij kon schieten. Hij wilde
echter zo dicht bij komen dat
hij er zeker van kon zijn dat
zijn schot raak was, maar aan de
andere kant werd hij steeds
lichter in zijn hoofd vanwege de
kou. De zon was al bijna achter
de bergen verdwenen en het zou
snel te donker worden om nog te
kunnen schieten. Hij hoopte twee
dieren te kunnen schieten, want
hij wist uit ervaring dat hij er
een zou kunnen schieten zonder
dat de kudde alarm zou slaan. In
de winter weergalmt op de Hardangervidda allerlei gekraak
wat op geweervuur lijkt als men
niet getraind is. De rendieren
waren aan deze geluiden gewend
en Poulsson zou er een om kunnen
leggen met een welgericht schot
en deze zou dan in de sneeuw
vallen alsof het ging liggen.
Poulsson zou daardoor nog een
keer kunnen schieten voordat de
kudde daadwerkelijk op hol zou
slaan. Hij richtte en haalde de
trekker over. De dieren bewogen
geen centimeter en zijn hoop
vervloog toen de kudde direct op
de vlucht sloeg. Misschien waren
de dieren gealarmeerd door de
inslag van de kogel in de sneeuw
en terwijl zij vluchten vuurde
hij nog twee schoten af. Binnen
een paar seconden was de kudde
uit het oog verdwenen. Als
scherpschutter en ervaren jager
kon hij niet geloven dat alle
drie de schoten gemist hadden.
Bijna wanhopig stond hij op punt
om naar de hut terug te keren
toen hij een bloedspoor in de
sneeuw ontdekte. Fanatiek beklom
hij de heuvel en net over de
rand lag zijn prooi, een jonge
hinde. Duizelig van de kou en
vermoeidheid legde hij aan en
vuurde. De hinde sloeg tegen de
grond. Terwijl hij naarstig in
zijn rugzak naar zijn beker
zocht, begon hij onbedaard te
lachen, wetende dat hij en zijn
kameraden die avond en de dagen
daarop als Noorse Koningen
konden dineren. Zij waren gered!
Hij ving snel het bloed op dat
uit de wond van het dier spoot
en dronk het gulzig op voordat
het zou bevriezen. Het bloed van
de prooi opdrinken is
gebruikelijk onder jagers uit
het noorden, het gaf hem meteen
een energiestoot en warmte.
Hij kreeg voor een deel zijn
krachten terug en begon het dier
te villen en in stukken te
snijden. De kop en de tong, de
favoriete delen van Poulsson,
gingen als eerste in de rugzak,
gevolgd door de vettere delen,
zoals ribben, hart, lever en
nieren. Om zichzelf op de been
te houden begon hij tijdens het
snijden op rauwe stukken vet te
kauwen en dronk het merg, wat
uit de beenderen liep, op.
Terwijl de zon onderging bedekte
hij de rest van het karkas met
de huid zodat hij dit de
volgende dag op kon halen. Met
een rugzak vol eerste- klas
vlees en een emmer vol gestold
bloed vertrok Poulsson snel naar
de hut. Deze zware last te
dragen was in zijn conditie een
bijna onmogelijke opgave. Op de
terugweg zag hij nog een kudde
rendieren die meteen verdween
toen zij hem aan de horizon
zagen strompelen, maar Poulsson
wist nu dat het team de komende
weken voldoende te eten zou
hebben.
De rendieren trekken in de
winter naar het zuiden en het
feit dat hij zelfs een tweede
kudde had gezien gaf aan dat er
nu duizenden dieren op de
Hardangervidda zouden rond
lopen.
Poulsson kwam de hut binnen
bedekt onder gestold
rendierbloed en de anderen
juichden van vreugde. Het zou
uiteindelijk toch nog een
feestelijke periode worden voor
de jonge Noren, relatief gezien
dan. "Kerstmis was erg aangenaam
omdat wij zo'n feestmaal hadden,
aldus Helberg, Wij hadden een
kleine kerstboom, luisterden
naar muziek op de radio en
hadden een prima tijd".
Helge
Marcus
Ingstad
30 December 1899 - 29
Maart 2001
De meeste jongens groeiden in
die tijd in Noorwegen op met de
boeken van de legendarische
Helge Ingstad, een
ontdekkingsreiziger, pelsjager,
poolreiziger, historicus en
schrijver. Van oorsprong was
Ingstad advocaat, maar hij
bracht veel tijd in de bergen
door. Uiteindelijk verkocht hij
zijn zeer succesvolle praktijk
in Levanger. Ingstad die in 2001
overleed op 101 jarige leeftijd,
bracht veel tijd door met de
Noord-Amerikaanse inboorlingen
in Canada en hij ontdekte de
overblijfselen van een
Vikingnederzetting in
Newfoundland.
Ingstad had drie jaar, van
1926-1929, in de Northwest
Territories van Canada
doorgebracht; zomer en
winter en de laatste
winter zelfs alleen.
Gedurende acht maanden
van het jaar kon hij
alleen maar kariboevlees
eten. Van een lokale
indianenstam, de
kariboe-eters, had hij
geleerd wat hij moest
eten zodat zijn krachten
niet snel af zouden
nemen. Hij moest het
eten van gedroogd vlees
combineren met vet en
rauw beenmerg. Als hij
geen vet tot zich nam
kon hij niet voldoende
eten naar binnen krijgen
zonder een vol gevoel te
krijgen, ook kreeg hij
het aanzienlijk sneller
koud. Naast vet en
beenmerg geeft ook het
eten van hart, nieren,
lever, maaginhoud,
hersenen, neus, uier,
tong en het kraakbeen
van het strottenhoofd de
benodigde variatie. De inhoud van de maag,
wat hoofdzakelijk uit half
verteerd mos bestaat en die rijk
is aan vitamines, wordt gekookt
in het bloed van de prooi. Na
zijn terugkeer in Noorwegen werd
hij in 1932 benoemd tot
gouverneur van Erik-the-Red
Land, een stuk van Groenland dat
door de Noren was geannexeerd.
In 1933 besloot het
Internationale hof van Justitie
in Den Haag dat de annexatie
niet legaal was en dat Noorwegen
het stuk land weer aan
Denemarken moest over dragen.
Hierna werd Ingstad benoemd tot
gouverneur van Svalbard
(Spitsbergen en de omringende
eilanden). Dit was voor hem de
ideale combinatie, hier kon hij
zijn beroep uitoefenen en het
leven leiden dat hij in Canada
gewend was. Zijn boek "Pelsjegerliv" inspireerde een
aantal generaties Noren en zijn
beschrijvingen over de
eetgewoonte van de indianen
waren daardoor bekend bij Poulsson en zijn kameraden. Door
het lezen van Ingstad's boeken
wisten zij dat het mos in de
maag van een rendier eetbaar was
en hoe het bereid moest worden. Poulsson:
"Van zijn boeken had
ik geleerd hoe wij van alleen
louter vlees konden leven zonder
er ziek van te worden".
Die dag en de weken daarna at
het viertal het rendier haast
met huid en haar op, zelfs de
botten werden gebruikt om soep
van te koken. De beste stukken
waren niet langer de malse
steaks die zij aten toen het nog
vrede was, nu waren andere
delen favoriet . Zij verlangden
naar vet, wat hun geplaagde
spijsvertering nodig had bij
gebrek aan koolhydraten en
suiker. Het favoriete deel van
het dier was het vet achter de
oogleden en het beenmerg net
boven de hoeven. Zij aten ook de
neus,de lippen, de hersenen, de
ogen en al de andere vitale
organen. De huiden gebruikten
zij om de vloeren en de deur mee
te bedekken. De botten werden
vermalen en gedurende 48 uur
gekookt tot het een dikke,
smakelijke geleiachtige
substantie werd die zij aan hun
pap toevoegden.
Maar het deel van het dier dat
hen werkelijk in leven hield was
de half verteerde mos in de maag
van het rendier. Deze was rijk
aan vitamine C en koolhydraten
en dit voorkwam dat hun
bloedsuikerspiegels onder een
gevaarlijk niveau kwamen. Vet en
proteine eten zonder
koolhydraten is hetzelfde als
een kaars laten branden zonder
lont. Het mos werd gemengd met
bloed en opgewarmd en het werd
een ware delicatesse voor de
commando's. Poulsson vertelde
eens: "Wij gebruikten alles van
het dier, behalve de ballen en
de hoeven. De kop was het beste
deel en met de huiden maakten
wij de hut warmer".
De rendieren zijn de eigenlijke
helden van dit verhaal. Zonder
hen had Swallow het in de bergen
niet vol kunnen houden. Of zij
waren allen overleden, of zij
waren gedwongen uit de bergen te
komen en riskeerden daarmee
gearresteerd te worden.
Marteling en executie was het
lot van verzetstrijders en
Engelse agenten. Het
Swallow-team wist dat hun
lichamen om medische gronden
meer nodig hadden dan vlees en
water om voor een langere
periode op de been te blijven.
Hun lichamen zouden hen vanzelf
laten weten dat zij ook
vitamines en koolhydraten nodig
hadden. De rendieren en hun
maaginhoud redden hen.
Het slechte nieuws was echter
dat zij nog een maand langer
moesten wachten op de komst van
Gunnerside omdat het weer
tijdens de maanperiode in
december zo slecht was geweest
dat de RAF hen niet had kunnen
droppen. De volgende maand ging
voor het team in een vermoeiende
routine voorbij. Hun baarden
werden langer, hun huid werd
geelachtig, maar dankzij de
rendieren, Helge Ingstad, hun
eigen overlevingstechnieken en
de kracht van hun geest, waren
zij nog steeds in leven.\
De
vierde operatie "GUNNERSIDE"
Ondertussen verloor men bij SOE
geen tijd om na de Freshman-ramp
een alternatief plan te
ontwikkelen voor een aanval op
de fabriek in Vemork. Elke
verloren dag voor de
geallieerden was een dag winst
voor de Nazi's. De voorraden zwaar-water
groeiden langzaam en op een
gegeven moment zou men genoeg
hebben en het geheel naar
Duitsland verschepen ten behoeve
van de atoomgeleerden van de Furrer.
Het plan was simpel en
doeltreffend, een aanvalsgroep
bestaande uit zes Noren,
geselecteerd uit de Linge-
Compagnie, codenaam Gunnerside.
Zij zouden bij de eerst
mogelijke gelegenheid per
parachute op de Hardangervidda
gedropt worden. Nadat zij
contact hadden gemaakt met
Swallow zouden zij gezamenlijk
naar de fabriek optrekken, deze
vernietigen en ontsnappen naar
Zweden. Tot op zekere hoogte
werd de snelheid waarmee SOE de
beslissing nam afgedwongen door
de omstandigheden. Er was
namelijk geen ander alternatief.
Alle mogelijkheden waren al
bekeken en afgekeurd. Een
bombardement vanuit de lucht
werd door de Noorse overheid
afgewezen, het was te laat voor
een vliegboot-operatie want de
meren waren al bevroren. Zelfs
al had het nog wel gekund, een
zweefvliegtuig-operatie stond na
Freshman uberhaupt niet meer op
de agenda, Als men de operatie
van binnenuit zou organiseren
dan zou dit verschrikkelijke
represailles onder de lokale
burgerbevolking ten gevolge
hebben.
De SOE-chefs wisten
precies wie deze groep
zou moeten leiden. Het
was een man die
letterlijk en figuurlijk
boven iedereen uitstak,
een man die alleen door
aanwezig te zijn al
respect afdwong. Zijn
naam was Joachim
Ronneberg en hij was
nog maar 22 jaar oud. "Ronneberg
was een van de besten
die wij hadden, hij was
goed in balans,
onbuigzaam, zeer
intelligent en
verschrikkelijk sterk",
aldus Kolonel Charles Hampton, de chef van de
Noorse opleidingen in
het Cairngorms gebergte.
Deze missie was geen
toeval: het was het
resultaat van maanden
van zorgvuldige planning
door geallieerde troepen
en was slechts een scene
in een geheime oorlog
die in Scandinavie werd
uitgevochten om
nucleaire wapens uit
handen van het Derde
Rijk te houden. Die
missie werd geleid door
Joachim Ronneberg, een
tweede luitenant bij de
Noorse special forces,
Knut Haukelid, zijn
tweede bevelhebber, en
nog vier andere mannen
die in vijandelijk
gebied waren
geparachuteerd om deze
ene specifieke daad van
sabotage uit te voeren.
Tegenwoordig is Ronneberg 96 jaar oud,
de meest gedecoreerde
oorlogsheld van
Noorwegen, en een
gepensioneerde
subredacteur bij de
Norwegian Broadcasting
Corporation. Haukelid
stierf in 1994, na een
gerenommeerde militaire
carriere. Beiden hebben
hun verhalen gedeeld en
dankzij hen hebben we
een redelijk compleet
beeld van hoe deze
geheime oorlog werd
uitgevochten: met de
moed van mensen, zowel
gewone als buitengewone,
met veel meer
menselijkheid en zorg
voor het leven dan je
zou verwachten en met de
vreselijke kennis van
wat er zou kunnen
gebeuren als ze
onophoudelijk op de
achtergrond waren
gebleven.
Ronneberg kwam uit alesund aan
de westkust van Noorwegen, had
net zijn opleiding afgemaakt en
werkte voor een bedrijf dat vis
naar het buitenland exporteerde.
Ronneberg:"Niemand had de
invasie van de Nazi's verwacht,
het kwam totaal onverwacht".
"Waar ik vandaan kwam, de
westkust tussen Bergen en
Trondheim, waren in het begin
niet veel Nazi's, de meeste
kwamen pas toen het herfst werd.
Toen veranderde het leven
compleet, alle plaatsen hadden
te maken met verduistering en
wij hadden weinig
bewegingsvrijheid. De Nazi's
marcheerden zingend door onze
straten en wij kregen er na een
paar maanden genoeg van en velen
besloten het land te verlaten om
de Nazi's openlijk te lijf te
kunnen gaan. Liever dat dan
thuis te blijven en een beetje
de plaaggeest uit hangen. Leven
in een bezet land is heel
benauwend en je moet het
meegemaakt hebben om er over te
kunnen oordelen. Wij hadden het
idee dat geen opoffering groot
genoeg was om de Nazi's te
verdrijven. Voor vrijheid en
vrede moet je vechten".
In maart 1941 nam Ronneberg
samen met vijf andere
vrijwilligers, samengeperst in
een kleine ruimte een boot uit
Noorwegen. "Toen ik in Engeland
aankwam ontmoette ik Martin
Linge en na enige tijd met hem
gepraat te hebben liet ik mijn
plannen om bij de marine te gaan
varen en nam dienst in het
Noorse leger.
Ronneberg kreeg van SOE te horen
dat hij vijf mannen voor de
missie uit moest kiezen. Experts
op ski- gebied en zij moesten
topfit zijn. "Ik was vereerd dat
ik mijn eigen mannen uit kon
kiezen, maar het was
verschrikkelijk moeilijk, want
ik kon er makkelijk 25 uitkiezen
die aan de eisen voldeden". Ik
had namelijk alle jongens al
eens gezien omdat ik een groot
deel van de training voor mijn
rekening nam. Ik wilde sterke,
fitte manen met een goed gevoel
voor humor die met een glimlach
de meest uitdagende situaties te
lijf kon gaan".
Knut Haukelid
(geboren op 17 Mei 1911
in Brooklyn, VS,
overleden op 8 Maart
1994 in Oslo)
Hij vervoegde de Noorse
Onafhankelijke Compagnie
1 (Noor: Kompani Linge)
in 1941. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog
saboteerde Knut Haukelid
en de Kompani
Linge-groep de door
Nazi-Duitsland
gecontroleerde
Vemork-fabriek met zwaar
water in Rjukan tijdens
een lange-afstandsaanval
die begon op een
vliegveld in Engeland.
Op 28 februari 1943 ging
het sloopteam de Norsk
Hydro-fabriek binnen en
stelde explosieven in.
Het zware water dat werd
geproduceerd in een
faciliteit in het
bezette Noorwegen was
van vitaal belang voor
de deelname van het
Derde Rijk aan de
nucleaire bomrace. Het
Britse oorlogskabinet
bestelde Haukelid ook om
de Noorse veerboot SF
Hydro te laten zinken
met de containers met
zwaar water over het
Tinnmeer. De veerboot
was op 19 februari 1944
met verborgen
explosieven tot zinken
gebracht en doodde 4
Duitsers en 14 Noorse
burgers.
Voor zijn deelname aan
deze invallen ontving
Knut Haukelid meerdere
onderscheidingen,
waaronder de hoogste
decoratie van Noorwegen
voor militaire
dapperheid, het
oorlogskruis met zwaard.
Hij ontving deze
onderscheiding twee
keer, in 1944 en 1947:
het oorlogskruis met
twee zwaarden. Bovendien
werd Haukelid versierd
door de Britten met de
Distinguished Service
Order en later met het
Military
Kruis.
Fredrik Thorbjorn Kayser,
MM
(geboren op 25 Mei 1918
in Bergen, overleden op 2 Februari 2009
in Bergen)
Kayser groeide op in
Paradis in Bergen. Een
van zijn jeugdervaringen
was een periode als een
padvinder, onder later
verzetslid Fredrik
Rieber-Mohn. Toen hij na
zijn opleiding werd
opgeroepen voor
verplichte militaire
dienst, schreef hij zich
in voor de Majesteit de
Koninklijke Garde en
eindigde hij acht
maanden dienst in 1938.
In 1939, naar verluidt
na het bijwonen van een
uitvoering van het
symfonisch gedicht
Finlandia, bood hij zich
aan om te vechten aan de
kant van Finland in de
Winteroorlog. In 1998
verklaarde hij dat hij
"het communistische
systeem wilde verslaan".
Hij verklaarde ook dat
hij nooit een
geweerschot heeft
afgevuurd. In totaal
ontving Kayser veertien
onderscheidingen voor
zijn inspanningen in
oorlogstijd. Naast de
militaire medaille
ontving hij de Lion d'honneur en tweemaal de
St. Olav's Medal With
Oak Branch. Zo werd hij
"Gunnar S'steby uit
West-Noorwegen" genoemd.
Op 8 mei 2012, op de 67e
verjaardag van het einde
van de Tweede
Wereldoorlog in Europa,
werd een gedenkteken aan
Fredrik Kayser onthuld
in Storetveit in Bergen.
Kasper Idland
MM, (geboren op 21 Juni
1918 in Figgjo,
overleden op 25 Mei 1968
in Huntington)
Idland
werd geeerd voor zijn
rol in de Noorse zwaar
watersabotage in 1943.
Als lid van het
Gunnerside-team werd hij
op 16 februari 1943 op
Hardangervidda
geparachuteerd. Hij was
een van de vier
saboteurs die de Vemork-faciliteit
binnenkwamen net na
middernacht 27/28
februari, waar
teamleider Joachim
Ronneberg explosieven op
de Zwaarwatercilinders
monteerde. Na de missie
in Vemork ontsnapte hij
per ski naar Zweden,
samen met vier andere
leden van de groep.
Hij werd geeerd met de
volgende
onderscheidingen:
St. Olav's Medaille met
eiken tak,
Oorlogsmedaille,
Defensiemedaille
1940-1945 met Rosette,
De 70-medaille van
Haakon VII, Military
Medal (Verenigd
Koninkrijk), Legion of
Honor (Frankrijk), Croix
de guerre 1939-1945
(Frankrijk), Medal of
Freedom (with bronze
palm) (Verenigde Staten)
Hans "Kyllingen"
Storhaug,
MM, DSM (geboren op 23
Mei 1915 in Rena,
overleden op 8 Juni
1995)
Na de
Duitse invasie van
Noorwegen in april 1940
nam Storhaug deel aan de
verdediging van
Noorwegen als soldaat.
Hij vocht op 18 april
tegen de Duitsers in
Solle en nam later deel
aan schermutselingen in Dovre.
In december 1940 reisde
hij van Alesund
naar Schotland, waar hij
bij de Norwegian
Independent Company 1 (Norwegian:
Kompani Linge) kwam. Hij
nam deel aan operatie
Anklet, de
Commando-inval in Reine
op 26 december 1941. Hij
werd gerekruteerd als
lid van het Swallow /
Gunnerside-team dat op
16 februari 1943 op
Hardangervidda
parachuteerde, samen met
Joachim Ronneberg
(leider van de groep),
Knut Haukelid, Fredrik
Kayser, Birger
Stromsheim en Kasper
Idland. Na de
toetreding tot het
voorbereidende team van
Grouse, slaagde de
gecombineerde groep erin
om in februari 1943 bij
Vemork zwaar materieel
en voorraden van water
te vernietigen.
Na de missie bij Vemork
ontsnapte Storhaug per
ski naar Zweden, samen
met vier van de andere
Gunnerside-leden. Van
Zweden keerde hij terug
naar Groot-Brittannie.
Hij werd geeerd met de
volgende
onderscheidingen: St.
Olav's Medal With Oak
Branch, Haakon VIIs 70th
Anniversary Medal,
Distinguished Service
Medal, Military Medal,
Legion of Honor, Medal
of Freedom
Birger Edvin Martin
Stromsheim, (geboren
op 11 oktober 1911 in
Alesund, overleden op 10
november 2012 in Oslo)
Stromsheim diende
tijdens de Tweede
Wereldoorlog in de
Norwegian Independent
Company 1 (Norwegian:
Kompani Linge). Als lid
van het Gunnerside-team
parachuteerde hij op 16
februari 1943 in
Telemark. Na vijf dagen
worstelen door
sneeuwstormen op ski's,
slaagde het team erin de
krachten te bundelen met
het Grouse-team, dat
eerder in het gebied was
ingezet. Het
gecombineerde team
slaagde erin om in
februari 1943 bij Vemork
zwaar materieel en
voorraden te
vernietigen. Stromsheim
was een van de vier die
het eigenlijke
fabrieksgebouw betrad.
Operatie Gunnerside werd
later door het Special
Operations
Executive-leiderschap
opge'st als de meest
geslaagde
sabotagededitie van de
Tweede Wereldoorlog. De
leider van Gunnerside,
Joachim Ronneberg,
beschreef Stromsheim als
"ongetwijfeld het beste
lid van de partij.
Voor zijn
oorlogsbijdragen werd
Stromsheim onderscheiden
met de Defensiemedaille
met rozet en medailles
van de 70e verjaardag
van Haakon VIIs, evenals
de St. Olav's Medaille
met Oak Branch en
buitenlandse
onderscheidingen
Boven
V.l.n.r:
Fredrik Thorbjorn Kayser,
Kasper Idland,
Birger Edvan Martin
Stromsheim,
Onder
V.l.n.r: Hans Storhaug, Joachim
Ronneberg
Hans Storhaug, Birger Stromsheim,
Fredrik Kayser en Kasper
Idland.werden geselecteerd
vanwege hun intelligentie en hun
gedrevenheid zonder daarbij op
te willen vallen. .Dit maakte
hen de ideale teamspelers en
daarnaast beschikten zij in
gelijke mate over
uithoudingsvermogen,dapperheid,
discretie, technische kennis,
vaardigheden in
sneeuwomstandigheden en
overlevingstechnieken. Hij had
hen leren kennen tijdens
trainingen en had gezien dat zij
het soort mannen waren die onder
alle omstandigheden en zonder
gezeur een klus konden klaarden.
Ronneberg kende Stromsheim al,
want zij waren beide voor de
oorlog lid geweest van dezelfde
skiclub. Stromsheim was met 31
jaar de oudste van de
Gunnerside-Swallow groep en was
radiobedienaar geweest bij de
luchtmacht. Storhaug was een
uitstekend skier en werd door
zijn collega's DE KIP genoemd
na een incident met een Schotse
jachtopziener tijdens hun
training.
Hij was betrapt bij het plukken
van een fazant die hij gestrikt
had, maar wist te ontsnappen
voordat de jachtopziener hem te
pakken kon krijgen. De
jachtopziener ging naar SOE om
over de stroper te klagen. Toen
hem gevraagd werd of hij de
stroper kon identificeren zei
hij: "Natuurlijk kan ik dat, hij
had een grote snavel en hij leek
op een stomme kip".
De SOE chefs gaven duidelijk aan
wat de risico's van de operatie
waren en dat zij zeer
waarschijnlijk gedood zouden
worden als zij in handen van de
Nazi's zouden vallen als gevolg
van het Fuhrerbevel aangaande
buitenlandse agenten en
commando's. "Wij gingen naar de
Noorse sectie van SOE in Londen
waar Professor Tronstad ons
vertelde wat er met de mannen
van Freshman gebeurd was",
herinnert zich Ronneberg.
Hij vertelde ons alles tot in de
kleinste details, over hen die
de crash overleefd hadden en
werden doodgeschoten, of hen
waarmee geexperimenteerd werd en
dat sommigen daarna in de
Noordzee waren gedumpt.
Hij heeft nooit iets over
zwaar-water gezegd en heeft het
nooit over atoomwapens gehad. Ik
had er geen idee van dat
Churchill veel aandacht voor
onze actie had. (De visie van
Haukelid wijkt hier van af)
Maar je begreep wel dat deze
missie heel belangrijk moest
zijn omdat hij zo spoedig
mogelijk uitgevoerd moest
worden, voordat de Nazi's hun
defensieve versterkingen nog
verder uit zouden bouwen. Hij
drukte mij op het hart dat er
absoluut geen tijd verloren
mocht gaan".
Na maanden van intensieve
training waren alle mannen al in
topconditie toen zij door
Ronneberg geselecteerd werden om
deel te nemen aan operatie
Gunnerside. Maar doordat de
winter in Schotland nog maar net
begonnen was hadden zij nog niet
te kans gehad om skioefenen te
doen, laat staan om op dit
specifieke gebied conditie op te
bouwen. Ronneberg
"Gelukkig had ik veel ervaring
op het gebied van buitensport,
klimmen, skien en in het wild
overleven, maar niet alle Noren
waren buitensportmensen die
gewend waren om in de bergen te
bivakkeren. Sommigen waren
vissers, anderen stadsmensen.
Voor hen was de training
noodzakelijk, kaart lezen en
bivakkeren in de buitenlucht.
Het begin was voor sommigen
misschien wat te zwaar, maar na
een week waren de meeste er wel
aan gewend. Het groepsgedrag van
de rekruten was het
sleutelelement. Wij hielpen
elkaar en je kwam er al snel
achter hoe belangrijk het werken
in teamverband is. Tijdens de
training werden vriendschappen
gesmeed die tot de dag van
vandaag voortduren".
SOE Arisaig Training School,
Scotland
Aan het bekend raken met de
plattegronden van de fabriek van
Nork Hydro in Vemork werd de
hoogste prioriteit toegekend,
met name waar de zwaar-water
installatie die in de kelder
stond en op welke wijze deze het
best kon worden opgeblazen.
De zes mannen werden daarom
overgeplaatst naar SOE station
STS-17 in Hatfield,
Hertfordshire.
Dit opleidingsinstituut was
speciaal voor hen vrijgemaakt om
zodoende de geheimhouding te
kunnen garanderen. Hier was
onder supervisie van Tronstad en
Brun een exacte kopie gebouwd
van de ruimte waarin zich de
zwaar-water installatie zich
bevond . Hier oefenden de
saboteurs, vaak in het donker,
om de explosieven aan te
brengen. Alle zes moesten deze
oefening zo vaak herhalen tot
zij alles snel en zonder erbij
na te denken konden uitvoeren.
Ronneberg :"Met de aankomst van
Jomar Brun in Engeland waren ook
alle bouwplannen van de fabriek
aangekomen en ik kan zonder meer
stellen dat geen enkele operatie
die in deze periode vanuit
Engeland uitgevoerd werd over
zoveel details beschikte als de
onze. Er was mij zelfs verteld
waar ik de sleutel van het
toilet zou kunnen vinden waar ik
de Noorse bewaker in op kon
sluiten. Niemand van ons was
ooit in de fabriek geweest, maar
toen wij Engeland verlieten
wisten wij er meer van dan wie
dan ook"
Gedurende deze week in STS-17
kreeg de groep ook een
intensieve lichamelijke training
en schietoefeningen met de Colt
32s. Op een zekere avond kreeg
de groep nieuwe pistolen
uitgereikt die zij de volgende
dag nodig hadden. Vijf minuten
later klonk een schot vanuit een
van de kamers. De instructeur
stormde naar binnen en zag een
gat in de muur zitten. " Wat
gebeurt hier?" vroeg hij. Waarop
Ronneberg kalm antwoordde: "Wij
testen onze nieuwe wapens en die
van mij schijnt te werken".
Onder tijdsdruk werd de
parachuteopleiding in Ringford
van de Gunnerside teamleden
ongelofelijk ingekort. Er werden
slechts drie sprongen gemaakt,
een individuele sprong, een
groepsprong, een nachtsprong en
dat was alles.
Ronneberg was haast pietluttig
met het plannen van de operatie,
hij realiseerde zich dat het
verschil tussen succes en falen,
zelfs tussen leven en dood, van
het kleinste detail kon
afhangen. "Wij mochten zelf de
uitrusting voor de missie
samenstellen, dat was op zich
een goed idee, het hield ons
scherp en het hield ons bezig en
waarmee werd voorkomen dat onze
gedachten afdwaalden en wij ons
bezig zouden gaan houden met wat
ons zou kunnen overkomen. Wij
waren een beetje verbaasd over
het feit dat wij Engelse
uniformen moesten dragen en geen
Noorse, maar men had het idee
dat de Nazi's ons dan beter
zouden behandelen".
De Britse uniformen waren van
uitstekende kwaliteit en het zou
hen zeker van pas komen, maar om
de rest van de uitrusting bij
elkaar te krijgen was minder
eenvoudig, zeker gezien de te
korten tijdens de oorlog. De
missieplanners en SOE waren
ervan overtuigd dat de Noren als
beste in staat waren om hun
eigen uitrusting samen te
stellen en daarom ontvingen zij
geld om hun eigen PSU samen te
stellen.
Slaapzakken waren absoluut
noodzakelijk, omdat het vrijwel
zeker was dat de groep meerdere
nachten buiten, zouden moeten
slapen tijdens hun ontsnapping
naar Zweden, in temperaturen van
30 graden onder nul.
Op 10 december 1942 nam
Ronneberg zijn mannen mee naar
een fabriek van beddengoed,
genaamd Hamptons in het Londense
Knightbridge district. "Van daar
uit werden wij per taxi naar het
havengebied gebracht waar hun
fabriek stond. Hier legden wij
zo goed mogelijk uit wat wij
wilden hebben en wij lieten
doorschemeren dat wij de
slaapzakken nodig hadden voor
een oefening in het
Cairngormsgebergte en dat wij
daarom zulke speciale
slaapzakken nodig hadden" aldus
Ronneberg.
"Ik herinner mij dat de man die
ons wel wilde helpen, vertelde
dat hij nog nooit in zijn leven
een slaapzak gemaakt had, maar
dat hij het best wilde
proberen". Wij gaven hem de
details waar de slaapzak aan
moest voldoen en maakten wat
schetsen. Wij waren erg verbaasd
toen wij de volgende dag terug
kwamen en de man een slaapzak
voor ons uitrolde die wij ter
plekke moesten proberen. Het was
bijna precies wat wij bedoelden,
er moesten een paar wijzigingen
worden aangebracht. Hij moest
vooral groter worden, omdat wij
er in uniform met schoenen aan
in moesten en er moest een
kleine opening in de capuchon
komen waardoor wij konden
ademen. De buitenzijde werd
afgewerkt met waterbestendig
materiaal, wat een absolute must
was.
Het gewicht was slechts vijf
pond en nam, wanneer opgerold,
slechts weinig plaats in. De
slaapzakken waren perfect voor
de Noorse winter en zouden hen
in een sneeuwhol van voldoende
warmte voorzien, mits zij takken
of heide onder hun grondzeilen
zouden leggen.
Wetende dat schoeisel heel
belangrijk zou worden wanneer
zij aan hun lange trektocht naar
de Zweedse grens zouden beginnen
gedurende de koudste periode van
het jaar, liet Ronneberg
bergschoenen komen van een firma
genaamd Lawrie & Co, uit Newark
in de East Midlands. De
bergschoenen die zij uitgereikt
hadden gekregen waren lastig te
dragen en bleken niet waterdicht
te zijn. De standaard kisten van
het engelse leger waren weliswaar
waterdicht, maar niet duurzaam
genoeg.
Ronneberg :"Ik kreeg goede
kisten te pakken door een
toevallige ontmoeting tijdens
een tocht in de Cairngorns".
"Ik ontmoette twee studenten
waarvan mij opviel dat zij op
geweldige bergschoenen liepen.
Zij gaven mij de naam van de
fabrikant. Dit was puur geluk,
want alleen de beste schoenen
zijn goed genoeg tijdens zware
marsen. Onze ski's kwamen uit
het Noorse depot in Dumfries,
daar lagen vooral Noorse
modellen, maar ook een enkele
Canadese set. Sneeuwbrillen
waren ook van vitaal belang, je
kunt niet zonder. Als je ze niet
draagt krijg je last van
sneeuwblindheid en je hebt het
gevoel of er kilo's zand in je
ogen zitten. Van onze oefeningen
wisten wij dat wij de
krachtigste wapens nodig hadden
om ons een weg naar binnen te
vechten en er weer uit. Daarom
kozen wij voor Coltpistolen en
de Tommyguns, enerzijds omdat in
beide wapens dezelfde munitie
ging, maar ook vanwege de goede
'stop' kwaliteit".
Tommygun
Aan het einde van de training
van Gunnerside schreef Majoor
Rheam van SOE in zijn rapport:
"Dit was een uitstekend team in
alle opzichten, elk lid kent het
doel door en door en is
uitstekend op de hoogte hoe met
elk onderdeel van de operatie
omgegaan moet worden. Hun
springstofkennis is ver boven
gemiddeld en hun wapentraining
is uitstekend. Als de
omstandigheden het toelaten zijn
zij het team dat de meeste kans
van slagen heeft".
Net als Grouse werd ook
Gunnerside niets verteld over
zwaar-water, hun orders luiden
als volgt:
I.De vijand gebruikt het
elektrisch vermogen wat in
Vemork beschikbaar is om op
grote schaal geheime
experimenten te doen, die met
alle beschikbare middelen
gestopt moeten worden. Dit
brengt met zich mee dat de reeds
geproduceerde productievoorraad
vernietigd moet worden.
II.Gunnerside valt met behulp
van explosieven de voorraden en
de installatie aan, zodat zowel
de geproduceerde vloeistof, als
de vloeistof in de installatie
vernietigd wordt.
III.De leider blijft zich er van
bewust dat de vernietiging van
de voorraden in de kelders het
hoofddoel is en dat deze
voorraad vernietigd moet worden,
ondanks de overige doelen.
Het team zou door Swallow op de
dropzone opgevangen worden, zo
niet dan zou men elkaar zo
spoedig mogelijk treffen bij de
Svensbu hut wanneer de
veiligheidsmaatregelen en de
weersomstandigheden dat
toelieten. Samen moesten zij hun
voorraden verstoppen die zij
voor hun terugtocht nodig zouden
hebben.
De twee teams zouden dan samen
optrekken naar een vooruit
geschoven post van waaruit zij
de laatste verkenningen uit
zouden voeren. Als uit deze
verkenningen in de ogen van
Ronneberg zou blijken dat de
missie geen kans van slagen zou
hebben, dan zouden zij zich
terugtrekken en verdere orders
afwachten. Indien men een Noorse
bewaker in de fabriek zou
tegenkomen moest deze gekneveld
worden. Nazi-bewakers dienden
buiten gevecht te worden gesteld
op een wijze die de
omstandigheden toelieten.
Terwijl Gunnerside zich na de
actie terug zou trekken richting
de Zweedse grens, zou Swallow
verdwijnen op de Hardangervidda
zoals Poulsson was opgedragen.
Er mocht onder geen enkel beding
contact worden opgenomen met de
Noorse burgerbevolking.
Verraders moesten geexecuteerd
worden en het werd de saboteurs
op het hart gedrukt dat zij
personen die zij toevallig tegen
kwamen uitermate duidelijk
gemaakt moesten worden wat de
consequenties van verraad zouden
zijn: executie door het verzet.
Men moest in het bijzonder
boerderijen vermijden waar
kinderen rondliepen, of waar een
telefoon aanwezig zou kunnen
zijn. Het gebruik van openbaar
vervoer was strikt verboden.
Haukelid: "Ik was net uit het
hospitaal ontslagen toen
Professor Tronstad mij vertelde
dat ik toegevoegd was aan een
groep Noorse commando's die
zouden gaan opereren onder de
naam Gunnerside".
Kolonel John Skinner
"Belge" Wilson
(geboren in1888,
overleden in 1969) was
een Schotse
scoutinglegende en
vriend en tijdgenoot van
generaal Baden-Powell,
gerekruteerd door hem om
leiding te geven aan het
Internationale Bureau,
later om het
Wereldbureau van de
Wereldorganisatie van de
Verkenningen te worden .
Wilson was waarnemend
directeur van 1938 tot
1939 na de dood van
Hubert S. Martin; hij
werd in 1939 gekozen en
bleef tot 1951 in
functie.
Kolonel Wilson ontving
de Bronze Wolf, de enige
onderscheiding van de
Wereldorganisatie van de
Verkenningen, uitgereikt
door het World Scout
Committee voor
uitzonderlijke diensten
aan Scouting, in 1937.
Wilson, een kolonel,
werd bekend voor het
leiden van de
Scandinavische tak van
de Special Operations
Executive tijdens de
Tweede Wereldoorlog. Hij
was ook betrokken bij de
Anglo-Norwegian
Collaboration Committee,
en voor zijn werk werd
hij uitgeroepen tot
commandant van de
Koninklijke Noorse Orde
van St. Olav.
Haukelid: "Van Kolonel Wilson,
Chef operaties in Scandinavie
hoorde ik wat er met de Engelse
commando's in operatie Freshman
gebeurd was en dat ons mogelijk
hetzelfde lot wachtte als wij
gevangen genomen zouden worden.
Daarom kreeg ieder van ons een
gifpil uitgereikt die in een
rubberomhulsel verpakt zat.
Operatie Gunnerside stond onder
een geweldige tijdsdruk temeer
daar Grouse erg verlegen zat om
nieuwe bergschoenen, kleding,
voedsel, wapens en munitie.
Op een dag was in het kantoor
van Professor Tronstad en hij
liet mij allerlei Top-Secret
papieren zien.
"Het gaat om het Zwaar-Water"
zei hij. "Het wordt in Vemork
geproduceerd en het kan gebruikt
worden om iets heel smerigs tot
stand te brengen. Als de Nazi's
bepaalde problemen kunnen
oplossen winnen zij de oorlog".
Hij draaide een paar pagina's om
en ik kon zien dat het om
atoomsplitsing ging.
Op een dag wilde Kolonel Wilson
alleen met mij praten. Volgens
de planning zouden Arne
Kjelstrup, Einar Skinnerland en
ik op de Hardangervidda achter
blijven om daar een basis op te
bouwen. Wilson vertelde mij
echter dat hij en Tronstad
liever hadden dat wij allen via
Zweden naar Engeland terug
zouden keren, omdat zij bang
waren dat wij gepakt zouden
worden.
Als de missie succesvol zou zijn
zouden de Naz's alles op alles
zetten om de saboteurs te pakken
te krijgen. Daarom hadden wij
die gifpil gekregen. Als het
rubber omhulsel doorgebeten werd
zou de dood na drie seconden
intreden. Gedurende de oorlog
maakten vijf Noorse commando's
gebruik van deze pil.
Ik was radeloos, terug naar
Engeland gaan was geen optie
voor mij, de strijd tegen de
bezetter moest in Noorwegen
uitgevochten worden en niet in
Engeland. Op het laatst gaven
Wilson en Tronstad toe, maar het
hele gesprek had mij wel aan het
denken gezet.
Aan het einde van de
explosievencursus in STS-17
kreeg de groep nog een speech
van Professor Tronstad. Hij
vertelde ons dat, indien de
missie zou slagen, er honderd
jaar later nog over gesproken
zou worden.
Na STS-17 werden wij naar
Special Training School nr. 61
gestuurd, een instituut in het
landhuis Gaynes Hall in
de buurt van St. Neots in
Cambridgeshire. Het was de
verblijfplaats voor agenten die
op geheime missies naar Europa
gestuurd zouden worden en die
hier op vervoer moesten wachten.
Het landhuis werd zwaar bewaakt
en er werd van alles
georganiseerd door de commandant
en zijn Fannies om ons bezig te
houden. Door deze afleiding
konden wij onze zenuwen in
bedwang houden. De Fannies
hadden eigen auto's en daarmee
konden wij de stad in, altijd
onder begeleiding van de Fannies
die voorkwamen dat wij in
problemen zouden komen.
Meestal eindigde zo'n avond
doordat Ronneberg zei dat wij
naar huis moesten. De 'KIP', de
Fannies en ik vonden dat er nog
wel een fles tegenaan kon, maar
meestal kreeg Ronneberg zijn
zin.
Nu en dan gingen wij toch over
de streef. Op - en om het
landgoed liepen geweldig veel
fazanten rond en die waren prima
te eten. Dus kropen wij onder
het prikkeldraad door en schoten
op deze vogels met onze
pistolen. Soms kwamen de boeren
uit de omgeving bij de
commandant klagen dat vreemde
snuiters op hun land aan het
jagen waren. Volgens de
commandant kon dat niet want er
waren geen bezoekers in het
landhuis aanwezig en als er
niemand was konden zij ook niet
op fazanten jagen. De Fannies en
wij vonden dat er niets
lekkerders bestond dan
geroosterde fazant .
Wij verbleven drie maanden in
STS-61 wachtend tot het weer in
Noorwegen zou verbeteren, maar
de winter van 1942-1943 was de
slechtste ooit. De bommenwerper
die ons zou vervoeren kon alleen
's nachts Noorwegen bereiken en
om te kunnen navigeren moest er
maanlicht zijn. Net als bij
Grouse werd ook nu weer keer op
keer de missie afgeblazen.
Ondanks de tegenslag dat de
dropping van Gunnerside een
maand werd uitgesteld en ondanks
hun slechte lichamelijke
conditie begonnen de mannen van
Swallow meteen aan de
voorbereidingen voor de komst
van het Gunnerside-team tijdens
de januari maanperiode. Einar
werd opgedragen de accu's te
laten bijladen en informatie te
verzamelen over de
Nazi-troepensterkte in Vemork.
Poulsson en Kjelstrup zouden
samen met Haugland, als hij de
accu's achtergelaten had de
resterende containers ophalen
die begraven waren. Helberg
moest de uitrusting bij elkaar
brengen die zij bij diverse
hutten hadden achtergelaten.
Daarna moest hij een rendier
zien te schieten en zich verder
schuil houden.
Tegen de tijd dat Poulsson,
Kjelstrup en Haugland naar de
Sensbuhut terugkeerden was de
temperatuur sterk gedaald. Het
weer was prachtig, maar het was
ook verschrikkelijk koud. Aan de
binnenzijde van de muren en het
dak van de hut zat een dikke lag
rijp. De mannen waren zich er
niet van bewust, maar dit was
een van de strengste winters die
men ooit in Telemarken had
meegemaakt. De temperatuur kwam
in de maanden januari en
februari maar zelden boven de
-30 graden Celcius uit! Alleen
in de directe omgeving van de
kachel was het een beetje warm.
Swallow moest volgens schema op
de
9e
januari 1943
weer met Engeland contact
opnemen, maar Poulsson had de
accu's niet eerder dan de
13e
januari
weer binnengekregen. Helaas
waren zij niet voldoende geladen
en zat er te weinig accuzuur in.
Zelfs de ontvangst werd steeds
slechter en omdat Einar
Skinnerland de enige was die
tijdens de stand-by periode de
hut mocht verlaten was hij
degene die de handgenerator
moest gaan halen. Het komen en
gaan tussen de verschillende
hutten en verstopplekken van de
voorraden was een logistieke
nachtmerrie, maar noodzakelijk
voor een dergelijke missie. Men
kon het risico eenvoudig niet
nemen om alle voorraden en
uitrusting op een plek te
bewaren. Bovendien was het
onmogelijk voor het team om
alles met zich mee te dragen,
het was gewoon te zwaar.
Net als Gunnerside in Engeland
verveelde ook Swallow zich
stierlijk tussen de
maan-perioden in en men begon
gefrustreerd te raken van het
wachten. Helberg hield zichzelf
bezig door rond Rjukan een
aantal verkenningstochten te
maken. Elke keer moest hij de
verleiding onderdrukken om in
Rjukan contact te maken met
familie en vrienden en op die
manier ook hun voorraden aan te
vullen met ander noodzakelijk
voedsel dan rendiervlees.
Helberg: "Op een gegeven moment
passeerden twee goede vrienden
mij, het waren trouwe Noren,
maar zij zeiden niets en
vertelden mijn vader zelfs
niets". Helberg maakte
zijn verkenningstrips meestal
wanneer het donker was en sliep
dan in een hut vlak naast zijn
ouderlijk huis. Geen enkele keer
heeft hij die paar meters die
hem van zijn familie scheiden
overgestoken. Zijn ouders
dachten zelfs gedurende de hele
oorlog dat hun zoon in Engeland
zat.
Eindelijk kwam op 23 januari
het langverwachte bericht op de
radio binnen, telegram 211,
Gunnerside was eindelijk op weg
naar Noorwegen. Meteen begonnen
de teamleden met de
voorbereidingen om hun
landgenoten te kunnen ontvangen.
Swallow had op een geven moment
Eureka ingeschakeld, maar deze
zat na inschakeling al vrijwel
meteen zonder spanning. Men had
al bijna de hoop opgegeven toen
Skinnerland met de handgenerator
arriveerde en zij op die manier
weer over spanning konden
beschikken. Rond middernacht
hoorden de mannen het bekende
geluid van een vliegtuig en snel
ontstaken zij de
markeringslampen, maar het
vliegtuig vloog door naar het
westen en verdween zonder dat
Eureka ook maar iets van een
pieptoon had geproduceerd.
Om drie 's nachts, uitgeput en
ontroostbaar realiseerde het
team zich dat ook deze dropping
was afgebroken.
In het rapport van de RAF-piloot
staat dat men bij de eerste
poging de locatie te vinden
faalde en dat men tijdens een
tweede poging het gebied al
gepasseerd was. Men dacht het
Mosvatnmeer gezien te hebben,
maar zeker was men daar niet van
omdat het ijs op het meer de
vorm veranderd had. Zij hadden
op geen enkel moment de lampen
van Swallow kunnen ontdekken en
ook het Rebecca/Eureka-systeem
had geen contact kunnen maken.
Om de vliegtuigen met daarin de
Gunnerside naar de
landingsgebieden te leiden, werd
gebruikt gemaakt van een door de
Britten ontwikkeld systeem: de
Rebecca/Eureka transponding
radar.
Het systeem bestond uit een
radioverbinding tussen het in
een vliegtuig geplaatste Rebecca
systeem (met een herkenbare
harkantenne aan de buitenzijde
van de cockpit) en het Eureka
grondbaken. De afstand tot en
richting van de signalen van het
grondbaken konden in het
vliegtuig gebruikt worden om de
positie tot het landingsgebied
te bepalen. In combinatie met
gekleurde panelen of lampen voor
een visuele positiebepaling zou
ieder landingsgebied nauwkeurig
gevonden moeten kunnen worden.
"De passagiers is gevraagd om
ook mee te zoeken naar
herkenningspunten op de grond,
maar men was daartoe niet in
staat. De passagiers hebben ook
geconstateerd dat er niets van
Eureka ontvangen werd", aldus de
piloot. Op het moment dat de
brandstofvoorraad kritiek begon
te worden besloot de piloot
terug te keren naar Kinloss. Moe
en geiriteerd kroop het
Gunnerside-team weer uit het
vliegtuig. Over het algemeen had
men in die tijd weinig kritiek
op de RAF die al duizenden
bemanningsleden had verloren
tijdens sorties achter de
vijandelijke linies, maar
tijdens de debriefing had de
navigator danig op zijn kop
gekregen vanwege het feit dat
hij de dropzone niet had kunnen
vinden. SOE voegde daaraan toe
dat men de teamleden van
Gunnerside dan maar blind had
moeten droppen omdat men toch in
de buurt van de dropzone was.
Wie voor dit laatste
verantwoordelijk was werd niet
duidelijk, wel was duidelijk dat
men weer tijdens volle maan,
zonder bewolking het gebied was
overgevlogen om vervolgens
onverrichter zake naar Schotland
terug te keren. Weer moest men
een maand wachten op de volgende
volle maan periode en men begon
nu in tijdnood te komen.
Haukelid: "In januari 1943
stonden wij 's nachts op een
vliegveld om eindelijk naar
Noorwegen te vertrekken en
Professor Tronstad kwam ons
uitzwaaien. Onze teleurstelling
was groot toen wij na vier uur
vliegen weer terug moesten keren
omdat de RAF de dropzone van
Swallow, die door lampen
gemarkeerd zou worden, niet had
kunnen vinden. Wel had ik het
Langesjameer in de
Hardangervidda gezien. Zelfs had
ik Noren voor hun huizen zien
staan en Noorse honden op straat
zien lopen.
Op ons eigen verzoek werden wij
op 1 februari 1943 in een
afgelegen huis dat aan Majoor
McKenzie van SOE behoorde
ondergebracht". Het huis lag in
Kifinan, Argyllshire aan de
oever van Loch Fyne. Hier werd
verder getraind in de bergen en
werd er op herten en zeehonden
gejaagd. Er kwamen veel oude
Noorse namen voor in dit
district, maar alle boerderijen
waren verlaten en de velden
waren overgenomen door bossen en
wild.
Met de komst van de volle maan
van februari trokken wij weer
naar het zuiden en verbleven
weer in STS-61, wachtend op onze
vlucht.
Ondertussen waren er al drie
maanden verstreken sinds de
aankomst van Swallow op de
Hardangervidda en tot twee keer
toe had men klaar gestaan om een
aanvalsgroep te kunnen
ontvangen. Zouden hun kameraden
ooit komen? Zouden zij zelf in
staat zijn het weer en de
ondervoeding te weerstaan? Waren
de Nazi's al bezig het net rond
hen te sluiten? Tot overmaat van
ramp werd Haugland de dag na de
mislukte dropping van Gunnerside
ernstig ziek en Poulsson had een
zeer pijnlijke ontsteking aan
zijn linker voet opgelopen. Als
gevolg van sneeuwval en ziekte
was de belangrijkste
sabotagemissie in de militaire
geschiedenis geheel tot
stilstand gekomen.
SOE was bang dat de laatste
mislukte dropping een zeer
negatief effect zou hebben op de
stemming van het Swallow-team en
daarom stuurde men hen het
volgende bericht om hen wat op
te beuren:
-spijtig genoeg hebben de
weersomstandigheden er toe
geleid dat het onmogelijk was
het team te droppen stop
hopelijk zijn jullie in staat
het vol te houden tot de
volgende stand-by periode van de
11e
tot de 25e
februari van 22.00 -02.00 GMT
stop
bedanken jullie hartelijk en
zijn vol bewondering einde- Poulsson was ook vol
bewondering voor het team dat
onder zijn commando stond. Al
met al was dit de ultieme test
voor een team, maar zoals uit
zijn noties duidelijk blijkt
,was hij erg onder de indruk
over de kracht en hoe
professionaliteit van de mannen.
Over Helberg schreef hij:'een
werker, zo hard als staal,
spaarde zichzelf nooit, door
toeval kreeg hij de zwaarste
last op zijn schouders, was
altijd goedgehumeurd en altijd
bereid om iets te doen'.
Kjelstrup: 'slim en voorzichtig,
vraagt nooit om aandacht,
ondanks het feit dat hij
chronisch maagklachten had'.
Haugland: 'uitmuntende
marconist. Weet precies wat hij
moet doen en is in staat om
onder zeer moeilijke
omstandigheden zijn werk te
doen'.
In Engeland werd intussen onder
tijdsdruk en door de frustraties
van het Gunnerside-team besloten
dat men blind zou springen, dus
niet op het door Swallow te
markeren terrein en ook wanneer
de navigator het terrein weer
niet zou kunnen vinden.
Ronneberg "Wij vertelden
iedereen zich geen zorgen te
maken, wij zouden springen en
zelf de weg naar het onderkomen
van Swallow zoeken".
Weer zocht Gunnerside alles bij
elkaar, checkten en
dubbel-checkten alles om er
zeker van te zijn dat men niets
zou vergeten.
Vandaag de dag bestaat er veel
lichtere uitrusting dan die van
het Gunnerside team, maar aan de
andere kant namen zij eigenlijk
alleen dat mee wat elke
buitensporter voor zo'n soort
trip nodig heeft, behalve de
wapens en explosieven
natuurlijk. Hetzelfde principe
qua uitrusting is nog steeds
van toepassing. Wol bijvoorbeeld
is een ander soort materiaal dan
een synthetische stof. Wol is
buitengewoon effectief in een
klimaat als dat van de
Hardangervidda, want het houd je
warm terwijl het opdroogt en je
kunt er weken in leven zonder te
gaan stinken en vies te worden
zoals in synthetische stof. De
kleren die Gunnerside meenam
waren zeker zo goed, of
misschien zelfs beter dan wat er
vandaag de dag te koop is. Het
volume en gewicht van hun
uitrusting was echter wel een
probleem. Als je dertig kilo op
je rug draagt en een slee trekt
die zestig kilo of meer weegt
door bergachtig terrein, waar
het vriest dat het kraakt, dan
kom je gauw in de aan de grens
van wat een mens aankan. Elke
buitensporter weet dat het
belangrijk is zo min mogelijk
bagage mee te nemen, want op die
manier houd je energie over, dit
was echter geen optie voor zowel
Swallow als voor Gunnerside. Zij
moesten wapens en explosieven
meenemen, maar ook rantsoenen
voor enkele weken,
kookuitrusting, tenten, extreem
grote en hinderlijke
zendapparatuur en generatoren.
Daarnaast moest er nog van alles
mee wat van vitaal belang was
voor hun missie, en om te kunnen
overleven. Het verplaatsen van
een dergelijke hoeveelheid
uitrusting is op zich al een
heel karwei, maar als dat ook
nog eens moet gebeuren in
extreme weersomstandigheden is
een prestatie die het uiterste
vergt van het lichaam en geest.
Zodra de twee zieken, Haugland
en Poulsson,weer enigszins op
krachten waren gekomen, begon
het team opnieuw aan de
voorbereidingen voor de volgende
dropping. De door Skinnerland
aangepaste handgenerator was
zo'n succes dat men besloot de
accu's die steeds voor problemen
hadden gezorgd weg te doen. Deze
12 volt accu's bleken in het
geheel niet te voldoen en
daarbij was het risico ontdekt
te worden, als zij bijgeladen
moesten worden via
contactpersonen in Rjukan, te
groot. Skinnerland zou de
laatste set accu's nadat deze
waren opgeladen nog komen
brengen, maar hij stortte
tijdens de tocht naar de hut in
elkaar en lag met koorts in een
hut genaamd Grunnos. Wat voor
het team op zich wel heel goed
was, was het feit dat men
tijdens deze langere donkere
dagen niet veel anders kon doen
dan in bed blijven. Soms sliepen
zij wel vijftien uur achter
elkaar en op die manier hielden
zij nog wat van hun krachten
over. Helberg: "Gedurende de
lange periode dat wij op
Gunnerside moesten wachten
gingen wij vaak om zes uur al
naar bed, op deze manier
spaarden wij brandstof voor
verlichting en je kon verder
toch niets doen in het donker.
We lagen gewoon in onze
slaapzakken en om de beurt hield
een van ons een lezing over een
bepaald onderwerp. Ik vertelde
over de bergen en hoe zij aan
hun namen waren gekomen. Wij
spraken over van alles en nog
wat om de tijd door te komen.
Arne die loodgieter was vertelde
ons van alles over zijn vak".
Maar de lange winternachten
waren een ramp voor Haugland.
Vanwege de vooraf bepaalde
tijden voor luisteren en zenden
moest hij steeds midden in de
nacht zijn slaapzak uit.
Haugland: "Elke nacht moest ik
om kwart over een mijn slaapzak
uit om met mijn station
verbinding te maken, terwijl
mijn vrienden lagen te snurken.
Gelukkig had ik tijdens mijn
laatste trip naar Stockholm een
kleine wekker gekocht. Soms
ontving ik twee of drie
verschillende berichten en dan
had bijna twee uur in de kou en
het donker nodig om ze te
decoderen want er zou een
belangrijke boodschap tussen
kunnen zitten. Ik deed dit werk
in het licht van een enkele
kaars en de volgende dag had ik
steeds een barstende koppijn
vanwege het slechte licht en dat
ik zo moest ingespannen om nog
iets te kunnen zien. Het was
vaak 's nachts verschrikkelijk
koud, maar ik kon niet met
handschoenen aan seinen, ik was
bang dat dit mijn seinschrift
aan zou tasten en dat men in
Engeland zou denken dat ik onder
dwang van de Nazi's zat te
zenden.
Ik moest ook nog eens om negen
uur 's morgens contact opnemen,
dus waren de nachten soms wel
heel erg kort".
Pas in de loop van 1943 begon
SOE de "handschriften" van de
telegrafisten vast te leggen
zodat men wist of de juiste
persoon achter de seinsleutel
zat. Iedereen seint namelijk op
een iets andere wijze de
verschillende morse tekens. In
Engeland had SOE op dat moment
namelijk al het vermoeden dat
niet de eigen telegrafisten in
Nederland berichten verstuurden,
naar Nazi-telegrafisten. Dit was
het zogenaamde Englandspiel.
Het maken van fouten door
telegrafisten achter
vijandelijke linies als gevolg
van stress was heel
gebruikelijk, maar Haugland
maakte tijdens zijn hele
verblijf op de Hardangervidda
maar een enkele fout.
Voor deze fout werd hij zwaar op
de vingers getikt want hij had
in de haast en met verkleumde
vingers van de kou in een
belangrijk bericht een verkeerde
coderingsmethode toegepast. De
operators in Engeland waren
gewend geraakt aan de
handschriften van de diverse
telegrafisten in het veld en het
laatste bericht van Haugland had
hun wantrouwen gewekt. Daarom
werd een met Haugland van te
voren afgesproken
veiligheidsbericht verstuurd:
'wat kwam u tijdens een
wandeling langs Strand in de
vroege ochtend van 1 januari
1941 tegen' Haugland
antwoordde: 'drie roze
olifanten'. Bij SOE was
men merkbaar opgelucht, Haugland
zond niet onder Nazi regie.
Hijzelf was niet zo blij met de
suggestie dat hij een fout
gemaakt zou hebben.
Uiterst vertrouwen hebbende in
de kwaliteit van zijn
uitzendingen zond hij Engeland
het volgende priemende telegram:
' ben verbaasd over uw
telegram stop volg slechts de
beste Engelse radioprocedures
stop ons telegram
over de landingsplaats was
heel duidelijk stop einde van
bericht was correct zoals in
alle
voorafgaande berichten
sluiten'.
Juist op dag, 11 februari
1942, dat er een
verschrikkelijke storm over de
Hardangervidda raasde werd
Swallow op stand-by gezet. Het
was die dag onmogelijk om zich
buiten de hut te begeven, de
mannen werden buiten door de
snijdende wind gewoon omver
geblazen. Zij hadden allemaal
tijdens hun jeugd meerdere
winters op de Hardangervidda
doorgebracht, maar geen van hen
kon zich een dergelijke storm
herinneren. Deze storm bracht
het risico met zich mee dat de
dropping van het Gunnerside-team
opnieuw zou worden uitgesteld en
daardoor bleef er nog maar een
mogelijkheid in maart over. Na
de volle maan- periode in maart
zouden de nachten alweer te kort
worden voor dergelijke
operaties. Terwijl de mannen
alle openingen in de hut
dichttimmerden was er toch nog
een voordeeltje; bij dit weer
zouden de Nazi's hen nooit
kunnen vinden. Zij werden
beschermd door het beste
defensieve middel wat er is: de
natuur zelf.
Het Swallow team was de
hoogvlakte gaan beschouwen als
hun eigen achtertuin, een klein
stukje land in bezet Noorwegen
wat nog steeds vrij was. De
Nazi's zouden duizend jaar
kunnen blijven, maar zij zouden
de Hardangervidda nooit kunnen
bezetten. Swallow was niet bang
voor de Hardangervidda, zij
respecteerden de krachten van de
natuur. Als het stormde bleven
zij in een hut, of in een
sneeuwhol en kwamen pas weer
naar buiten als de storm
uitgeraasd was. Zij probeerden
de Hardangervidda niet te
bedwingen, want dat had geen
zin, als het er op aan kwam was
er maar een winnaar. Zij
gebruikten de Hardangervidda in
hun voordeel tegen de Nazi's en
als zij voorzichtig genoeg
waren, was de hoogvlakte een
ondoordringbare plek om je
schuil te houden. Er bestond
altijd het gevaar door een
vliegtuig gezien te worden
tijdens patrouilles, of door
vijandelijke soldaten als zij
bij gelegenheid weer eens een
deel van het gebied uitkamden.
Zij hadden echter altijd de
mogelijkheid zich verder in de
wildernis terug te trekken en
daar durfden de Nazi's niet te
komen. Het gebied was ook hun
voorraadschuur geworden, het
voorzag hen van eten, brandhout
en water.
Op 16 februari 1942
stonden de leden van
Gunnerside weer op het
vliegveld terwijl het
regende dat het goot.
Het vliegveld werd vaker
gebruikt voor geheime
zaken en het personeel
had al vaker het vertrek
van vreemde operaties
gezien. Toch keken zij
nog verbaasd op toen een
groep tot de tanden
bewapende soldaten met
zware bepakking in witte
camouflage kleding uit
de regen opdoken. Weer
was professor Tronstad
aanwezig om hen geluk te
wensen.
Haukelid: "Het was erg
krap in het vliegtuig,
met onze zware
uitrusting, wapens en
dikke kleding konden wij
ons bijna niet bewegen
en nadat wij ons door de
deur gewurmd hadden werd
deze achter ons dicht
geslagen. Wij vertrokken
om 20.00 uur vanuit een
regenachtig Engeland,
maar na enige uren
vlogen wij over een door
de maan verlicht
Noorwegen en weer vlogen
wij over de
Hardangervidda. Van de
piloot kregen wij te
horen dat wij over tien
minuten moesten
springen, deze keer
hoefden wij niet naar
het ontvangstcomite te
zoeken. De deur in de
bodem van het vliegtuig
werd geopend en wij
bereiden ons voor om te
springen.
Het maken van een
parachutesprong is altijd
spannend, of je het nu eerder
gedaan hebt of niet en de harten
van een ieder van ons klopten
toch wel wat sneller dan
normaal. De gedachte dat wij op
het punt stonden in het
maanlicht naar ons geliefde
Noorwegen te springen maakte
geen verschil. De
waarschuwingslamp sprong op
groen:
springen! Het was
00.02 uur toen Joachim als eerst
met veel gekletter door het gat
in de donkere nacht verdween,
meteen daar achter aan nog een
man, daarna twee containers, nog
drie mannen sprongen en weer
twee containers. Ik maakte mij
gereed om te springen. De RAF
helper drukte zichzelf tegen de
wand om mij door te laten, maar
aan de verkeerde kant. De
static- lijn die mijn parachute
met het vliegtuig verbond had
zich rond zijn lichaam gewikkeld
op een manier dat ik hem mee
naar buiten zou trekken als ik
sprong. Ik pakte hem beet, duwde
hem naar de andere kant van het
vliegtuig en sprong al staande
door het gat, er was geen tijd
meer om eerst te gaan zitten".
De mannen sprongen op een hoogte
van maar 230 meter. Met hen
werden ook nog elf containers
afgeworpen en dit moet een
spectaculair gezicht geweest
zijn. Zeventien geopende
parachutes die langzaam naar een
enorme witte vlakte zweefden. In
het rapport van de laadmeester
stond: dropping perfect
uitgevoerd, alles volgens plan.
De staartschutter had zeventien
geopende parachutes gezien en
Squadron Leader Gibson,
bevestigde dat er contact was
geweest met Eureka, Swallow
daarin tegen meldde geen contact
te hebben gehad met het Rebecca
toestel in het vliegtuig.
Haukelid:"Terwijl ik aan
mijn parachute door de
lucht zweefde zag ik het
vliegtuig naar het
Noorden verdwijnen,
terug naar Engeland,
terug naar de regen,
naar lekkere warme thee
en naar een volgend
feest. Onder mij was
niets anders dan sneeuw
en ijs. Ik landde midden
tussen de containers.
Door een misverstand had
de piloot de containers
als laatste afgeworpen
en plaats van ze als
eerste eruit te gooien.
Ik begon te parachutes
op te rollen zodat de
containers en pakketten
niet door de wind
weggeblazen zouden
worden.
Een pakket met daarin onze
rugzakken ging er toch met hoge
snelheid vandoor richting het
einde van een groot meer. Birger
Stromsheim rende er
achteraan, kreeg het te
pakken maar werd twee
kilometer meegesleept
tot een scheur in het
ijs hen tot stilstand
bracht.
Als het pakket met de rugzakken
verloren was gegaan dan had dit
de operatie danig kunnen
vertragen. Van alle afgeworpen
uitrusting waren er alleen een
slaapzak en twee rugzakken
beschadigd, de rest was veilig
geland. Het team pakte de
containers uit en namen alles
mee wat zij direct nodig zouden
hebben en wat voor de aanval
nodig zou zijn. De rest werd
onder de sneeuw begraven en met
stokken gemarkeerd zodat zij hun
uitrusting op een later tijdstip
terug zouden kunnen vinden. Om
vier uur 's morgens waren
zij klaar en konden op weg gaan
om Swallow te zoeken.
Haukelid: "Ronneberg vroeg mij
waar wij ergens waren en ik
antwoordde, van mijn part in
China, ik ken dit gebied niet".
Zij keken uit over een enorme
witte vlakte die door de maan
verlicht werd. Het leek wel of
zij op een andere planeet geland
waren. De laatste twaalf maanden
hadden zij onder totaal andere
omstandigheden doorgebracht.
Gedurende die tijd wisten zij
dat zij ondanks hun keiharde
training dat zij een enorm
ondersteunend netwerk om zich
heen hadden. Een die hen
onderdak verschafte, voor
voedsel zorgde, hen van kleding
had voorzien en hen zelfs
vermaakten. Maar nu twaalf uur
later stonden zij er alleen
voor, in een van de meest
verlaten gebieden op aarde,
midden in vijandelijk gebied en
tenminste 400 kilometer
verwijderd van enige vorm van
veiligheid: de Zweedse grens.
Het was een vreemd en bitter
gevoel te bedenken dat zij nu
vreemden in hun eigen land waren
en een prooi voor een genadeloze
bezetter.
De sterkte van de bezettingmacht
was 300.000 man en het zouden er
voor het eind van de oorlog
400.000 worden, maar voor
Gunnerside was het een goed
gevoel dat, zelfs al waren het
er een miljoen, zij nog geweldig
veel moeite zouden hebben hen
hier op de Hardangervidda te
pakken te krijgen. Net als voor
Swallow, was nu ook voor
Gunnerside de Hardangervidda hun
eerste verdedingslinie, een
natuurlijke bondgenoot. Wel een
die eisen stelde en humeurig
was. Haukelid: "Wij leerden dat
je de natuur niet kunt dwingen,
maar dat je je aan moet passen.
De natuur verandert niet, de
mens moet veranderen als hij wil
leven in een gebied waar de
natuur oppermachtig is". Terwijl
de anderen druk bezig waren om
hun uitrusting bij elkaar te
zoeken was Storhaug (de kip), de
beste skier van allemaal op zoek
gegaan naar een schuilplaats,
maar hij kwam terug zonder een
hut gevonden te hebben. Tegen
die tijd verslechterde het weer
dramatisch, een sneeuwstorm
huilde over de hoogvlakte.
Hierdoor werd het zicht
gereduceerd tot een paar meter
en dit maakte het onmogelijk om
een lange mars tegen de storm in
over het plateau te maken.
Hoewel dit hun skisporen uit zou
wissen was dit niet wat zij
nodig hadden direct na de
landing. Zij wisten niet precies
waar zij zich bevonden en er was
geen ontvangstcomite om hen in
veiligheid te brengen. Na twee
kilometer een wanhopige strijd
tegen de elementen te hebben
geleverd, waarin de
omstandigheden per minuut
verslechterden, hadden zij enorm
geluk door letterlijk tegen een
hut aan te lopen die Jansbu
heette. Snel maakten zij met een
bijl het slot open, binnen waren
er bedden en er lag zelfs een
halve kuub haardhout zodat zij
kon opdrogen en zich opwarmen
terwijl de storm rond de kleine
houten hut tekeer ging.
Ieder van hen draaide steeds een
wachtdienst van anderhalf uur,
hoewel er vrijwel geen kans
bestond dat zij in dit weer
ontdekt zouden worden, want de
storm nam gedurende de ochtend
nog alleen maar in kracht toe.
Ronneberg: "Je had het gevoel
dat de hut elk moment door de
storm opgetild kon worden". De
storm raasde nog steeds over de
Hardangervidda toen zij
opstonden. Toen zij uit het raam
keken zagen zij dat er 60 cm
verse sneeuw gevallen was. Door
de storm waren sneeuwbanken rond
de hut ontstaan van anderhalve
meter hoog. De training die zij
in Schotland hadden ondergaan
was van de hoogste orde, maar
zij waren niet voorbereid op
dergelijke extreme
omstandigheden in hun eigen
vaderland. Het team wist nog
steeds niet precies waar zij
waren, maar zij vermoedden dat
zij in de buurt van een meer
genaamd Bjornesfjorden geland
waren.
Op 17 februari om 17.00
uur besloot men richting de
Svensbu hut te trekken, maar de
westerstorm en de stuifsneeuw
maakten het bijna onmogelijk om
vooruit te komen en men wist ook
niet precies in welke richting
men moest trekken. Daarbij kwam
nog dat elk van hun een rugzak
droeg met 30 kilo uitrusting en
men moest ook nog eens twee
sleden trekken die elk met 50
kilo uitrusting beladen waren.
Na een uur voort geworsteld te
hebben werden de sneeuwbanken zo
hoog dat Ronneberg opdracht gaf
om rechtsomkeert te maken, terug
naar de Jansbu hut. Deze
opdracht redde zondermeer de
groep van de ondergang, want de
storm hield nog zes dagen in
alle hevigheid aan en dat zou
zeker tot een ramp geleid hebben
als men door was gegaan. Terug
in de veiligheid van de hut
begon Ronneberg te vermoeden dat
zij niet bij Bjornesfjorden
geland waren, maar in de buurt
van Skrykken, 30 kilometer ten
Noordwesten van de bedoelde
dropzone. Een vette vingerafdruk
op een kaart die Ronneberg in de
hut gevonden had, zette hem aan
het denken. Toen zij daarna de
hut grondig doorzochten vonden
zij een visserslogboek voor het
Skrykkenmeer en dit bevestigde
zijn vermoeden. Gunnerside was
niet in het bezit van een
radioset en was daardoor niet in
staat met Engeland of met
Swallow contact op te nemen.
Hoewel het niet langer sneeuwde
de joeg de storm de sneeuw met
zo'n kracht over de hoogvlakte
dat het onmogelijk was zich
buiten de hut
te begeven, laat staan om een
lange mars te maken.
Door de plotselinge
klimaatsverandering werden
vrijwel alle leden van het team
ziek, men kreeg koorts en
opgezwollen halsklieren. Swallow
was door Engeland op de hoogte
gesteld dat Gunnerside geland
was, maar na enige tijd begonnen
zij het ergste te vrezen voor
hun kameraden. Helberg: "Dit was
de ergste storm die wij tot nu
toe meegemaakt hadden. Het ging
maar door en door en na een week
begonnen wij ongerust te worden,
niet wetend of Gunnerside in
staat was geweest een onderkomen
te vinden". Er ontstond
onenigheid wat Swallow moest
doen, er werd voorgesteld om een
reddingsoperatie op touw te
zetten zodra de storm zou gaan
liggen, maar Poulsson was daar
absoluut op tegen. Hij
redeneerde dat als de piloot de
drop zone niet had kunnen vinden
hij hen ergens anders gedropt
zou kunnen hebben.
Tijdens de vierde dag van
Gunnerside op de Hardangervidda
probeerden zij naar het depot
terug te keren waar zij hun
voorraden begraven hadden om
meer rantsoenen op te halen,
maar weer werden zij naar de hut
teruggedreven door de storm.
Ronneberg: "Terwijl wij moesten
wachten tot de storm ging liggen
gebruikten wij al onze
rantsoenen die in onze rugzakken
zaten en daarna hadden wij de
grootste moeite het depot terug
te vinden want de storm had het
landschap totaal veranderd. Die
nacht blies de storm de
schoorsteenpijp van het dak. Tot
twee keer toe probeerde ik hem
er weer op te zetten, maar beide
keren werd ik van het dak
geblazen en kwam ik in een
sneeuwbank terecht aan de andere
kant van de hut".
De volgende dag probeerden zij
het opnieuw, maar de stokken die
zij als markering in de sneeuw
hadden gestoken waren nu totaal
bedekt en daar kwam bij dat het
zicht nog zo beperkt was dat zij
hun kompassen niet konden
aflezen om de richting te
bepalen. De dag daarna deden zij
opnieuw een poging, maar na drie
uur gaven zij opnieuw de hoop op
om het verstopte materiaal te
vinden, uitgeput en rammelend
van de honger keerden zij naar
de Jansbu-hut terug.
Op 21 februari noteerde
Ronneberg in zijn notities: 'De
sneeuwstorm raast met vernieuwde
kracht over de hoogvlakte, het
zicht is nul'. De algemene
matheid onder de leden van
Gunnerside was nog steeds
aanwezig en twee mannen waren
nog steeds ernstig ziek van
verkoudheid. Tot overmaat van
ramp ontdekten zij dat enige
containers met voedsel tijdens
de landing beschadigd waren.
Pakken zout waren opengebroken
en hadden zich met de rest
vermengd waardoor veel voedsel
niet meer te eten was. De
rugzakken met voedsel waren in
Schotland slecht ingepakt en in
twee van de rugzakken was alles
kapot gegaan en door elkaar
gekomen. Het was een brei van
gebroken biscuits, margarine,
suiker, rozijnen, sokken en
handschoenen.
In zijn notities legde Ronneberg
zijn kwaadheid vast over wat hij
zag als het hap-snap verpakken
van de verschillende containers.
Later werden zijn bezwaren door
Kolonel Wilson, hoofd van de
Noorse sectie van SOE,
weggewuifd. Hij maakte duidelijk
dat elke container duidelijk
gelabeld was en op de labels was
duidelijk vermeld wat er in
moest zitten. Een voor
explosieven, een voor reserve
kleding, etc, etc. Wat er
gebeurd was is het volgende: de
pakkers hadden, met de beste
bedoelingen en om de teamleden
een plezier te doen, zoveel
mogelijk extra voedsel overal
tussen gestopt. De drukte die
hier destijds over werd gemaakt,
komt nu onnozel over, maar het
was toen heel belangrijk voor de
mannen van Gunnerside, die elke
kruimel van hun rantsoenen nodig
hadden om op de been te blijven.
Op 22 februari 1943 was
de storm eindelijk uitgeraasd en
werd het uitgeputte en gehavende
Gunnerside-team wakker onder een
blauwe lucht. Alles was weer tot
rust gekomen op de hoogvlakte,
die veranderd was in een enorme,
bijna onafzienbare witte vlakte.
Elke rots, elke top of bosje was
bedekt met een witte laag, wat
het landschap een vreemd, haast
buitenaardse indruk gaf.
De mars naar Kallungsja, op weg
naar de Svensbuhut, zou steil en
moeilijk worden, en doordat zijn
mannen niet fit waren besloot
Ronneberg dat hun bepakking
beperkt zou worden tot het
absolute minium. Zij namen de
Britse uniformen en uitrusting
voor het Swallow team mee, voor
vijf dagen voedsel en de
explosieven. Zij vertrokken om 1
uur 's middags, elk met een
rugzak die 25 kilo woog en twee
sleden die beladen waren met elk
30 tot 40 kilo. Toen zij nog
maar net vertrokken waren werd
er al meteen alarm geslagen. Een
skier die een slee voortrok,
kwam over het meer recht op de
hut af. Het was onwaarschijnlijk
dat het een Nazi was die in zijn
eentje op patrouille was, maar
het kon wel een Quisling
landverrader zijn. Gunnerside
ging aan de andere kant van de
hut in dekking en de man werd
overmeesterd en in de hut
gebracht om verhoord te worden.
Haukelid: "Dit was de angstigste
man die ik ooit gezien heb, maar
ik kon het mij wel voorstellen,
als je door zes mannen met
baarden in Britse uniformen
wordt overmeesterd".
Net als Swallow had ook dit team
de opdracht gekregen om iedereen
waarmee zij in contact kwamen en
die de missie in gevaar zou
kunnen brengen te elimineren. Of
zoals Ronneberg het uitdrukte:
"Als het nodig bleek te zijn
moesten wij hem in de bergen
doden". Dit was een ongewenst
ontwikkeling voor het team.
Zouden zij de missie in gevaar
brengen als zij de man lieten
gaan, of moesten zij hem doden
terwijl het misschien een
vaderlands lievende landgenoot
zou blijken te zijn? "Het was
een erg moeilijke beslissing.
Moesten wij een man doodschieten
die gewoon op het verkeerde
moment op de verkeerde plaats
was?", zo noteerde Ronneberg.
De man bleek Kristian
Kristiansen te zijn, een 43
jarige rendierjager. Hij was in
het bezit van een geweer, wat
door de Nazi's verboden was. Hij
had 3000 kronor bij zich, een
lijst van klanten uit Oslo,
broodbonnen die in Uvdal en
Geilo waren uitgegeven en een
identiteitskaart waaruit bleek
dat hij uit Uvdal afkomstig was.
Uvdal was de eerstvolgende
vallei naar het oosten. De man
was een zwarthandelaar en alle
soldaten en vrijheidstrijders
hadden een hekel aan dit soort
mensen. Gedurende het verhoor,
een spel van bluf en
overbluffen, draaide het erop
uit dat noch Gunnerside, noch de
jager hun ware identiteit prijs
wilden geven om het spel daarmee
te verliezen. De jager dacht dat
de mannen leden waren van Hird
en liet daarom doorschemeren dat
hij de Quislings ondersteunde,
maar dat hij geen lid was van de
partij. Ronneberg besloot de man
voor het team in te zetten door
hem een slee te laten trekken
terwijl hij hen naar Kallungsja
leidde. Maar voordat zij
vertrokken braadden zij een
groot stuk rendiervlees van de
man uit Uvdal, dat stuk vlees
zou in ieder geval nooit de
zwarte markt bereiken. Laat die
avond vertrok het gezelschap
richting Kallungsja.
Gedurende de mars begon
Ronneberg te geloven dat de man
te vertrouwen was en dat hij
niet geexecuteerd hoefde te
worden, maar hij was er nog
steeds niet zeker van.
Zijn verstand zei hem de man te
doden, zijn hart zei hem de man
te laten gaan. Wat Kristiansen
ook mocht zijn, hij was een
uitstekende gids en een heel
goede skier.
Om vier uur 's ochtends
bereikten zij een hut aan een
meer genaamd Hettevatn. Er waren
voldoende sporen dat de hut
recentelijk door rendierjagers
was gebruikt en Krstiansen
verklaarde dat de hut van zijn
zwagers was. De mensen uit Uvdal
waren vaak in de bergen om
heimelijk op rendieren te jagen.
In de hut werd een warm ontbijt
gemaakt en werd uitgerust tot de
zon weer op kwam. Gunnerside
kwam tijdens het tweede deel van
de tocht tot de ontdekking dat
een aantal kuddes rendieren in
het gebied aanwezig was en zij
kregen een goed gevoel dat
Grouse, ondanks dat zij lang op
hen hadden moeten wachten, toch
voldoende te eten te pakken had
kunnen krijgen.
Terwijl zij bijna Kallungsja
bereikt hadden, uitgeput door de
ingespannen trektocht, zagen zij
plotseling twee mannen (beiden
hadden baard) met grote snelheid
langs de horizon skien. Haukelid
kreeg de opdracht naar voren te
gaan omdat hij de leden van
Grouse immers het beste kende.
Met zijn verrekijker bestudeerde
hij de man totdat deze tot 200
meter genaderd was.
Haukelid: "Maar ik kon hem niet
herkennen, hij had erg veel
kleren aan en hij had een baard
waardoor ik zijn gezicht niet
kon zien. Een tweede skier
verscheen, een paar honderd
meter achter de eerste man, kon
dit Arne zijn? Maar deze man had
een rode baard!
De twee mannen staken het meer
over en op een gegeven moment
stopten zij en speurden de
Hardangervidda af.
Knut kreeg opdracht zijn
camouflage pak te verwisselen
voor burgerkleding en om contact
met de skiers te maken. Hij
moest ze desnoods maar vertellen
dat hij rendierjager was. De
rest van de groep ging in
dekking achter de rotsen of ging
plat in de sneeuw liggen met hun
pistolen en machinepistolen in
de aanslag. Het was weer een
spannend moment voor het
Gunnerside-team terwijl Haukelid
en de twee skiers aarzelend
contact maakten.
Haukelid vond dat de twee mannen
eruit zagen als zwervers. Hun
kleding was gerafeld, hun
gezichten waren bleek en smal en
hun schouders waren gebogen,
maar het waren Arne en Claus!
Een schreeuw van vreugde stelde
ook de anderen op de hoogte dat
er contact was gemaakt tussen
Swallow en Gunnerside.
Helberg en Kjelstrup waren door
Poulsson op verkenning gestuurd
zodra het weer opgeknapt was.
Poulsson's vermoeden dat de
leden van Gunnerside via
Kallungsja naar het zuiden
zouden trekken was dus
uitgekomen. De leden van
Gunnerside zagen nu pas goed hoe
het Swallow-team eruit zag:
mager, een vale geelachtige huid
en met lang haar en grote
baarden. Na de begroeting waar
zelfs enige emoties naar boven
kwamen, zover als dat bij een
Noor mogelijk is, was er nog de
vraag wat er met de jager moest
gebeuren. Ten slotte werd
besloten hem te laten gaan, maar
niet nadat hem duidelijk was
gemaakt wat de gevolgen voor hem
zouden zijn als hij hen zou
verraden. Als extra
veiligheidsmaatregel lieten zij
hem een verklaring tekenen
waarin stond dat hij de bezitter
van een geweer was en men zou
deze verklaring naar de Nazi's
doorspelen indien zij opgepakt
zouden worden. De Nazi's schoten
iedereen dood die betrapt werd
op het afschieten van rendieren.
En om te voorkomen dat zich in
de bergen verzetsgroepen zouden
nestelen werd ook het bezit van
buitensport materiaal, zoals
tenten, slaapzakken en dergelijk
verboden.
Ook gaven zij hem een
voedselvoorraad voor vijf dagen
mee, hopende dat hij daardoor
lang genoeg in de bergen zou
blijven zodat zij hum missie
konden uitvoren voordat hij weer
in de bewoonde wereld zou
opduiken.
Zonder er bij na te denken
hadden zij hem ook Engelse
chocolade meegegeven. De
dekmantel van een agent kon door
dit soort details in gevaar
komen. Een broek met een Engels
kledingmerk, Engelse tabaks
kruimels in een broekzak, een
Engels potlood, al deze zaken
konden tot de executie van een
agent in het veld leiden.
Daarom had SOE allerlei
fabrieken, werkplaatsen en
laboratoria om voor elk land
waar men actief was goederen en
kleding te maken die in dat land
in gebruik waren. De
mannen maakten dus een grove
fout door Kristiansen Engelse
chocolade mee te geven en
hiermee brachten zij ook
zichzelf en hun missie in
gevaar.
Rond vier uur keek Poulsson uit
het raam van de Svensbuhut en
hij zag dat Helberg een slee
voortrok en hij realiseerde zich
tot zijn grote vreugde meteen
dat er contact met Gunnerside
gemaakt was. Skinnerland werd
weggestuurd voordat de groep de
hut had bereikt, geheimhouding
was nog steeds van vitaal
belang.
Uitgeput en half verhongerd
hadden de leden van Gunnerside
45 kilometer in 16 uur afgelegd
en het was een hele opluchting
dat zij tenminste in het
gezelschap van hun kameraden in
elkaar zakten. Die nacht vierden
de mannen een heel apart feest.
Allen waren in slechte conditie,
al naar gelang wat zij te
verduren hadden gehad. Poulsson
schreef echter in zijn logboek
dat hij en zijn mannen topfit
waren, maar dat Gunnerside nog
moest aclimatiseren en dat zij
er niet goed uit zagen. Als dat
zo was, terwijl Swallow door
Gunnerside als uitgemergeld en
ziekelijk werd beschreven, dan
geeft het ons wel een idee hoe
Gunnerside er aan toe moet zijn
geweest na hun acht dagen
durende beproeving op de
Hardangervidda.
Rendier vormde natuurlijk het
hoofdbestanddeel van het
feestmaal, maar dit werd door
Gunnerside aangevuld met
chocolade en gedroogd fruit.
Nadat zij hun honger gestild
hadden gingen zij rond de kachel
zitten roken en vertelden elkaar
wat zij gedurende de afgelopen
maanden beleefd hadden. De leden
van Swallow hadden het idee dat
zij gedurende de afgelopen vier
maanden als een soort
schipbreukelingen op een
onbewoond eiland hadden gezeten,
maar nu werden zij weer op de
hoogte gesteld van al het
wereld- nieuws, de vorderingen
van de oorlog en nieuws over
wederzijdse vrienden. De
volgende dag zouden zij zich wel
weer serieus bezig houden met de
planning van een van de meest
gewaagde sabotageacties in de
militaire geschiedenis, maar die
nacht waren roken, chocolade
eten en praten belangrijker.
De volgende ochtend stuurde
Haugland een vrolijk bericht
naar Londen: - de groep is gisteren
gearriveerd stop alles in
orde stop uitstekende sfeer
stop - ben weer in de lucht na
de actie stop allen groeten u
hartelijk sluiten
Gunnerside rustte die dag uit om
op krachten te komen voor de
komende operatie. Helberg werd
naar Rjukan gestuurd waar hij
met een informant contact op
moest nemen om er achter te
komen wat de recente sterkte van
de bewakingstroepen was en wat
er aan nieuwe defensieve
maatregelen rond de fabriek
genomen waren.
Haugland haalde zijn radioset
uit elkaar en vertrok naar het
depot bij Skrykken. Hij zou
Skinnerland onderweg oppikken.
De twee zouden de komende tijd
in dekking gaan en afwachten tot
hun kameraden op een bepaald
punt een bericht zouden
achterlaten over het verloop van
de actie. Dit bericht moesten
zij via de radioset aan Engeland
doorgeven. De anderen restte
slechts 48 uur voordat zij in
actie zouden komen.
Het Swallow team had gedurende
de lange donkere winter maanden
genoeg tijd gehad om de beste
route uit te zoeken waarlangs de
teams de fabriek zouden kunnen
benaderen. Zij waren tot de
conclusie gekomen dat het
zinloos zou zijn om langs de
verticale wand aan de andere
kant van de vallei af te dalen
om zo ongezien bij de fabriek te
kunnen komen. Het was tevens
uitgesloten om langs diezelfde
weg weer te proberen terug te
keren naar de hoogvlakte. Zij
besloten de Fjosbudalenhut als
uitvalsbasis te gebruiken, deze
lag namelijk dicht bij de
fabriek er kwamen zelden mensen.
Vandaar uit was de afdaling naar
Vestfjorddalen relatief
eenvoudig vergeleken met de
andere afdalingsmogelijkheden.
Ronneberg die na aankomst
automatisch de leiding had
genomen had dit besluit van
Swallow goedgekeurd, mede omdat
Poulsson het gebied als beste
kende.
Operatie Freshman had de Nazi's
in kennis gesteld over een
mogelijke aanval op de fabriek
en er werden diverse maatregelen
genomen om de verdediging te
versterken. In december 1942
werden de Oostenrijkse soldaten
die veelal als tweederangs
garnituur werden beschouwd, of
soldaten die herstelden van
verwondingen aan het Russische
front, vervangen door een Duits
detachement. Het garnisoen bij
de Mosvatndam was uitgebreid van
10 naar 20 man, tevens waren er
vier stuks luchtdoel geschut
geplaats en was er een batterij
aan zoeklichten geinstalleerd.
Ook waren er twee
radiopeilinstallaties bij de dam
actief, en dit geeft aan dat men
wist dat er in de buurt een
illegale zender actief was. Men
liet echter na een degelijk
uitzending, geen zoekactie in de
omliggende bergen op touw te
zetten. Dat kwam waarschijnlijk
door het extreem slechte weer en
het feit dat men niet over
getrainde bergtroepen beschikte.
In januari werd de plaatselijke
troepenmacht in Rjukan versterkt
met 200 man, bij de Mosvatndam
werden nog eens 2 dozijn mannen
gestationeerd en de bewaking van
de fabriek zelf werd uitgebreid
met 30 bewakers.
Op 25 januari 1943
vertrokken beide teams
naar een hut bij Langsja
en ondanks slecht zicht
wist Poulsson de teams
feilloos naar de hut te
leiden. De eigenaar van
de hut was een winkelier
uit Rjukan. Zware
metalen staven en
hangsloten leken hen de
toegang tot de hut te
ontzeggen toen zijn daar
om zes uur 's avonds
aankwamen, maar de
betonscharen die
Ronneberg in een
ijzerwinkel in Cambridge
had gekocht kwamen goed
van pas. Eenmaal binnen
bleek dat de hut goed
voorzien was van
proviand en parafine
zodat beide teams hun
eigen voorraden niet aan
hoefden te spreken. Er
bleek zelfs een fles
uitstekende malt whisky
in een kast te staan. De
volgende dag trok men
verder naar de hut in
Fjosbudalen en zij waren
Rjukan nu tot op vijf
kilometer genaderd.
Rjukan is een plaats met
3300 inwoners gelegen in
een slingerende vallei
op de oevers van de
rivier de Maana. Nu zij
de onherbergzame
Hardangervidda hadden
verlaten nam de kans om
gezien te worden toe,
maar voor zover zij
wisten was dit nog niet
gebeurd. Alle ramen en
spleten van de hut waar
licht doorheen zou
kunnen komen werden door
de mannen afgedekt om op
die manier niet ontdekt
te kunnen worden. De hut
lag in een vallei vlak bij de
weg naar Mosvatndam boven op een
800 meter hoge rots aan
de rand van een steile
wand. Vanuit de hut
hadden zij uitzicht over
Rjukan maar vandaar uit
konden zij de fabriek
echter niet zien, deze
lag verscholen achter
een bocht in de vallei.
Kort nadat zij bij de
hut waren aangekomen
ontdekte de teams een
man die in de richting
van de naastgelegen hut
skiede. Hij werd
onmiddellijk opgepakt en
ondervraagd. Het laatste
wat zij nu konden
gebruiken was om ontdekt
te worden op het moment
dat de aanval ingezet
zou worden. Volgens
Ronneberg stelde iemand
vast dat het een oude
schoolkameraad van hem
was en dat hij te
vertrouwen was. De man
werd op zijn hart
gebonden dat hij zijn
mond moest houden en aan
niemand vertellen wie
hij ontmoet had.
De finesses van de
aanval moesten nog
besproken worden, Uit de
inlichtingen die zij
reeds eerder verzameld
hadden bleek dat zich 15
soldaten in de barakken
naast de fabriek
bevonden, terwijl zich
er nog eens een dozijn
zich in de directe
omgeving bevonden. Twee
soldaten bewaakten de
hangbrug over de kloof
die de fabriek met de
weg verbond.
Deze wachten zouden precies om
middernacht gewisseld worden.
Indien er alarm geslagen zou
worden zouden drie patrouilles
de fabriek en de direct omgeving
uitkammen dat door zoeklichten
verlicht zou worden. Soms werd
in fabriek ook nog eens door
twee Noorse bewakers wacht
gelopen. Er moesten nu
belangrijke beslissingen worden
genomen. De enige toegang tot de
fabriek van hun kant van de
vallei was de hangbrug over de
kloof. Als zij zich daar over
heen al vechtend een weg zouden
banen zouden zij ook al vechtend
met de soldaten van de naast
gelegen barakken de fabriek
moeten zien te bereiken. Zodra
het tot een vuurgevecht zou
komen zouden de troepen ter
plekke onmiddellijk versterking
krijgen van de de hoofdmacht die
in Rjukan gelegerd was. Zelfs
als het team met de
exlplosieven deze aan zou kunnen
brengen terwijl het andere team
dekking zou geven, dan was het
maar zeer de vraag of zij nog in
staat zouden zijn om te kunnen
ontsnappen. Dit zou zeker gezien
de Freshman operatie tot hun
dood leiden, nadat zij
natuurlijk enige tijd in
ondervragingsruimten van de
Nazi's hadden doorgebracht.
Het enige alternatief was
afdalen in de kloof tot een paar
honderd meter vanaf de fabriek.
Vervolgens moesten zij dan door
het beklimmen van de zuid wand
ongezien de fabriek in zien te
komen. Na het plaatsen van de
explosieven hadden zij de keuze
te al vechtend te ontsnappen via
de brug, of weer proberen via de
kloof ongezien weg te komen.
Waar zouden zij de snel
stromende rivier de Mana over
kunnen steken die door de
donkere kloof stroomde?
Als zij kans hadden gezien de
rivier in het pikdonder
heelhuids over te steken, hoe
moesten zij de fabriek dan
bereiken, door een bijna
verticale wand vol ijs en sneeuw
in het donker te beklimmen?
Iedereen dacht- en de Nazi's
waren hiervan overtuigd- dat het
onmogelijk was deze wand zonder
speciale berguitrusting te
beklimmen. Hier lag de sleutel
van hun succes, als het zou
kunnen, dan konden zij bijna
alle uitrusting in de hut
achterlaten en hierdoor zouden
zij in staat zijn snel en
geruisloos te ontsnappen. Deze
route zou de kansen op een
vuurgevecht, waarbij zeker
slachtoffers zouden vallen,
aanzienlijk reduceren.. Hun
voordeel was tevens dat de
Nazi's alleen een mogelijk
aanval over de brug verwachten,
dus de wachten hielden de
omgeving en de kloof al helemaal
niet in de gaten.
Hoe dan ook, aangenomen dat zij
de kelders van de fabriek
ongezien konden bereiken en de
eventueel aanwezig wachten
overmeesteren, dan hadden zij
nog minstens een half uur nodig
om de explosieven aan de 18
containers gevuld met
zwaar-water te bevestigen. Nadat
de lonten aangestoken waren
hadden zij nog twee minuten
nodig om een veilig heenkomen te
zoeken. Zij konden er gerust
vanuit gaan dat de explosies het
hele garnizoen zouden wekken en
de commando's zouden zich dan
een weg naar buiten moeten
vechten om weer naar de bergen
kunnen ontsnappen. De volgende
dagen en weken zouden zij kunnen
rekenen dat er jacht op hen
gemaakt zou worden. Het zou een
knap staaltje werk zijn als alle
negen zouden kunnen
ontsnappen.Het is moeilijk te
begrijpen hoe de commando's
dachten te kunnen ontsnappen
terwijl enorme zoeklichten het
nauwe dal zouden verlichten en
het zou wemelen van vijandelijke
troepen. Het was niet mogelijk
om via de achterzijde van de
fabriek te ontsnappen, de
helling was te steil, dus
moesten zij zich al vechtend een
weg over de brug banen, of weer
via de verijsde verticale wand
naar beneden klimmen, de rivier
oversteken, weer een wand
beklimmen, de weg oversteken,
nog een enorm steile helling
nemen om vervolgens op de
Hardangervidda uit te komen. Zij
zouden op z'n minst drie dagen
nodig hebben om de hut weer te
bereiken, terwijl de Nazi's de
hellingen van de vallei af
zouden kammen omdat zij wisten
dat de saboteurs niet over de
weg konden ontsnappen. Maar stel
dat zij de vallei ongezien uit
konden komen, dan zouden hun
kansen om te ontsnappen enorm
toenemen. Het was geen
zelfmoordmissie, maar het
scheelde niet veel. Welk
aanvalsplan ook gekozen zou
worden zij zouden alles uit de
kast moeten halen wat betreft
camouflage, kalmte, kracht en
alles wat SOE hen geleerd had.
Maar zij hadden meer nodig dan
dat, de Goden moesten aan hun
zijde staan. Een fout en de
situatie zou meteen hopeloos
zijn.
Ronneberg :"De kans dat wij in
de vallei vast zouden komen te
zitten was erg groot en daarom
besteden wij veel tijd aan het
ontsnappingsplan. Wij wisten dat
het er om ging spannen en dat
wij het misschien niet zouden
halen".
Wat ook door hun hoofden spookte
was het idee dat indien zij
gepakt zouden worden en hun
Noorse identiteit zou boven
water komen zij er op moesten de
rekenen dat de Nazi's ook
brutale vergeldingsacties tegen
de plaatselijke bevolking zouden
ondernemen. Met name voor
Helberg en Poulsson was dit een
zware last, hun vrienden en
families woonden immers maar een
paar kilometer van de fabriek.
De volgende ochtend werd Helberg
om negen uur op verkenning
gestuurd, hij moest uit zien te
vinden of het mogelijk was om de
wanden van de kloof te bedwingen
en of de rivier overgestoken kon
worden. Helberg was
verantwoordelijk voor de route
die de commando's zouden nemen
en hij maakte hierbij gebruik
van zijn kennis van de omgeving
en tevens gebruikte hij de
foto's die de RAF van het
doelwit genomen had.
Vijf uur later kwam hij terug
met de mededing dat het ijs aan
het kruien was, maar dat men de
rivier op een bepaald punt nog
over kon steken. Hij was er van
overtuigd dat men de steile
hellingen kon beklimmen ondanks
het gewicht van de rugzakken die
gevuld waren met explosieven,
wapens en andere uitrusting.
Het was hem opgevallen dat een
paar honderd meter van het punt
waar de rivier overgestoken kon
worden er bomen en struiken
langs de zuidelijke helling
groeiden. Helberg redeneerde dat
indien bomen en struiken tegen
de wand op konden komen, mensen
dat ook zouden moeten kunnen.
Hij beklom een stuk van de wand
maar hij had geen machine
pistool bij zich en een zware
rugzak vol explosieven. Zijn
redering was dus discutabel.
Ronneberg: "Ik had niet verwacht
dat Helberg de wand zou kunnen
beklimmen, maar hij kwam terug
met een grote glimlach op zijn
gezicht. Dit was goed nieuws,
wij zouden de fabriek in kunnen
komen zonder dat de Nazi's het
zouden merken".
Het officiele rapport en diverse
getuigenissen na de oorlog
spreken elkaar tegen over wie er
voor, of tegen was, welke
ontsnappingsroute genomen zou
worden. Een snelle route over de
hangbrug met een vuurgevecht, of
de langzame route door de kloof
zonder vuurgevecht, maar de kans
bestond dan om in de vallei klem
te komen zitten. Later zou
blijken dat dit de meest
cruciale beslissing zou zijn van
de hele operatie. In de officiele SOE dossiers staat dat
Ronneberg van mening was dat hij
en de Swallow leider Poulsson
voor de optie waren om zich via
de brug een weg naar buiten te
vechten omdat dit de snelste
manier was om te ontsnappen. Hij
schreef het zo: Naar mijn
mening, en die werd gedeeld door
Jens Poulsson, was het 'brug'
plan beter ondanks mogelijk
verliezen, maar wij hadden twee
zieken en wij waren niet in
optimale conditie. De overigen
waren hier niet van overtuigd en
ondanks de mogelijkheid van
beide leiders hun veto uit te
spreken werden beide plannen
toch ter stemming gebracht.
Alleen Ronneberg en Poulsson
waren voor de 'brug' optie, vijf
stemden voor de 'kloof' optie en
twee maakte het niet uit welke
optie gekozen werd. Volgens
democratische principes werd
besloten via de kloof te
ontsnappen.
De volgende uren ging de groep
zich in stilte op de aanval
voorbereiden, uitrusting
schoonmaken, alle instructies
nogmaals doorlezen, uitrusting
controleren en nogmaals de keuze
van de ontsnappingsroute
afwegen. Als wachtwoorden werden
gebruikt: 1e
man:"Piccadilly" en de 2e
man moest antwoorden met: "Leicester
Square". Het gebruik van
zaklampen was absoluut verboden,
zowel tijdens de aanval als
tijdens de terugtocht. Wapens
waren klaar voor gebruik, maar
zouden pas geladen worden als
dat nodig mocht zijn, om op die
manier te voorkomen er een per
ongeluk af zou gaan. De groep
werd nu in tweeen gesplitst:de
groep die dekking zou geven:
Haukelid als leider, met verder
Helberg, Poulsson, en Kjelstrup.
De explosieven groep met als
leider Ronneberg samen met
Stromsheim, Kayser, Idland en
Storhaug.
De orders voor deze operatie
omsloten alle voorkomende
mogelijkheden: indien de
gevechten al beginnen voordat de
opslagruimte van het zware-water
is bereikt dient indien nodig de
groep die dekking geeft de
explosieven aan te brengen.
Mocht de teamleider iets
overkomen, of indien er iets
anders gebeurd wat de planning
verstoord dan dient elk lid van
de groep eigen initiatieven te
ontwikkelen waarmee het doel van
de actie als nog gehaald wordt.
Als iemand op het punt staat
gevangen genomen te worden dient
hij een eind aan zijn leven te
maken.
Mocht de missie niet slagen dan
zouden de commando's binnen
enkele uren dood zijn, het zij
in een vuurgevecht het zij door
executie. Belangrijker nog, als
zij zouden falen dan hadden de
geallieerden nog maar een optie
over: een massaal bombardement
op de fabriek waarbij dozijnen
burger het slachtoffer zouden
worden.
Ronneberg gaf opdracht om twee
uur rust te nemen, om op die
manier zoveel mogelijk kracht te
sparen voordat de grootste
uitdaging van hun leven zou
beginnen. De negen Noren stonden
op het punt een van de
gewaagdste acties uit de
militaire geschiedenis te
beginnen. Wat zij niet wisten
dat in Engeland Winston Churchill handwringend zat te
wachten op nieuws over de actie,
net als hoog geplaatste
regeringsleiders en leden van de
krijgsmacht.
Toen de groep om acht uur 's
avonds op 28 februari 1943
de hut verliet om aan de
afdaling naar de vallei te
beginnen was het bewolkt, het
was niet koud maar het waaide
hard. Iedereen droeg een Brits
uniform en Britse papieren, de
groep was gewapend met vijf
machine pistolen met zes
magazijnen, drie Colt pistolen
.32 met zes magazijnen, zeven
Colt .45 pistolen met veertien
magazijnen, tien handgranaten,
twee sets met explosieven en
bijbehorende lonten en een
kleine hoeveelheid voedsel. Waar
zij niet op zaten te wachten was
een rustige nacht met volle maan
dan zouden te Nazi's hen eerder
kunnen horen, of zien aankomen.
Maar toch maakte de natte sneeuw
het hen knap moeilijk en zij
waren gedwongen hun ski's over
de schouder te leggen en de
afdaling te voet te maken
waarbij zij vaak tot aan hun
heupen in de sneeuw weg zakten.
Toen zij in de buurt van de Vaer
brug bij de hoofdweg kwamen
moesten zij ineens wegduiken
toen er plotseling twee bussen
met werknemers voor de
nachtploeg van de fabriek de
bocht om kwamen. In de buurt van
de hoogspanningleiding verborgen
zij hun ski's en rugzakken en
staken hier de weg over om te
beginnen aan de afdaling naar de
rivier op de bodem van de kloof.
De afdaling naar de bodem van de
kloof was slechts honderd meter
maar de invallende dooi maakte
alles erg glad en het ijs op de
rivier verdween zienderogen.
Zoals Helberg had verteld was er
nog maar een plaats waar de
rivier overgestoken kon worden,
maar daar stond al 10 cm water
op het ijs. Het ijs kraakte
onder hun voeten terwijl zij zo
snel mogelijk naar de andere
kant van de kloof probeerden te
komen waar zij opgingen in de
schaduwen van de rotsen. De
beklimming was eenvoudiger dan
zij gedacht hadden maar hun
harten gingen als gekken te
keer, deels door inspanning,
deels door opwinding en angst.
De mannen trokken zich aan
boomstammen en struiken omhoog
drijfnat van het zweet en hun
rugzakken begonnen steeds
zwaarder te wegen. Als er iemand
uit zou glijden waren zij ten
dode opgeschreven, onder hen
lagen scherp rotsen en massief
ijs. Nooit naar beneden kijken
was hen verteld tijdens hun
bergtraining in het Cairngorms
gebergte in Schotland. Zij
zweten als otters toen zij naar
verloop van tijd de spoorweglijn
van de fabriek bereikten.
Vemork 26 mei 1911
Terwijl zij de rails overstaken
om dekking te zoeken zagen zij
verse sporen in de sneeuw van
vijandelijke soldaten die daar
kort tevoren waren langsgekomen.
Slechts op een paar honderd
meter afstand konden zij nu de
fabriek zien liggen, halverwege
de zuidelijke helling van de
vallei. Twee enorme stenen
gebouwen met daar direct naast
de kazerne en wachtlokalen van
de Nazi bewakingstroepen.
De stilte van de vallei werd
onderbroken door de sterke
westenwind die het gebrom en
geratel van de machines in de
fabriekshal met zich meedroeg.
Het uitzicht op de fabriek was
voor Helberg en Poulsson een
ontroerend moment, zij hadden
als kinderen gezien hoe de
fabriek gebouwd werd en deze
werkgelegenheid en welvaart naar
de vallei had gebracht. Hoe
hadden zij zich toen ooit kunnen
voorstellen dat zij nu, jaren
later, gekleed als Engelse
commando's, bewapend met machine
pistolen en explosieven, op het
punt stonden diezelfde fabriek
op te blazen. Enige kilometers
verderop lagen hun familieleden
rustig te slapen zich totaal
bewust wat hun zonen, of broers,
op het punt stonden te
ondernemen. Onder zich aan de
voet van de weg die omhoog naar
de fabriek kronkelde kon de
groep de wachten over de
hangbrug heen en weer zien
lopen. In de barakken naast de
fabriek lagen de Nazi's te
slapen, of misschien waren zij
aan het kaarten. Het was kwart
voor twaalf. Klokslag
middernacht werd de wacht
gewisseld, dit ging precies zo
als beschreven in de
inlichtingenrapporten,
desondanks hielden zij zich ruim
dertig minuten schuil in het
duister van de nacht. De
waakzaamheid van de wachten zou
naar mate de tijd verstreek
alleen maar afnemen. Groep begon
de meegebrachte rantsoenen op te
eten terwijl Ronneberg bij
iedereen langs ging om er zeker
van te zijn dat iedereen precies
wist wat hem te doen stond.
Planning was cruciaal, als
iemand zijn hoofd er even niet
bij zou hebben kon de hele
onderneming op een ramp
uitdraaien. Ronneberg:"Terwijl
wij daar boven zaten te wachten
voelde dat bizar aan, het leek
wel of wij gewoon pauze tijdens
een oefening in Schotland. Soms
vertelde iemand een verhaal of
een mop, als wij wilden konden
wij zo hard schreeuwen als wij
wilden want de storm raasde
boven alles uit en niemand kon
ons horen. Ieder van ons was
heel kalm en gedurende deze
moment had ik er het vertrouwen
in dat wij de missie konden
laten slagen". Precies half een
slopen zij in de richting van
het doelwit. Alle negen slopen
zij naar een voorraadschuur op
op honderd meter afstand van het
grote stalen hekwerk lag. De
dekkingsgroep nam zijn positie
in een hielden hun
machinepistolen in de aanslag.
Een sprintte naar het hek en
knipte met de betonschaar het
hangslot door. Het kostte niet
meer dan een knip met een
betonschaar en vervolgens
betraden de mannen een van de
meest strategische plekken van
de hele Tweede Wereldoorlog. De
dekkingsgroep namen snel nieuwe
posities in Ieder van hen had
chloroform bij zich om eventueel
aanwezige wachten mee te kunnen
bedwelmen.
De explosievengroep had
ondertussen een tweede hek
geforceerd en zij bevonden zich
nu een niveau lager op een
verdieping die naar de kelders
leidde waar zich de vaten met
zwaar-water bevonden. Afgezien
van het gebrom van de fabriek
bleef het verder rustig. Het
enige wat enigszins
verontrustend was dat de maan
door de wolken heen gebroken
was. De omgeving werd ook
verlicht door de lichten van de
fabriekshallen die slecht
verduisterd waren. De duisternis
die de mannen zo nodig hadden
was verdwenen. De dekkingsgroep
nam nu de vooraf afgesproken
posities in, bij een hut waar
men uitzicht had over de
barakken waarin zich de vijand
bevond.
De explosieven groep liet
ondertussen een man achter die
de wacht hield en de overige
vier splitsten zich zoals
afgesproken in twee teams beide
voorzien van een complete set
explosieven in geval dat een van
de twee het doel niet zou halen.
Beide teams gingen meteen naar
de kelderdeur, maar die zat op
slot, vervolgens probeerden zij
een deur een verdieping hoger,
ook op slot. De kelderdeur had
open moeten zijn want
Skinnerland had een van zijn
contactpersonen in de fabriek
opdracht gegeven de deur van
slot te laten, maar de man was
ziek geworden en was die dag
niet in staat geweest naar de
fabriek te komen. Van de Nazi's
was in de fabriek geen spoor te
bekennen.
Er zat niets anders op om
tenminste een vuurgevecht te
voorkomen om een laatste optie
toe te passen. Professor
Tronstad had hen verteld dat het
mogelijk was om via de
kabelschachten in de kelder te
komen.
God zij dank dat Tronstad zo
nauwgezet was, de kabelschachten
waren inderdaad open zoals hij
hen reeds voorspeld had. Toen
Ronneberg rondkeek zag hij
alleen Frederik Kayser, de
andere twee Stromsheim en Idland
waren zij tijdens de zoektocht
naar de toegang tot de kelder
kwijtgeraakt. Ronneberg begreep
dat tijd nu de belangrijkste
factor aan het worden was en
elke minuut telde. Kayser en hij
beklommen de kleine ladder die
toegang gaf tot de schacht. Zij
kropen over buizen en kabels
terwijl zij hun rugzakken voor
zich uit duwde. Door een opening
in de schacht konden zij het
doelwit onder zich zien liggen.
Het einde van de schacht kamer
kwam in een soort kamertje uit
naast de ruimte waar zich het
zwaar-water bevond. Snel gingen
de ruimte met de zwaar-water
condensors binnen en
oververmeesterden zij de
bewaker.
Meteen sloten zij de deuren en
Kayser hield de bewaker onder
schot die beefde van angst. Hij
had nog nooit een engels uniform
gezien en verwachtte er ook
nooit een te zullen zien.
Ronneberg trok zijn rugzak open
en begon de worst vormige
explosieven rond de cilinders
aan te brengen, die overigens
precies leken op de modellen
waar zij in Engeland op geoefend
hadden. Ronneberg was net klaar
met het aanbrengen van de helft
van de explosieven toen hij
gerinkel van glas hoorde. Toen
hij opkeek zag hij Birger
Stromsheim aan de achterzijde
van de fabriek door het raam
klimmen. Kayser draaide zich ook
om en hij was al bezig zijn
machinepistool te laden toen hij
zag dat het goed volk was.
Stromsheim en Idland hadden de
kabelschacht niet kunnen vinden,
niet wetende dat Ronneberg en
Kayser al binnen waren hadden
zij besloten de enig mogelijke,
maar ook de gevaarlijkste optie
gekozen om binnen te komen. Het
glasgerinkel had de Nazi's
kunnen alarmeren, Ronneberg
snelde naar het raam toe om de
laatste stukken glas weg te
halen zodat Stromsheim naar
binnen kon komen. Idland bleef
buiten op wacht staan terwijl
Stromsheim Ronneberg hielp met
het aanbrengen van de laatste
ladingen en het aanbrengen van
de lonten. Oorspronkelijk waren
zij van plan geweest om twee
minuten lonten te gebruiken,
maar omdat zij bang waren dat
iemand de lonten vroegtijdig zou
verwijderen hadden zij er voor
gekozen om voor de zekerheid ook
30 seconden Bickford lonten te
plaatsen. Dit was een dappere
zet want dit betekende dat de
explosies plaats zouden vinden
voordat zij het complex verlaten
konden hebben. Ronneberg's
honger om met de Nazi's het
gevecht aan te gaan was
opmerkelijk, zijn gedrevenheid
was enorm, dat bleek ook wel uit
het feit dat hij zich een weg
naar buiten wilde vechten. Ook
nu weer ondernam hij iets
gevaarlijk op de operatie goed
af te laten lopen, maar ook om
het gevecht aan te gaan.
Net voordat zij de lonten aan
wilde steken zei de bewaker:
"Alstublieft, ik heb mijn bril
nodig. Heden ten dagen zijn die
nauwelijks in Noorwegen te
krijgen". Dit was een
onwerkelijk moment en het
verzoek deed de drie commando's
verstijven, deze plotselinge
verandering van het plan bracht
hen van hun stuk tijdens deze
cruciale militaire operatie.
Hierna rommelde de commando's in
het bureau van de bewaker om
zijn glazen te kunnen vinden. "Takk",
zei de bewaker toen hij zijn
bril op zijn neus zette. Terwijl
hij sprak hoorden zij
voetstappen naderden. De mannen
laden hun wapens en zetten ze op
scherp. Was die een Nazi's die
zijn ronde deed? Tot hun
oplichting stapte een Noorse
voorman de ruimte binnen en hij
ging bijna van zijn stokje toen
hij de drie commando's zag en
een collega met zijn handen
boven zijn hoofd.
Buiten begon de dekkingsgroep
onrustig te worden, de anderen
waren nu al 25 minuten geleden
verdwenen in de schaduwen van de
fabriek. Terwijl Ronneberg de
lonten aanstak telde Kayser tot
tien, waarna de bewakers
opdracht gaf zo snel mogelijk
naar boven te rennen. De drie
commando's zelf renden zo snel
mogelijk door de stalen deur
naar buiten. Zij waren nog geen
twintig meter van het gebouw
verwijderd toen zij de doffe
dreun van de explosies hoorden.
Het geluid werd gedempt door het
gebrom van de machines in de
fabriek en de dikke betonnen
muren van de kelders. De
dekkingsgroep vroeg zich af of
de explosieven wel op juiste
wijze aangebracht waren, maar
Ronneberg hoorde aan het geluid
van de explosies dat de
cilinders verwoest waren en dat
de zwaar-water productie van
vier of vijf maanden nu over de
vloer het riool in verdween. Wat
de commando's niet konden weten
was dat het geluid van een
gedempte explosie niet ongewoon
was voor degenen die in de
fabriek werkten, Soms konden
ongevaarlijke explosies gehoord
worden die ontstonden in de
verbrandingsmachines, soms
maakte het geluid van scheurend
ijs of het naar beneden storten
van smeltende sneeuwmassa's net
zo'n geluid. Poulsson: "De
explosies klonken niet erg hard,
het was meer het geluid van twee
of drie auto die op elkaar
inreden. De explosieven groep
ging na de ontploffingen
onmiddellijk in dekking,
wachtend op een reactie vanuit
de Nazi barakken. Zij lagen of
stonden doodstil toen de deur
van een van de barakken openging
en een slechts half geklede
soldaat naar buiten kwam. Hij
scheen met zijn zaklantaarn over
het fabriekterrein , liep
langzaam in de richting van
Haukelid die verstopt zat achter
een stapel lege vaten. Toen hij
tot op een afstand van vijf
meter genaderd was liet hij het
licht van zijn zaklamp rond
schijnen en hij ging daarbij
maar een paar centimeter over
het hoofd van Haukelid heen. Als
het een windstille nacht was
geweest, hoorde de wacht
misschien het gehijg, of de
pompende hartslag van Haukelid.
Op dat zelfde moment waren alle
wapens waarover de groep
beschikte op de onwetende
soldaat gericht. Had hij zijn
lamp wat lager laten schijnen
dan was hij ongetwijfeld
doorzeeft geweest met kogels.
Hij draaide zich echter om en
verdween weer in de barak en op
het moment dat de deur
dichtsloeg werd het teken
gegeven om de terugtocht te
aanvaarden. De kalmte van de
hele groep geeft nogmaals aan
hoe professioneel zij bezig
waren. In een rapport dat na de
aanval rond ging tussen de
verschillende militaire en
politiek afdelingen staat het
volgende te lezen over Haukelids
koelbloedigheid: 'Het
voorbeeldig wapengebruik van de
leider van de dekkingsgroep toen
de vijand hem tot op slechts een
paar meter was genaderd om te
kijken wat er aan de hand en
toen naar zijn barak
terugkeerde, was een van de
opmerkelijkste feiten van de
gehele operatie'.
Het plan liep zelfs beter als de
mannen gehoopt hadden, slechts
drie waren gezien door de
bewakers in de kelder, die niets
anders vermoeden dan dat dit
Engelse commando's waren die
Noors spraken. Ronneberg en
Kayser hadden hun strepen laten
zien en hadden diverse
gereedschappen en papieren
achter gelaten om daarmee alvast
te bewijzen welke nationaliteit
zij hadden. Om te voorkomen dat
de Nazi''s vergeldingsacties uit
zouden voeren tegen de lokale
bevolking was het van belang dat
het aantoonbaar was dat dit het
werk was van Engelse troepen en
niet van een lokale
verzetsbeweging. Het team had
zijn opdracht succesvol
uitgevoerd en nu stond er nog
maar een ding op het programma,
ontsnappen en snel ook. Het
probleem was echter dat een
snelle ontsnapping vanuit de Rjukan vallei niet mogelijk was.
Het was van vitaal belang dat
zij zo ver mogelijk weg wisten
te komen voordat er alarm werd
geslagen. De negen mannen
daalden zo snel mogelijk langs
de zuidelijke helling naar
beneden af naar de bodem van de
kloof. Vervolgens staken zij de
rivier over die nu al veel hoger
stond en sneller stroomde dan
enkele uren gelden.
Het water op het ijs stond
centimeters hoger dan op de
heenweg en het was een kwestie
van uren of misschien van
minuten dat het oversteekpunt
weggespoeld zou worden. Als dat
gebeurde zaten de mannen als
ratten in de val en zonder hoop
om de andere oever te kunnen
bereiken..
De stijging van temperatuur en
het smelten van de sneeuw staat
bij de plaatselijke bevolking
bekend als 'Fohn' en dit bracht
de ontsnapping van de groep in
gevaar. Diepe natte sneeuw was
het laatste waar de groep op zat
te wachten als zij snel wilden
ontsnappen, maar zij konden het
zuigen van de sneeuw onder hun
laarzen voelen en ook de warme
wind die in hun gezicht blies.
Het team werd ontnuchterd
terwijl zij net de rivier over
staken, toen rond het
fabrieksterrein het gehuil van
sirenes klonk. Snel kropen zij
de oever aan de andere kant van
de rivier op. De eerste auto die
vanuit de richting van Rjukan
verscheen reed heel langzaam
over de slingerende bergweg, het
was spekglad. Toen de auto
voorbij kwam verschool de groep
zich achter een sneeuwwal die
opgeworpen was door een
sneeuwploeg die de weg had
vrijgemaakt. Nadat de auto
gepasseerd was staken de mannen
de weg over en liepen aan de
andere kant van de weg naar de
plek waar zij hun ski's en de
rest van de uitrusting hadden
achtergelaten. Toen zij omkeken
in de richting van de fabriek
zagen zij lichten langs de
spoorweg bewegen precies op het
punt waar zij het
fabrieksterrein hadden betreden.
Gedurende de volgende minuten
zagen zij een sliert auto's en
trucks zo snel als de
omstandigheden het toelieten
over de weg in de richting van
Vemork rijden. Op een gegeven
moment sloegen zij links af om
via de hangbrug het
fabrieksterrein te bereiken,
de race was begonnen.
Gedurende de volgende uren
worstelden zij zich een weg naar
boven via een zigzag pad dat
onder de de baan van de Krosso
lift naar top van de vallei. De
lift was aangelegd zodat de
mensen die beneden in het dal
woonden gedurende de donkere
winter maanden de vallei konden
verlaten en boven op de top van
de zon konden genieten. In
Noorwegen had men al in een
vroeg stadium ontdekt dat de
mens ook in de winter zonlicht
nodig heeft.
Waar bleven de zo zeer gevreesde
zoeklichten die op het dak van
de fabriek stonden en die zoals
hun verteld was de hele omgeving
konden verlichten?
De Nazi's daarin tegen waren er
van overtuigd dat de saboteurs
zich nog steeds op het
fabrieksterrein bevonden. Zij
hadden immers de brug niet
overgestoken en het was niet
mogelijk en men was vast niet zo
gek om via de helling af te
dalen naar de bodem van de
vallei, dus moesten zij zich nog
op het fabrieksterrein bevinden
was hun redenering.
Het grootste gedeelte van de
route , genaamde het Ryes Pad,
naar de top lag verscholen in
een dicht sparren bos, maar elke
als het pad een bocht maakte en
de route van de kabelbaan
kruiste dan was er totaal geen
dekking meer. Tijdens hun drie
uur durende zwoegtocht naar
boven waren ze om de zoveel
minuten zichtbaar voor iedereen
die naar hen op zoek was. Voor
de commando's was dit de
aangewezen route voor een ieder
die uit de vallei wilde
ontsnappen, maar in de
verwarring en de paniek die bij
de Nazi's toesloeg na de aanslag
had niemand er over nagedacht op
welke wijze de saboteurs zouden
kunnen ontsnappen. De grootste
angst van de Noren was dat de
Nazi's zo slim zouden zijn om de
kabelbaan in te schakelen en een
groep soldaten naar de top te
transporteren. Er waren maar een
paar minuten voor nodig om de
bedienaar van de kabelbaan die
er naast woonde te alarmeren en
op die manieren tientallen
soldaten naar boven te krijgen.
Dit scenario zou het einde van
hun ontsnapping betekenen, zelfs
als zij een vuurgevecht zouden
overleden dan nog wist men
precies waar zij waren en de
Nazi's zouden hen vervolgens in
kunnen sluiten door gebruik te
maken van vliegtuigen die hen
vanuit de lucht in de gaten
konden houden.
Dit gebeurde echter niet en om
vijf uur 's morgens bereikten
zij uitgeput de top van de
vallei. Eenmaal op de top
aangekomen merkten zij pas hoe
hard het op het plateau stormde,
zij weren bijna door de kracht
van de storm weer naar beneden
geblazen. De mannen staarden
naar beneden in het dal waar de
Nazi's nog fanatiek naar hen aan
het zoeken waren. Toen zij halt
hielden om te rusten en te eten
begonnen zij zich te realiseren
dat hun kans om te ontsnappen
flink toegenomen was nu zij
ongezien uit het dal hadden
kunnen wegkomen. Ronneberg; "Het
was een geweldig gevoel, wij
hadden ons de afgelopen maanden
zo op deze klus geconcentreerd
en nu leek het erop dat het de
goede kant op ging. Wij zagen de
zon in een fantastisch kleurspel
boven de Gaustatop opkomen,
terwijl wij in stilte onze
chocoladerepen en rozijnen
opaten".
' Een vogel zong ergens in het
struikgewas en wij wisten dat
het voorjaar eraan zat te komen.
Terwijl wij daar zo zaten waren
wij erg blij dat de opzet
geslaagd was en wij voelden ons
trots, tegelijkertijd moesten
wij aan onze Engelse kameraden
denken die omgekomen waren met
de ramp met de zweefvliegtuigen.
Zij hadden pech gehad, maar
iets, of iemand had ons
afgelopen nacht beschermd. De
Nazi's zaten in het dal onder
ons, maar voor hen waren wij nu
niet bang meer. Nu moesten wij
de strijd met de Noorse natuur
weer aangaan. Maar hier waren
wij niet bang voor, wij hadden
al uit ervaring geleerd toe te
geven en dat de natuur soms de
baas is. Als wij met die kracht
met respect om zouden gaan zou
het wel goed komen".
De mannen was geen lange
rustpauze gegund, zij moesten nu
zoveel mogelijk afstand tussen
hun en de jagers creeren. Het
stormde hard toen zij op weg
gingen naar de hut bij Langsja
en hun grootste angst was dat nu
het goed licht werd zij met
vliegtuigen te maken zouden
krijgen die het gebied gingen
uitkammen. Deze vliegtuigen
zouden men met machinegeweer
vuur kunnen besproeien, maar zij
konden ook vijandelijke troepen
naar de op de vlucht zijnde
commando's dirigeren. Zij
bereikten om elf uur echter de
hut zonder het een geluid van
een enkel vliegtuig gehoord te
hebben. Zij hadden in de
afgelopen 36 uur geen oog dicht
gedaan en zij hadden zich zo
snel mogelijk verplaats als hun
vermoeide benen ze maar dragen
konden.
De adrenaline had hen op de been
gehouden vanaf het moment dat
zij acht uur geleden aan de
werkelijke sabotage actie
begonnen waren. Dit waren jonge
fitte en geharde kerels, maar
ook hun lichaam kon maar een
beperkte belasting hebben. Het
was dan ook een enorme
opluchting toen zij de hut
bereikten en daar konden gaan
zitten om nog meer voedsel tot
zich te nemen, want zij waren
ondertussen totaal uitgeput
geraakt.
De hele operatie was tot op dat
moment een groot succes geweest,
zelfs beter dan zij in hun
stoutste dromen hadden durven
dromen. Zij waren ongezien de
fabriek binnengedrongen, hadden
alle zwaar-water cilinders
opgeblazen, waren ontsnapt
zonder dat er ook maar een enkel
schot afgevuurd was, of dat er
iemand gewond was geraakt en zij
hadden de fabriek al ver achter
zich gelaten voordat het alarm
afging. Verder was er aan de
rest van de fabriek geen schade
toegebracht waardoor zijn
economische belang voor
Noorwegen niet in gevaar was.
Het Duitse garnizoen was
schuldig aan ernstige fouten en
blunders in de eerste uren
direct na de aanval en dit was
het geluk van de saboteurs
geweest. De mannen hadden het
gevoel dat de Goden aan hun kant
hadden gestaan die nacht terwijl
zij in de hut lagen uit te
rusten. Binnen uur was de storm
op de Hardangervidda
aangetrokken tot een orkaan en
het was totaal zinloos de hut te
verlaten. Om buiten de hut te
kunnen ademen moesten zij de
handen voor hun mond houden,
deze sneeuwstorm zorgde er
echter voor dat alle sporen van
hun terugtocht bedekt werden.
Dit was van groot belang, nu
hadden de Nazi's helemaal geen
idee meer hoe de commando's
ontsnapt waren. Als zij hun
voetsporen naar boven en hun
skisporen op het plateau ontdekt
hadden dan zou de kans op
ontsnapping weer aanmerkelijk
kleiner worden. Nu was er
absoluut geen kans meer hen te
vinden, zij waren simpel weg
opgegaan in de sneeuw. De nazi's
konden nu niet meer
geconcentreerd in een bepaald
gebied gaan zoeken, zij moesten
hun manschappen verdelen over
een van Europa's grootste
verlaten wildernis. Een
geslaagde ontsnapping was echter
nog niet gegarandeerd, er kon
nog van alles gebeuren. Zij
konden nog steeds in contact
komen met Nazi patrouilles, of
met Noorse landverraders, of zij
konden vanuit de lucht gezien
worden. Maar hun achtervolgers
hadden een groot nadeel zij
kenden het terrein en de
weersomstandigheden niet,
terwijl de Noorse commando's dit
voordeel ten volle uit konden
buiten. De storm betekende ook
dat de mannen langer konden
uitrusten en weer op krachten
konden komen. Een nadeel was
echter dat de Nazi's in staat
waren versterking uit de
omgeving van Vemork op te roepen
wetende dat de saboteurs met dit
weer geen kant op konden en zich
ergens in de buurt van Vemork op
zouden houden. Zij moesten
ergens in de buurt zitten.
De volgende dag, 1 maart 1943,
vertrok het gezelschap richting
Svensbu, maar de kracht van de
storm deed hen na enige tijd
weer terug keren. In de loop van
de middag ging de wind enigszins
liggen en om vijf uur werd een
nieuwe poging ondernomen. Om
half tien kwamen de mannen
opnieuw totaal uitgeput bij de
Svensbu hut aan, de storm was
weer in alle hevigheid
losgebroken.
Ondertussen bekeek de
hoofd-ingenieur van de fabriek
Alf Larsen, die tevens hun
belangrijkste informant in de
fabriek was geweest, de
aangerichte schade. Hij was een
van de eerste die de plek des
onheil betrad. "Toen ik binnen
kwam zag ik dat alle cellen
opgeblazen waren en dat de bodem
van elke cel weggeslagen was. De
hele ruimte hing vol waterdamp,
dit was mede afkomstig doordat
dat bijna alle waterbuizen in de
ruimte door rondvliegende
scherven lek geraakt waren. Het
leek wel of ik onder de douche
stond. Dit was een perfecte
sabotage actie geweest".
Generaal Wilhelm Redies,
hoofd van de Gestapo in
Noorwegen, kwam bij de
fabriek aan om zelf de
schade op te nemen en om
uit te vinden hoe men in
staat was geweest deze
onneembare vesting te
nemen. Ook wilde hij
erachter komen om
hoeveel saboteurs het
ging en hoe zij gevlucht
waren. Hij was die
zondagochtend niet in de
allerbeste stemming, hij
wilde snel antwoorden op
zijn vragen en dreigde
met vergeldingsacties.
Hij nam aan dat de actie
door Engelse commando's
was uitgevoerd, er was
een Tommygun gevonden,
engelse papieren waren
achtergelaten de
bewakers die door de
overval verrast werden
bevestigden deze
veronderstelling
(onduidelijk blijft of
de bewakers niet wisten
dat de commando's Noren
waren, maar dat ook zij
wilden voorkomen dat er
vergeldingmaatregelen
genomen zouden worden).
Het doorgeknipte
hangslot, het open hek
en een spoor voetstappen
(daarbij ook nog een
bloedspoor van
Ronneberg's hand)
onthulden hoe men de
fabriek in was gekomen
en hoe men hem verlaten
had. Het was echter voor
Redies nog steeds
onduidelijk hoe men weg
was gekomen, naar zijn
mening was ontsnappen
via de kloof onmogelijk.
Redies was er van
overtuigd dat deze
missie alleen kans van
slagen had gehad indien
men vanuit binnen uit
hulp had gekregen.
Natuurlijk verdacht hij meteen
de voormalige directeur D. Brun,
maar desondanks liet hij alle
technici en laboranten
arresteren en hij dreigde
iedereen dood te schieten tot
het lek boven water kwam.
Door de aankomst van Wehrmacht
Generaal von Falkenhorst
gingen de plannen van Redies
niet door. Von Falkenhorst was
een van de weinige hoge Nazi's
die enige bewondering voor de
actie in Vemork had en hij
toonde daarbij ook mededogen
voor de burgerbevolking. Later
werd hij overigens wel vervolgd
en veroordeelt wegens
oorlogsmisdaden, onder andere
voor zijn rol in het Freshman
incident. Ter plekke verklaarde
hij dat dit de beste sabotage
actie geweest was die hij ooit
tijdens de oorlog gezien had.
Volgens een telegram dat door
Haugland was verstuurd had
Skinnerlands contactpersoon in
de fabriek zelfs gezien dat von
Falkenhorst had moeten
glimlachen toen hij de schade
zag die de saboteurs hadden
aangericht. "Engelse gangsters"
had hij gemompeld. Onderschept
berichtenverkeer tussen Duitse
en Noorse inlichtingen
afdelingen gaven aan dat men van
mening was dat drie Noors
spreken Engelse commando's
gekleed als burgers per trein
naar Rjukan hadden genomen, maar
dat zij de omgeving goed
kenden.. Vreemd genoeg leidde
het feit dat zij vloeiend Noors
spraken niet tot argwaan.
De gegijzelden werder echter pas
vrijgelaten toen von Falkenhorst
had verklaard dat het hier een
Engelse militaire actie ging en
dat de lokale bevolking hier
niets mee te maken had.
Vervolgens werd de jacht op de
Engelsen massaal geopend. Later
zou de lokale bevolking zijn
dank jegens von Falkenhorst
uitspreken omdat hij in verweer
was gekomen tegen de Gestapo die
absoluut vergeldingsacties tegen
de lokale bevolking wilden
ondernemen.
Terwijl hij nog bezig was om te
onderzoeken hoe de indringers
weg hadden weten te komen gaf
hij het bevel om de zoeklichten
te ontsteken, maar tot schaamte
van de bewakers en tot woede van von Falkenhorst lukte dat niet
want men kon de schakelaars niet
vinden!
De groep die die nu verder
terugtrok op de Hardangervidda
bestond nu nog uit acht man,
Helberg ging terug naar de hut
in Fjosbudalen omdat hij daar
zijn burgerkleding en zijn
vervalste identiteitsbewijs had
laten liggen die hij voor zijn
verkenningstochten had gebruikt.
Dit mocht absoluut niet door de
Nazi's gevonden worden anders
zou men zeker vergeldingsacties
tegen de lokale bevolking
uitvoeren. Voor hij vertrok
sprak hij met de rest af dat zij
elkaar weer zouden ontmoeten bij
de Svensbu hut mts het weer en
de Nazi's dat toelieten.
Op 2 maart verliet de
hoofdgroep de Svensbu hut en
ging op weg naar Skrykken, de
plek waar Gunnerside geland was,
maar ook dit keer werden zij
door een zware storm gedwongen
na twee uur op weg te zijn
geweest om naar de hut terug te
keren. De volgende dag hadden
zij meer succes. Eenmaal op weg
maakten zij een omtrekkende
beweging via Slettedal waar zij
een boodschap voor Skinnerland
en Haugland, de twee
marconisten, achterlieten. Zij
zouden de boodschap naar het
hoofdkwartier in Engeland
doorseinen. Deze luidde als
volgt:
'geland op Skrykkenvann stop
wegens de weeromstandigheden
daar een week vastgezeten stop
gezien de foutieve
landingsplaats veel uitrusting
moeten achterlaten stop aanval
gestart op
28-2-43 om 00.45 uur stop
zwaar-water destillatie fabriek
totaal verwoest stop iedereen
present stop geen gevechten'
sluiten
Omdat Haugland zich van de rest
van de groep had afgescheiden
wist men in Londen niet wat de
situatie was en men vreesde zo
langzamerhand het ergste.. De
groep arriveerden om acht uur 's
avonds in Skrykken en zij
begonnen daar meteen hun lange
mars naar Zweden te plannen.
Haugland en Skinnerland waren al
bij de Skrykken langs geweest om
hun deel van de voorraden op te
halen, Skinnerland zou de taak
van marconist voor de Swallow
groep van Haugland overnemen en
Haugland zou gaan proberen om
nog meer informatie te
verzamelen en contacten te
leggen met andere verzetsgroepen
en die ook verder opleiden. Maar
eerst moesten beiden onderduiken
tot de Nazi's hun jacht op de
saboteurs zouden staken.
De tocht van Gunnerside naar
Zweden
Vijf leden van de Gunnerside
groep - Ronneberg, Idland,
Kayser, Stromsheim en Storhaug
waren van plan de 400 kilometer
trip naar Zweden in 10 dagen te
doen, mits het weer het
toestond Haukelid en Kjelstrup
zouden op de Hardangervidda
blijven, Poulsson en Helberg
waren van plan eerst naar Oslo
te gaan om daarna te besluiten
wat zij zouden gaan doen.
Terwijl de diversen groepen zich
aan het voorbereiden waren om te
vertrekken was er van Helberg
geen spoor te bekennen en zij
begonnen zich zorgen over hem te
maken terwijl de storm voort
raasde.
De groep die naar Zweden zou
uitwijken was van plan om de
trip zoveel mogelijk op ski's af
te leggen. Men zou in uniform
reizen, mocht men enige
tegenstand tegen komen dan
zouden zij zich een weg naar de
vrijheid vechten. Bij het
bereiken van de grens zou de
groep zich opdelen in kleine
groepjes en zich aan de Zweedse
autoriteiten overgeven alvorens
men zich eerst van alle wapens
en uitrusting had ontdaan.
Op de ochtend van de
4e
maart
namen Ronneberg Kayser, Idland,
Storhaug en Stromsheim afscheid
van de anderen en begonnen aan
hun trektocht door de bevroren
wereld. Later zouden zij
ervaren dat het echte avontuur
nu pas echt begonnen was.
Gedurende de eerste tien dagen
die volgenden na de aanval
hadden de chefs van SOE in
Bakerstreet, de hoogste
parlementariers, hoge militaire
officials en zelf Winston
Churchill geen idee over de
afloop en of deze succesvol was
geweest of niet. Met elke dag
die voorbij ging nam de onrust
over het lot van de Noorse
commando's toe. Tot eindelijk op
10 maart 1943 om 11.55
uur een ontvanger in een van de
ontvangststations van SOE tot
leven kwam. Haugland en
Skinnerland hadden de in de hut
in Slettedal verstopte boodschap
van Gunnerside niet kunnen
vinden. Pas toen Haukelid en
Kjelstrup boven water kwamen
hoorden zij het goede nieuws.
Meteen begonnen zij met de
handgenerator accu's te laden om
voldoende zendvermogen te kunnen
maken. Van bamboestokken werd
een antennemast geconstrueerd en
kon Haugland achter zijn B2
zendontvanger plaats nemen. De
volgende boodschap werd
verzonden:
-operatie
was 100% succesvol stop
zwaar-water condensators
compleet vernietigd stop -geen vuurgevecht gehad
omdat de Nazi's niets in de
gaten hadden stop -zij hadden niet door hoe
wij binnengekomen zijn en hoe
wij de fabriek weer hebben
verlaten
sluiten
Deze historische boodschap van
Haugland veroorzaakte gejubel in
Downingstreet, Whitehall en in
het hoofdkwartier van SOE.
Hitler's plannen om een atoombom
te ontwikkelen hadden een flinke
vertraging opgelopen. Voor
hoelang was nog maar de vraag,
maar de geallieerden konden
opgelucht ademhalen en het glas
richting Noorwegen heffen. De
oorlog begon ook in het Westen
een andere wending te krijgen en
het enige gevaar dat de hoop op
een overwinning had kunnen
verstoren was voorlopig
geelimineerd.
De beruchte
Rijkscommisaris van
Noorwegen Jozef
Terboven en Generaal
von Falkenhorst, de twee
machtigste mannen van
Noorwegen, hielden
persoonlijk gedurende de
volgende weken toezicht
op de zoekactie naar de
saboteurs. De hoge
officieren die aan het
hoofd stonden van de
bewakingstroepen werden
van hun posten ontheven
en naar het Oostfront
overgeplaatst.
Tegelijkertijd werden
alle mogelijke middelen
ingezet om de destilleer
installaties opnieuw op
te bouwen. Ook werden de
fortificaties op- en
rond de fabriek verder
versterkt om mogelijke
nieuwe aanvallen te
voorkomen. Tot groot
vermaak van de
plaatselijke bevolking
werden overal posters
opgehangen die een
beloning beloofden voor
het opsporen van de
saboteurs. Volgens de
posters waren de mannen
groot en sterk. Hadden
blauwe ogen, blond haar
en spraken Noors. Dit
gold natuurlijk voor het
overgrote deel van de
Noorse mannelijke
bevolking!
Kristiansen, de jager
die de mannen vrij
hadden gelaten, had hun
dekmantel verraden
tijdens een ondervraging
door de Noorse politie.
Hij had namelijk de
Engelse chocolade repen die hij
had gekregen aan een paar
plaatselijke kinderen gegeven en
een paar van de Engelse wikkels
waren ontdekt. Men was Kristiansen
meteen op het spoor
gekomen en hij was
meteen gearresteerd. Met
meer geluk dan wijsheid
had hij zijn
ondervragers echter
verteld dat hij door
Engelse commando's was
overvallen en
vastgehouden.
Volgens Helberg was de
jager in verwarring
geraakt door de
verschillende accenten
van hen die hem in de
hut ondervraagd hadden.
Dit had hem zo in
verwarring gebracht dat
hij gezien de uniformen
direct had aangenomen
dat het om Engelsen
ging.
Op zich is deze reactie niet zo
heel vreemd als men bedenkt dat
er in Noorwegen twee officiele
talen bestaan, het Nynorsk en
het Bokmal. Daarnaast bestaan er
nog honderden verschillende
dialecten.
Gedurende de hectische
speurtocht naar informatie over
de overval deden de meest wilde
geruchten de ronden. Een daarvan
was dat er 2000 Engelse
parachutisten in de bergen
geland waren en die zich nu in
gereedheid brachten om een
grootschalige aanval op de
fabriek te ondernemen. In alle
haast werd een complete divisie
gemobiliseerd om hen te kunnen
stoppen. Verder werden er
constant zoektochten in de
bergen georganiseerd waaraan ook
200 Noorse landverraders
deelnamen.
Op 4 maart 1943 gingen de
saboteurs uit elkaar, team
Gunnerside ging op weg naar het
noorden om naar Zweden te
ontsnappen. Haukelid verdween
naar het westelijk deel van de
Hardangervidda, terwijl
Kjelstrup richting Vinje trok om
daar zijn illegale activiteiten
voort te kunnen zetten.
Haukelid en Kjelstrup zouden
zich eerst enige tijd
schuilhouden om vervolgens
lokale verzetsgroepen te gaan
trainen om op die manier klaar
te zijn voor actie wanneer dat
gevraagd zou worden.
Poulsson vertrok naar het
oosten, richting Oslo. Hij had
met Helberg voor de aanval
afgesproken om en tijdje in Oslo
onder te duiken en weer naar
Rjukan terug te keren wanneer
het stof was gaan liggen. Van
Helberg was echter nog steeds
geen spoor te bekennen.
Poulsson bereikte Olso via
Numedal, Eggedal en Kroderen
zonder noemenswaardige
problemen, hij bracht de nachten
door in een spoorweg
opslagplaats en in de hut van
een kolenbrander. Vervolgens nam
hij op 8 maart de trein
naar Krodsherad. De volgende dag
ontmoette hij Helberg in een van
te voren afgesproken cafe in
Oslo. Poulsson: "Ik ben nog
nooit zo blij geweest om iemand
te ontmoeten". Hij was net als
de anderen steeds bang dat zijn
kameraden in een sneeuwstorm
omgekomen waren, of door de
Gestapo gearresteerd waren.
Helberg: "Ik was op weg gegaan
om de anderen te ontmoeten, maar
een sneeuwstorm maakte dat
onmogelijk. Ik was al een tijd
op weg maar het begon steeds
harder te stormen, de kaart
waaide uit mijn handen en
gedurende een uur heb ik
getracht zonder kaart de weg te
vinden, maar het was onmogelijk
om onder deze
weersomstandigheden door te gaan
en ik besloot om in een hut te
gaan schuilen".
Voor de zoekactie goed en wel
begonnen was hadden Haugland en
Kjelstrup hun spullen uit de hut
meegenomen en kampeerden zij in
een tent ten noorden van het
Langsjameer. Met zijn
verrekijker zag Haugland hoe de
Nazi's de vallei onder hen
uitkamden: "Op een gegeven
moment lagen wij in een kleine
tent op de hoogste berg in de
omgeving en zagen wij hoe de
Nazi's onder ons naar ons
zochten, terwijl er boven ons
vliegtuigen rondcirkelden.
Dus maakten wij en sneeuwhol met
een wooncompartiment en twee
slaapgedeelten. Wij bleven daar
een paar dagen en voelden er ons
volkomen veilig. De Nazi's
gingen nooit verder dan een
dagmars de bergen in omdat zij
bang waren er te moeten
overnachten".
De troepen kamden alle hutten
uit die zij maar op kaarten
konden vinden en ook alle hutten
die niet op de kaart stonden
maar die zij onderweg
tegenkwamen. Meestal werden de
hutten meteen geplunderd en
namen zij de waardevolle spullen
in sleden die door paarden
werden voortgetrokken. Onder de
Nazi troepen bevonden zich ook
leden van het pro Nazi
Kongfinger Bataljon en nazi
gezinde politiemensen. Sommige
van deze laatste groep waren
echter infiltranten van Milorg
die informatie over de laatste
ontwikkelingen doorspeelden
richting het verzet. Een Noorse
buitenspoter kan aan skisporen
zien of iemand drie minuten,
drie uur, of drie dagen gelden
langs gekomen is. De Nazi's
daarentegen besteden geen enkele
aandacht aan dit soort dingen.
Er werden zoveel soldaten op
ski's de bergen ingestuurd dat
er weldra een wirwar van sporen
ontstond, hierdoor werd het
onmogelijk om de saboteurs aan
de hand van sporen te kunnen
achterhalen.
Haukelid die zich ook hoog in de
bergen verscholen had verbaasde
zich over de tekortkomingen van
de soldaten; "Er is in
Noorwegen, maar ook elders ter
wereld, maar een methode om
iemand in de wildernis op te
kunnen sporen en dat is zo te
leven als hij leeft".
Op 20 april 1943 seinde
een SOE agent in Oslo genaamd
Parrot het volgende bericht naar
Engeland:
Er komen gewonde soldaten
binnen uit de afgesloten
gebieden op de Hardangervidda.
Rapporten geven aan dat
verschillende groepen soldaten
met elkaar slaags geraakt zijn
denkende dat zij met de
saboteurs van doen hadden,
Groepen SS-ers kammen nog steeds
het gebied uit en steken alle
hutten in brand. Noren die in
het gebied wonen staan onder
constante bewaking en mogen hun
huizen niet verlaten. Einde
Een rapport gaf aan dat
tenminste 18 Nazi's in
dergelijke gevechten gewond
geraakt waren en zij werden met
ambulances vanuit de hoogvlakte
naar het ziekenhuis in Rjukan
gebracht. In het gebied werd de
noodtoestand uitgeroepen en
niemand mocht zonder toestemming
van de autoriteiten het gebied
in of uit. Dit waren moeilijke
tijden voor de plaatselijke
bevolking die steeds meer last
kreeg van de bezetting en de
onderdrukking. Gebrek aan
voldoende voedsel begon zijn tol
te eisen, zeker gedurende de
lange donkere wintermaanden
wanneer de weerstand van de
mensen toch al laag was. Hierbij
komt ook dat men gezien het
barre klimaat nauwelijks in
staat was zelf voldoende voedsel
te kweken. Een voormalig
verzetsman gaf aan dat aan het
einde van de strenge winter van
42/43 in Rjukan, een plaats van
5500 inwoners, wekelijks
begrafenissen waren. Toen een
SOE agent het stadje verliet gaf
hij aan dat hij gedurende drie
weken niets aan vet
binnengekregen had en dat in
diezelfde periode alle melk door
de Nazi's gevorderd was. Zelfs
de aller kleinsten moesten het
zonder melk stellen.
Ronneberg: "Voordat wij
uberhaupt richting Zweden konden
vertrekken moesten wij de te
volgen route goed plannen want
deze zou wel eens 600 kilometer
lang kunnen worden. Wij konden
natuurlijk geen rechte lijn
trekken van Rjukan naar de
Zweedse grens, want dat zou ons
door de dichtbevolkte gebieden
rond Oslo voeren. Dus moesten
wij eerst naar het noorden, naar
het zuiden was geen optie want
daar ligt een groot meer dat wij
niet ongezien konden oversteken.
Wij hadden al bekeken dat wij
erg ver naar het noorden zouden
moeten trekken om niet in de
omgeving van Lillehamer uit te
komen want daar was de
skiopleiding van de Nazi
bergtroepen gevestigd. Pas na
Lillehamer op ruime afstand
gepasseerd te hebben konden wij
naar het zuidoosten afbuigen
richting de grens. SOE had ons
van drie sets kaarten voorzien
met een schaal van 1: 100.000.
Elk van deze kaarten was weer
onderverdeelt in 26 kaarten die
zeer gedetailleerd waren. Een
van de sets hadden wij op de
wand van de hut geprikt en met
een streep hadden wij de
geplande route aangegeven. Ieder
van het ontsnappingsteam kreeg
uitgebreid de kans de kaarten te
bestuderen en zich de route
eigen te maken. Toen wij uit ons
depot vertrokken schatten wij in
dat wij zo'n tien dagen nodig
zouden hebben om de Zweeds grens
te kunnen bereiken. Wij hadden
ook bedacht om 's nachts te
reizen en om ons overdag schuil
te houden en te rusten. Wij
kwamen er echter al snel achter
dat het eenvoudiger was om het
toch andersom te doen".
De weersomstandigheden en de
sneeuwcondities waren optimaal
toen het Gunnerside team de hut
bij Skrykken verliet, maar al
gauw werd het een worsteling.
Zij werden behoorlijk gehinderd
door de slecht ontworpen
rugzakken, maar zij moesten ook
nog een zwaar beladen slee met
voorraden meeslepen.. Dat ging
prima over harde sneeuw, maar
het werd echt worstelen als zij
door natte papsneeuw heen
moesten.. Het werd helemaal een
ramp wanneer zij gedwongen waren
om dwars door struiken of bosjes
heen moesten. Zelfs in
Ronneberg's optimistische manier
van rapporten schrijven was het
"heel zwaar werk".
De eerste nacht brachten de
mannen door in verlaten en
afgelegen herberg genaamd
'Sterhotel'. Hier vonden zij ook
wat etenswaren waardoor zij hun
beperkte eigen voorraden niet
aan hoefden te spreken. De
volgende dag was het schitterend
weer en zij waren van plan een
grote etappe af te leggen op de
nog lange route naar Zweden. De
mannen hielden de onderlinge
afstanden erg groot waardoor zij
minder opvielen in het terrein.
Om de buurt gingen twee van hen
als verkenners vooruit om met
verrekijkers het landschap af te
speuren op zoek naar eventuele
bedreigingen. Nadat zij 's
morgens goede vorderingen hadden
gemaakt, draaide de middag uit
op een flinke tegenslag. Eerst
moesten zij met een onwillige
overbeladen slee een steile
helling afdalen, waarna men
vervolgens met man en macht de
slee de volgende helling weer op
moest sleuren. De hele groep was
compleet kapot toen zij bij een
jachthut aan het Rodungenmeer
aankwamen.
Ronneberg had ondertussen een
pijnlijke ontsteking aan zijn
hand opgelopen waardoor het
steeds moeilijker voor hem werd
om vooruit te komen. Het
landschap bestond uit een aan
een schakeling van witte pieken
en dalen, meren en vlaktes en
dit maakte het orienteren met de
kaarten erg lastig. De volgende
dagen waren zij gedwongen zich
volledig op kompas zich een weg
te banen door het witte
landschap.
Zondag 7 maart was zo'n
typische dag waarop veel Noren
gaan skien, om niet op te vallen
bleef de groep die ochtend lang
in de hut waarin zij de nacht
doorgebracht hadden. Even was er
paniek toen een eenzame skier
hun kant op kwam. Meteen werd de
hele uitrusting in een van de
slaapkamer gegooid, werden de
ramen geblindeerd en de deur op
slot gedaan. De man ging echter
naar de naast gelegen hut, maar
hierdoor waren de mannen
gedwongen om zich enkele uren op
de vloer schuil te houden tot de
man vertrokken was. De volgende
dag wachten de mannen tot het
donker begon te worden alvorens
men begon aan het oversteken van
de immens grote Hallingdalen
vallei. In dit dal waren zij van
alle kanten zichtbaar en er kon
nergens in dekking gegaan
worden. Eenmaal aan de overkant
van de vallei uitgekomen kwamen
zij uit op een wirwar van paden
en sporen. Het team had in het
donker geen idee welke richting
zij uit moesten en daarom waren
zij gedwongen de nacht buiten in
hun slaapzakken door te brengen.
De slaapzakken waren echter door
en door nat na het oversteken
van een rivier eerder die dag.
Toen het licht werd besloten zij
het ontbijt over te slaan en
toen zij eenmaal wisten waar zij
heen moesten ging men op weg
naar een hut die op een uur
lopen afstand lag. Hier konden
zij hun kleren en uitrusting
laten drogen, de wind was
intussen flink aangewakkerd en
de temperatuur zakte weer flink
onder nul. Ondanks de
verslechterende
weersomstandigheden besloot het
team toch weer op weg te gaan,
elke stap bracht hen verder uit
de buurt van de fabriek in
Vemork en de Hardangervidda waar
van uit de zoektocht naar de
saboteurs zich steeds verder
uitbreidde. Tegen de avond
bereikten zij een plek genaamd
Fjellstolen, dit ongeveer 20
kilometer ten westen van de
Aurdalsfjord. Tot hun grote
vreugde ontdekten de mannen een
comfortable verlaten boerderij
waarin zich een flinke voorraad
bloem en gerstebrood bevond.
Op de zesde dag van hun
tocht werden zij verrast door
twee mannen op ski's terwijl zij
bezig waren een berghelling te
beklimmen. Het Gunnersideteam
was geheel in het wit gekleed en
alleen de donkere lopen van hun
machinegeweren staken boven hun
met wit bedekte rugzakken uit..
De twee groepen zwaaiden naar
elkaar terwijl zij elkaar
passeerden, de twee mannen namen
blijkbaar aan dat zij een groep
Duitse soldaten waren die met
een oefening bezig waren. Om
acht uur 's avonds bereikten zij
onopgemerkt de Aurdalsfjord en
tot hun schrik zagen zij dat het
meeste ijs op de fjord al
gesmolten was, maar aan de
zuidzijde van de fjord ontdekten
zij nog een plek waar het ijs
tot aan de overkant reikte.
Ronneberg nam de taak op zich om
de sterkte van het ijs te testen
voordat hij de anderen opdracht
gaf om het ijs over te steken.
Kruipend op handen en voeten,
gewapend met een bijl bereikte
hij langzaam de overkant terwijl
de anderen alleen toe konden
kijken en af moesten wachten of
het goed zou gaan.
Het ijs was erg dun en het kon
allemaal net. Ronneberg gaf
opdracht aan de rest om ook over
te steken. Dus volgden zij hem
uiterst voorzichtig waarbij men
de onderlinge afstanden tussen
elkaar erg groot liet. Tegen
middernacht zaten zij alweer in
de bergen op een hoogte van 1000
meter boven de waterspiegel.
Hier braken zij een deur open
van een hut die aan een
ingenieur genaamd Christiansen
toebehorende en die erg
koningsgezind was want alle
wanden van de hut waren bedekt
met afbeeldingen van koning
Haakon
De volgende dag sloeg
het weer dramatisch om,
de lucht betrok met
dichte bewolking en de
temperatuur schoot
omhoog. Hierdoor werd de
sneeuw nat en papperig,
wat skien bijna
onmogelijk maakte.
Tijdens hun lunchpauze
voelden zij de eerste
regendruppels al. Aan
het einde van de dag
waren zij letterlijk tot
stilstand gekomen door
de slechte
sneeuwcondities en
totale uitputting. De
uitrusting was die dag
tot over de limieten
getest. Over het
algemeen was men heel
tevreden geweest met de
versterkte uitrusting,
zeker het battledress
dat van wol gemaakt was
droegen zij gedurende de
hele tocht.
Alleen de overhemden
vonden zij te warm, die namen
zij mee in hun rugzakken en
droegen deze 's avonds omdat hun
ondergoed gedurende de dag
drijfnat geworden was van het
zweet. Het nethemd voldeed ook
prima, het voldeed prima om hen
warm te houden en hielp bij het
drogen van de buitenkleding,
maar degenen die een gevoelige
huid hadden kregen er zweren
van.
Ook de tok die gemaakt was van
konijnenbont voldeed goed, maar
wanneer de mannen begonnen te
zweten ging het bont de huid
irriteren en dat maakte het
skien in hoog tempo lastig.
Sommigen vonden de tok te warm
wanneer de temperatuur boven de
-15 graden uitkwam. De grootste
kwelgeest was echter de rugzak,
die was gewoon slecht ontworpen
en de te smalle draagbanden
sneden diep in het vlees van hun
schouders. Gedurende de volgende
dagen zakte de temperatuur weer
aanzienlijk en waren de mannen
in staat per dag flinke
afstanden af te leggen, maar hun
rantsoenen begonnen nu snel op
te raken. Hierdoor werden de
porties eten steeds kleiner en
dit stond in contrast met de
hoeveelheid energie die zij
gebruikten om zich een weg door
de wildernis te banen. Dit gold
in het bijzonder voor Idland,
voor hem was de tocht misschien
wel het zwaarst, hij was de
minst ervaren skier, maar zijn
wilskracht dreef hem vooruit en
hij wilde niet degene zijn die
de groep ophield. Het team had
een methode ontwikkeld om de
moed erin te houden gedurende de
eindeloze marsdagen. Ronneberg;
"Wij hadden 26 kaarten gekregen
die ons Noorwegen uit moesten
leiden, elke keer wanneer wij
een kaart achter de rug hadden
werd deze ritueel verbrand en op
die manier wisten wij dat wij
weer een stukje dichter bij ons
doel gekomen waren".
Op 13 maart, de tiende
dag van hun ontsnappingstocht
zagen zij twee Duitse
vliegtuigen van het type Junker
52S overvliegen. Klaarblijkelijk
waren zij niet naar iets onder
zich aan het zoeken want zij
volgenden een vaste koers door
het Grudbrandsdalen en
waarschijnlijk waren het
postvliegtuigen die van Oslo op
weg waren naar Trondheim.
De volgende twee nachten waren
de mannen gedwongen buiten in
slaapzakken door te brengen want
zij waren onderweg geen hutten
tegen gekomen. De voedsel
situatie begon kritiek te worden
en zij waren gedwongen van de
geplande route af te wijken en
hutten open te breken op zoek
naar voedsel. Vaak hadden zij
pech, maar soms vonden zij net
genoeg bloem en gerstebrood om
nog enige tijd door te kunnen
gaan.
De mannen waren nu op een
kritisch punt van de route
aangekomen, zij waren de Zweedse
grens dicht genaderd, waren moe
en hongerig, maar juist in dit
gebied moesten zij uiterst alert
zijn. In dit deel van Noorwegen
wemelde het van de Nazi's en
landverraders die op jacht waren
naar vluchtelingen en
verzetstrijders die de grens
trachten te bereiken.
Gepland was om de rivier de
Glomma dicht bij de stad Rena
over te steken, maar Storhaug
die uit dit gebied afkomstig was
maakte een fout en voerde de
groep zes kilometer de verkeerde
kant op. Het team raakte helmaal
gedesorienteerd in een gebied
vol heuvels en dalen en zij
waren niet meer in staat om door
middel van de kaart te bepalen
waar zij zich bevonden. Hoog in
de bergen was orientatie veel
eenvoudiger geweest want daar
kon zij het landschap van boven
aanschouwen en dit vergelijken
met hun kaarten.
In de lagere delen van het land
werkte deze methode niet en
waren zij niet in staat zich op
een bepaald punt te orienteren.
Men was dus gedwongen puur op
kompas te navigeren.
Ronneberg:"Onder dergelijke
omstandigheden is het uiterst
belangrijk om niet geirriteerd
te raken. Het is vrij eenvoudig
om over de kleinste details of
bepaalde eigenschappen van
mensen kwaad te worden, maar dat
is dodelijk voor de sfeer in de
groep. Als je zoiets op voelt
komen is het beter even
letterlijk afstand te nemen en
weg van de groep te blijven tot
je weer bedaard bent".
Uiteindelijk vonden zij de
rivier, maar tot hun schrik
bleek deze geheel ijsvrij te
zijn. Men had geen idee van de
sterkte van de Nazi troepen in
de omgeving en dus werd besloten
om dicht bij de rivier het kamp
op te slaan. Storhaug kreeg
opdracht om met een lid van de
plaatselijke bevolking contact
op te nemen waarvan hij wist dat
deze vaderlands getrouw was.
Vier uur later kwam hij terug
met een boot die hij gestolen
had en meteen stak men snel de
rivier over om vervolgens in de
dicht beboste heuvels aan de
overzijde te verdwijnen. De
volgende twee nachten waren zij
gedwongen in de openlucht door
te brengen, met doorweekte
kleding en drijfnatte
slaapzakken. Sneeuw, zo zeggen
de Noren, is een prima deken,
maar een slechte matras. Niemand
was echter in staat te slapen,
zowel door de alles
doordringende kou, als door de
constante honger. Ronneberg
noteerde in zijn logboek: "de
honger liet ons de hele dag door
fantaseren over gedekte tafels
die doorbogen van de hoeveelheid
eten die erop stond". De groep
was de grens nu uiterst dicht
genaderd, maar het laatste stuk
was vreselijk zwaar. Het bestond
voor het grootste deel uit
rotsblokken en ondoordringbare
bosjes,waar geen enkel uitzicht
was.
Uiteindelijk op 18
maart 20.15 uur,
vijftien dagen nadat
zij uit de hut in
Skrykken vertrokken
waren, zetten zij voet
op Zweedse bodem. De
mannen feliciteerden
elkaar gaven elkaar een
hand en stookten voor
het eerst sinds hun
aankomst in Scandinavie
een maand geleden,een
groot kampvuur. Voor de
laatste keer kropen zij
in hun Engelse uniformen
in hun slaapzakken, met
hun vertrouwde wapens
naast zich en zij
sliepen die nacht als
rozen. De volgende
ochtend nadat zij de
laatste kruimels van hun
rantsoenen opgegeten
hadden groeven de vijf
mannen een grote kuil
waar bijna alle
uitrusting in werd
begraven. De mannen
letten er vooral op dat
zij absoluut niets van
Engelse makelij bij zich
hadden. Zij verkleden
zich in burgerkleding:
een dikke skibroek,
wollen trui en een
winddicht jack. In hun
rugzakken namen zij
alleen wat skiwas,
reserve sollen, een mok,
een lepel, een half blok pemmican en wat Noors
geld mee. Hun eerstt
prioriteit was nu om aan
voeding te komen, zij
waren erg verzwakt
geraakt en waren
daardoor kwetsbaar om
ziek te worden.
Ook hadden zij snel een verhaal
nodig wat zij aan de Zweedse
autoriteiten op de mouw konden
spelden zodat zij gekenmerkt
zouden worden als politieke
vluchtelingen waardoor zij vrij
door Zweden zouden kunnen
reizen. Het verhaal kwam als
volgt in elkaar te zitten: Zij
kenden elkaar niet toen zij door
de Nazi's in een werkkamp bij de
plaats Dombas te werk werden
gesteld. Zij werden gedwongen
hier barakken en opslagplaatsen
aan te leggen. Zij waren echter
ontsnapt en hadden een
verzetsgroep gevormd, die
allerlei illegale activiteiten
had uitgevoerd. Na verloop van
tijd was hen echter de grond te
heet onder de voeten geworden en
waren zij naar Zweden ontsnapt.
Op in geval van separate
ondervraging hetzelfde verhaal
op te hangen werd hun basis in
Schotland als model voor het
werkkamp gebruikt. Zij skieden
ongeveer 20 kilometer voordat
zij door een Zweedse patrouille
werden ontdekt en naar de
plaatselijk politiepost werden
overgebracht. Zij werden door de
Zweden aller vriendelijkst
ontvangen en doorgestuurd naar
het plaatselijke ziekenhuis waar
zij ontluisd en gewassen werden
terwijl hun kleding
gedesinfecteerd en gedroogd
werd. Die avond gingen zij uit
eten in een restaurant waar zij
genoten van hun eerste
fatsoenlijk maaltijd in een
maandtijd. De volgende dag
werden zij door de autoriteiten
verhoord en hun verhaal werd
geloofd, hoewel men wel
twijfelde gezien het feit dat
zij allen vrijwel identieke
kleding droegen.
Zij waren nu vrij om te gaan en
te staan waar zij wilden zonder
enige vorm van bewaking. De
mannen reisden eerst naar
Kjeseter en vervolgens door naar
Stockholm. Hier melden zij zich
direct bij de Engelse ambassade
die hen rantsoenbonnen en geld
gaven zodat zij de tijd tot de
eerst volgende boot naar
Engeland konden overbruggen.
Door SOE in Stockholm werd
meteen een telegram naar
Bakerstreet gestuurd om hen op
de hoogte te stellen dat de
groep in goede gezondheid
gearriveerd was.
Ronneberg: "De Zweden waren blij
dat ze van ons af waren nadat
wij ons bij de Engelse ambassade
gemeld hadden. Met het geld dat
wij van de Britten hadden
gekregen gingen wij naar
buitensportwinkels om horloges,
Silva kompassen, kookgerei,
sneeuwschoenen en winterlaarzen
te kopen omdat wij wisten dat
die niet in Engeland te krijgen
waren".
Het succes van hun ontsnapping
leverde hen schouderklopjes op
van de leiding van SOE. 'De
zwaarte van deze mars onder
winterse omstandigheden,
gecombineerd met gebrek aan
voldoende voedsel maakt deze
ontsnapping zeer gedenkwaardig'.
Aldus deze eerste sobere
officiele notitie.
Eind maart 1943 vertrokken zij
uit Bromma om de Noordzee over
te steken en dertig uur later
naderden zij reeds de Engelse
kust. Het laatste deel van de
meest relaxte van de afgelopen
zes weken, een trein reis naar
Londen. Hier konden zij trots
vertellen dat zij een van de
meest spectaculaire sabotage
acties ooit tot een goed einde
hadden gebracht.
Ronneberg herinnert zich van hun
aankomst in Engeland zich het
volgende: "Bij aankomst kregen
wij meteen een kop thee, Het was
vreemd om weer op Engelse bodem
te staan, maar het was ook een
gevoel om weer thuis te zijn.
Als wij het over thuis hadden,
dan hadden wij het over
Noorwegen, maar als ik terug
kijk op de oorlogsperiode dan
zal ik nooit het hartverwarmende
welkom van de Engelsen vergeten.
Als je in een pub zat, of ging
dansen dan waren de mensen
altijd uiterst vriendelijk tegen
ons. De meesten wisten hoe het
er in Noorwegen aan toe was en
men wist ook dat dankzij Noorse
zeelieden Engeland voorzien werd
van de benodigde bevoorrading.
Wij voelden ons er nooit te
gast, meer als partners met een
gemeenschappelijk doel. Sinds de
oorlog heb ik het gevoel dat ik
twee vaderlanden heb, een waar
ik ben geboren en een waar ik
gedurende de oorlog gewoond
heb".
De
vijfde operatie "HET
BOMBARDEMENT"
Op
8 juli 1943 gaf Skinnarland
vanuit Telemark aan dat de
installatie in augustus weer in
bedrijf zou zijn. Later bleek
dat de productie in juni 1943
weer op gang was gekomen. Londen
gaf opdracht aan een aantal met
het verzet sympathiserende
medewerkers van de centrale om
plantaardige olie toe te voegen
aan het elektrolysebassin. De
productie verminderde hierop van
4,5 naar 1,5 liter zwaar water
per dag.
General
Leslie Groves, de bevelhebber
van het Manhattan project,
nam hier geen genoegen mee. Hij
wilde dat de installatie
vernietigd werd. Omdat de
Duitsers zo gebrand waren op de
productie van zwaar water, dacht
Groves dat zij grote vorderingen
maakten in het atoomonderzoek.
Er werd daarom besloten tot een
bombardement om de fabriek in
Vemork te vernietigen. Tronstad
en Wilson (leiding sectie
Noorwegen van de SOE) waren fel
gekand tegen dit plan, maar er
waren geen alternatieven. Een
nieuwe sabotagemissie werd niet
mogelijk geacht, omdat de
Duitsers de bewaking en
veiligheidsmaatregelen hadden
verscherpt na 28 februari 1943.
De Amerikanen dachten dat zij
vanwege hun opgedane ervaring
met precisiebombardementen de
fabriek moesten kunnen raken.
Lieutenant General Ira Eaker,
de opperbevelhebber van de
8th Air Force, gaf van
tevoren wel aan dat de trefkans
klein zou zijn. De fabriek lag
op een rotspunt in een smalle
kloof met steile hellingen. Dit
maakte het aanvliegen lastig.
Groves hield echter voet bij
stuk.
In
de ochtend van 16 november 1943
vertrokken de 460 toestellen van
de US 8th Air Force. De
formatie bestond uit drie
divisies. De derde
divisie, onder Major
John Bennett, had als doel de
fabriek in Vemork. De aanval
stond gepland tussen 11:30 en
12:00 uur, omdat dan de meeste
medewerkers naar huis zouden
zijn voor de lunch. Omdat zij
voorliepen op het schema gaf
Bennet de opdracht om 18 minuten
te wachten boven de Noordzee,
waardoor de Duitse
kustverdediging werd gealarmeerd
over de komst van de
bommenwerpers. Een toestel werd
neergehaald en een ander werd
beschadigd en moest de missie
afbreken. Ook kregen de Duitsers
door het uitstel de gelegenheid
om een rookgordijn op te trekken
boven Vemork. Van 11:30 tot
12:30 wierpen 143 toestellen 711
bommen van 500 pond. Een
precisiebombardement was door
het rookgordijn niet meer
mogelijk.
Het bombardement werd
verspreid over het hele
ravijn. Hierbij werd een
schuilkelder getroffen,
waarbij 16 Noren om het
leven kwamen. Slechts
vier bommen vielen op de
gebouwen waarin de
installatie was
ondergebracht.
Deze werd slechts licht
beschadigd. Vijf huizen en vier
legerbarakken werden verwoest,
de sluisdeuren kregen meerdere
voltreffers, maar door een
veiligheidssysteem werd
voorkomen dat het stuwmeer leeg
zou lopen. 15 navigators zagen
de salpeterfabriek aan voor de
zwaar waterinstallatie. Deze
fabriek werd vernietigd en er
ontsnapte een giftige wolk
ammoniakgas. Hier had Tronstad al voor
gewaarschuwd. Er kwamen
22 Noren om het leven
als gevolg van het
bombardement. De stad
Rjukan werd niet
geraakt. Dit was nog een
geluk bij een ongeluk,
want deze lag aan de
overkant van het dal, op
slechts 300 meter van de
fabriek. De Noorse
regering protesteerde
tegen het bombardement,
omdat zij van tevoren
niet in kennis was
gesteld en het aantal
slachtoffers niet opwoog
tegen het resultaat.
In
zeker opzicht had het
bombardement toch enig succes.
Vanwege de aanval gingen de
Duitsers ervan uit dat de
productie in Vemork te risicovol
was geworden. Zij vreesden
nieuwe sabotageoperaties en
bombardementen. De zwaar
waterproductie werd daarop stop
gezet en de aanwezige voorraad
(zowel hoog- als
laaggeconcenteerd zwaar water)
zou naar Duitsland worden
getransporteerd. Skinnarland gaf
dit door aan Londen. De
SOE gaf via hem de
opdracht aan de met het verzet
sympathiserende laborant Gunnar
Syverstad in de fabriek om de
voorraad te verontreinigen met
olie. Bij de voorraden laag
geconcentreerd zwaar water lukte
dit.
De
zesde operatie "HET LATEN ZINKEN
VAN DE HYDRO RAILWAY FERRY"
De
transporttechnicus Kjell Nielsen
werd belast met de organisatie
van het transport van de
voorraad zwaar water naar
Duitsland. Hij gaf deze
informatie door aan Haukelid die
nog op Hardangervidda
verbleef. Kjelstrup en Haugland
waren inmiddels via Zweden
uitgeweken naar
Groot-Brittannie Op 16 februari
nam Skinnarrland contact op met
Londen. Daar werd aangegeven dat
de voorraad zwaar water koste
wat het kost vernietigd moest
worden. Haukelid was de enige
getrainde commando en voor een
dergelijke operatie waren meer
mensen nodig. Hij besloot Rolf
Sorlie, een voormalig medewerker
van de fabriek in Vemork die was
ondergedoken in de bergen en
zich bij Skinnarland en Haukelid
had gevoegd, te onderwijzen in
het gebruik van explosieven. Het
Noorse verzet leverde een derde
man, Knut Lier-Hansen.
De
39 vaten met in totaal 15.000
liter zwaar water zouden met de
veerboot Sf Hydro over
het Tinnsjomeer getransporteerd
worden van Mal naar Tinnoset. Al
snel bleek dat de beste
mogelijkheid om het transport te
saboteren het tot zinken brengen
van de veerboot was. Londen gaf
toestemming, ondanks dat bij een
dergelijke daad onschuldige
slachtoffers zouden vallen.
Nielsen gaf door dat het
transport zou plaatsvinden op
zondag 20 februari. Haukelid
berekende dat het beste moment
voor de explosie drie kwartier
na de afvaart was. De pont zou
op dat moment over het diepste
punt (ongeveer 430 meter) van
het meer varen. Zij hadden nog
voldoende explosieven over van
de operatie Gunnerside.
De lonten konden zij echter niet
gebruiken, omdat deze te snel
zouden opbranden. Zij moesten
een elektrische tijdontsteking
maken. Sorlie stelde voor om
hiervoor een oude wekker te
gebruiken. Haukelid besloot dat
de explosieve lading in de boeg
van het schip zou worden
geplaatst, vlak onder de
waterlijn. Sorlie berekende dat
een gat van twee vierkante meter
voldoende moest zijn. Daardoor
zou genoeg water binnen stromen
om de veerboot van 493,6 BRT
snel te laten zinken en werd de
bemanning en passagiers nog een
paar minuten geboden om het
schip te verlaten. Hiervoor was
een explosieve massa nodig van
8,5 kg Een plaatselijke
verzetsman hielp bij het bouwen
van de ontsteking.
Met een auto die door
Lier-Hansen was geregeld reden
zij naar de haven. In de nacht
van 19 op 20 februari werd de
lading geplaatst. Haukelid,
Lier-Hansen en Sorlie slopen aan
boord. De veerboot zelf werd
niet bewaakt. Bij de haven waren
wel een aantal Duitse
wachtposten. Toen de Noren op
het schip kwamen werden zij
ontdekt door een bemanningslid. Lier-Hansen vertelde dat hij een
passagier was die de nacht aan
boord wilde doorbrengen. Iets
dergelijks gebeurde vaker. De
man geloofde hen echter niet en
bleef er op aandringen dat de
drie hun daadwerkelijke reden
zouden geven voor hun komst naar
het schip. Lier-Hansen had
inlichtingen ingewonnen over de
bemanning van het schip. De man
stond bekend als betrouwbaar.
Hij waagde het er daarom op en
verklaarde dat zij drie leden
van het verzet waren die iets
moesten verstoppen aan boord.
Het bemanningslid nam hiermee
genoegen. Na lang zoeken in het
ruim vonden zij een geschikte
droge plek tussen de spanten van
het schip. De bom werd geplaatst
en de ontsteking op scherp
gesteld en de wekkers werden om
10:45 uur gezet. Lier-Hansen
reed de groep naar Kongsberg.
Sorlie stapte onderweg uit en
trok weer de bergen in om zich
bij Skinnarland aan te sluiten.
Haukelid en Larsen namen de
trein naar Oslo.
De
veerpont begon, conform de
dienstregeling, om 9:45 uur aan
zijn overtocht. Even na 10:30
uur vond de explosie plaats. Er
spoot een waterfontein op aan
bakboord, ter hoogte van de
boeg. Direct maakte het schip
zwaar slagzij. Enkele minuten
later verdween de boeg onder de
golven. De goederenwagens gleden
van hun remmen en vielen over
boord. Na drie minuten stak
alleen de achtersteven nog boven
het water uit. Na vier minuten
was het schip geheel onder water
verdwenen. De bemanning slaagde
er niet in om de reddingsboten
te strijken. 29 opvarenden zagen
kans om overboord te springen en
werden gered. Achttien personen,
acht Duitse soldaten, zeven
bemanningsleden en drie
passagiers kwamen om het leven.
Vier vaten kwamen boven drijven,
omdat ze slechts half waren
gevuld. De overige vaten konden
niet geborgen worden door de
Duitsers.
De
betrokkenen bij de aanslag
ontkwamen allen aan Duitse
arrestatie. Nielsen lag vanwege
een blindedarmoperatie in een
ziekenhuis in Oslo. Hij kon er
volgens de Duitsers dan ook
niets mee te maken hebben.
Lier-Hansen hervatte zijn
dagelijkse werk gewoon en werd
nergens van verdacht. Haukelid
week uit naar Zweden. Hij
verbleef hier enkele weken en
ging toen weer naar Noorwegen.
Na
de oorlog is beweerd dat de
sabotageoperaties achteraf
gezien weinig zin hadden, omdat
de Duitsers toch niet in staat
waren geweest om een atoombom te
ontwikkelen. Na de Duitse
capitulatie bleek
inderdaad dat het onderzoek nog
niet ver gevorderd was, maar dit
konden de
geallieerden tijdens de
oorlog niet vermoeden. De
geallieerden beschikte over
weinig inlichtingen op dit
gebied en zij konden hierover
ook geen informatie inwinnen. Er
is door de Amerikanen overwogen
om een spion naar het Derde Rijk
te sturen om te proberen
informatie te vergaren over de
Duitse vorderingen in het
atoombomonderzoek. Hier is
echter van afgezien. Er werd
betoogd dat als een dergelijke
spion werd gestuurd, het zou
moeten gaan om iemand die veel
natuurkundige kennis had en die
ook op de hoogte was van de
Amerikaanse vorderingen op het
gebied van kernfysica. Als deze
gevangen was genomen, had deze
veel geheimen prijs gegeven aan
de Duitsers waardoor die juist
op de hoogte zouden zijn geraakt
van de Amerikaanse vorderingen.
De Amerikanen bleven er mede
daardoor lang van overtuigd dat
de Duitsers juist een voorsprong
hadden en durfden daarom,
begrijpelijk, geen enkel risico
te nemen.
Het is moeilijk om achteraf te
bepalen wat er zou zijn gebeurd
als de zwaar waterproductie niet
was gesaboteerd. Feit is dat als
het Derde Rijk een atoombom had
weten te verkrijgen, dit
catastrofale gevolgen zou hebben
gehad. Duitsland had begin 1945
500 liter zwaar water, wat niet
voldoende was voor een
kernreactor. Berekeningen tonen
aan dat hiervoor minimaal 5.000
kg zwaar water nodig was. In
sommige bronnen wordt overigens
aangegeven dat Albert Speer,
minister van bewapening, begin
1942 al weinig prioriteit meer
gaf aan het Duitse
atoombomproject, toen bleek dat
het lang zou duren voordat
resultaat kon worden verwacht.
Volgens de historici Gitta
Sereny en Ian Kershaw maakte
Speer deze beslissing pas in
1944 en speelde hierbij ook een
rol dat Duitsland op dat moment
kampte met een groot tekort aan
grondstoffen. De wetenschappers
in het derde Rijk hebben
uiteindelijk wel een kernreactor
gebouwd, maar deze is nooit
kritisch geworden.
Knut Haugland, Joachim Ronneberg,
Birger Stromsheim, Knut
Lier-Hansen en Jens Anton
Poulsson
Aan de moed van de deelnemende
mannen kan niemand twijfelen.
Toen Winston Churchill de
rapporten las over de
sabotageoperatie drong hij aan
op onderscheidingen "voor
deze dapperen". Haukelid en
Ronneberg werden onderscheiden
met een Distinguished Service
Order. De overige leden van
het team kregen de Military
Medal. Skinnarland kreeg
voor zijn bijdrage een
Distinguished Service Medal.
Alle deelnemende Noren werden
onderscheiden met het
Krigskorset med Sverd,
(oorlogskruis met zwaarden) de
hoogste Noorse militaire
onderscheiding. Onder zeer
moeilijke omstandigheden hebben
zij een buitengewone prestatie
geleverd. Veel historici zoals
Antony Beevor en Max Hastings
bestempelen het als de meest
succesvolle sabotageoperatie
tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De historicus Antony Beevor
verklaarde hier over:
"Duitse wetenschappers waren
weliswaar nog lang niet zover
dat ze een atoomwapen konden
maken, maar de geallieerden
konden zich op dit terrein geen
risico's veroorloven. De zes
Vemork-operaties waren hoe dan
ook de succesvolste
sabotageacties van de gehele
oorlog."
Operatie Gunnerside is
voer voor veel boeken en films
geweest. Reeds in 1948 verscheen
de Noors-Franse film 'Kampen
om tungtvannet'. Opvallend
is dat in deze film een aantal
acteurs zichzelf speelde, onder
wie Poulsson en Kjelstrup. In
1965 verscheen de Britse film
'The Heroes of Telemark',
die echter weinig met de
waarheid van doen heeft. Als
reactie hierop werd in 2003 de
documentaire 'The Real Heroes
of Telemark' uitgebracht
door de BBC. Hierin wordt het
ware verhaal verteld met daarbij
de nadruk op de winter die
Poulsson en zijn metgezellen
doorbrachten op Hardangervidda. De op dat
moment nog in leven zijnde
commando's werkten mee aan deze
serie. In 2015 werd in Noorwegen
een miniserie uitgebracht, met
dezelfde naam als de film uit
1948, waarin het verhaal opnieuw
werd verteld. In het Engels
wordt deze serie aangeduid als
'The Heavy Water war'. In
2010 wijdde de Zweedse Power
Metal Band Sabaton het
nummer genaamd 'Saboteurs'
aan de operatie.
Syverstad en Tronstad kwamen op
11 maart 1945 om bij een
schietpartij met Duitse troepen
tijdens een SOE-operatie in
Noorwegen. De overige deelnemers
aan operatie Gunnerside
en het tot zinken brengen van de
Hydro zouden de oorlog
overleven. Idland stierf in
1968. Haukelid in 1994,
Kjelstrup en Storhaug in 1995 en
Einar Skinnarland in 2002.
Helberg overleed op 6 maart
2003, vlak na de zestigste
herdenking van operatie
Gunnerside, waarbij alle toen
nog levende commando's aanwezig
waren. Lier-Hansen stierf in
2008, Haugland en Kayser in
2009, Poulsson in 2011 en
Stromsheim in 2012 op 101-jarige
leeftijd. Joachim Ronneberg is
thans (2018), als enige van de
deelnemende commando's, nog
steeds in leven. Hij is
inmiddels 98.